Functieleer - H2

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/51

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

52 Terms

1
New cards

Blinde vlek

Thv optische zenuw, geen lichtgevoelige receptoren op deze plaats dus ook geen beeld

2
New cards

Fixatie

Registratie, het oog staat stil

3
New cards

Saccade

Sprongen, het oog beweegt; 2 à 4 per seconde

4
New cards

Smearing

Het beeld wordt uitgeveegd door projectie van invallend licht terwijl de oogbol draait naar een nieuwe positief (tijdens saccade)

5
New cards

Saccadische suppressie

Actieve onderdrukking door hersenen die op dat moment de prikkels die binnenkomen negeert, het oog neemt even niet waar en je bent even blind

6
New cards

Sequentiële retinale input

Opeenvolging van fixaties die maar korte samples zijn van verschillende plaatsen uit het visueel veld; ontstaan van ‘gaps’ die opgevuld worden tijdens verwerking door ‘filling-ins’

7
New cards

Gewaarwordingen

Prikkels zoals ze geregistreerd worden door het zintuig

8
New cards

Waarneming

De verwerking en interpretatie van de prikkels

9
New cards

Proximale stimuli

Nabije prikkels, zoals geregistreerd thv het eigen lichaam

10
New cards

Distale stimuli

Externe oorzaken van prikkels in buitenwereld, zoals ze geïnterpreteerd worden tijdens de waarneming

11
New cards

Psychofysica

Wetenschap van meting van elementaire gewaarwordingen (sensoriële), samenhang tussen fysische grootheden en intensiteit van gewaarwordingen en ontwikkeling van wetenschappelijke methoden hiervoor

12
New cards

Outer psychophysics

Relatie tussen intensiteit van fysische prikkels (meetbare lichtinval, geluidssterkte) (R) en intensiteit overeenkomende sensatie (S)

13
New cards

Inner psychophysics

Relatie tussen intensiteit neurale excitatie (sterkte elektrische hersenactiviteit) en intensiteit overeenkomende sensatie

14
New cards

Drempel

Een grenswaarde tussen stimuli die één soort respons uitlokken en stimuli die een ander soort respons uitlokken; overgang tussen ene en andere respons

15
New cards

Absolute drempel (RL)

Algemeen begrip; grenswaarde die overgang markeert tussen afwezigheid en aanwezigheid van sensatie (van niets waarnemen naar wel iets waarnemen door hogere prikkelintensiteit)

16
New cards

Differentiële drempel (DL)

Vanaf boven absolute drempel; kleinste toegevoegde stimulusintensiteit die toelaat om een verschil waar te nemen (eens boven drempel, kan kleine extra prikkel leiden tot andere waarneming)

17
New cards

Onderdrempel

Vorm van absolute drempel; minimale stimulusintensiteit (of signaalsterkte) die nodig is om waargenomen te worden (= laagste absolute drempel)

18
New cards

Bovendrempel

Vorm van absolute drempel; maximale stimulusintensiteit (of signaalsterkte) die toegelaten is om waargenomen te worden (= hoogste absolute drempel)

19
New cards

Onzekerheidsinterval

Interval van vergelijkingsstimuli die zo dicht bij de standaardstimulus liggen dat er onzekerheid bestaat omtrent de grootte van de vergelijkingsstimulus in vergelijking met de standaardstimulus

20
New cards

Wet van Weber

De stimulusintensiteit moet met een constante fractie van zijn waarde verhoogd worden om een juist merkbaar verschil te bekomen

21
New cards

Weberfractie / Weberconstante (k)

Het percentage dat aan een intensiteit toegevoegd moet worden om het kleinst merkbare verschil te veroorzaken

k = ∆R/R

22
New cards

Wet van Weber-Fechner

Om de sterkte van de gewaarwordingen (S) te laten toenemen als een rekenkundige reeks (= opgeteld met een constante) moet men de stimulusintensiteit (R) laten toenemen volgens een meetkundige reeks (= vermenigvuldigen met een vaste factor)

23
New cards

Signaaldetectietheorie

Manier om enkel de gevoeligheid te meten, onbeïnvloed door de antwoordtendens

24
New cards

Gevoeligheid (sensitivity)

De mate waarin proefpersonen een onderscheid kunnen maken tussen signaal- en gissingsbeurten

SENS = v(u(H) - u(F)) → d’ = z(H) - z(F)

25
New cards

Antwoordtendens (response bias)

De mate waarin proefpersonen geneigd zijn om één antwoord meer te geven dan het andere

BIAS = v(u(H) + u(F)) → c = -0.5 × (z(H) + z(F))

26
New cards

Criteriumwaarde c

Een plaats op een beslissingscontinuüm waar de proefpersoon voor zichzelf beslist om de lat te leggen (waaronder ‘nee’ en waaronder ‘ja’)

27
New cards

Simple cells

Reageert enkel op heel specifieke stimuluskarakteristieken, smal responsbereik (buiten responsbereik geen antwoord)

28
New cards

Complex cells

Reageert op meer verschillende stimuluskarakteristieken, breed responsbereik (buiten responsbereik geen antwoord)

29
New cards

Hypercomplex cells

Reageert enkel als prikkel overeenkomt met grootte veld

30
New cards

Neuronen als ‘feature detectors’

Ze signaleren de basale kenmerken van een klein stukje stimulus in hun receptief veld (kenmerken prikkels zitten ingebakken in systeem van daarvoor gevoelige neuronen)

31
New cards

Retinotopie

De plaats in het visuele veld waar de prikkel aanwezig is, wordt ook gecodeerd

32
New cards

Re-entrant processing

Combinatie van top-down met bottom-up informatie

33
New cards

Perceptuele organisatie

Een verzameling processen die instaan voor het organiseren van de fragmentarische proximale stimuli, in grotere, gestructureerde, samenhangende gehelen die geïnterpreteerd kunnen worden

34
New cards

Gabor display

Een verzameling van willekeurige lijnen waarin de omtrek van bestaande voorwerpen verstopt wordt

35
New cards

Attractiefunctie

Relatieve keuze voor bepaalde oriëntatie neemt exponentieel af bij toename relatie afstand in die richting

36
New cards

Pure Distance Law (Kubovy et al., 1998)

Groeperingssterkte neemt exponentieel af ifv groter wordende afstand

37
New cards

Probleem van grootteconstantie

Hoe kan je zien dat iets in werkelijkheid eenzelfde fysische grootte heeft met steeds wisselende groottes in het netvliesbeeld?

38
New cards

New Look Psychology

Sterke nadruk op rol van subjectieve factoren en persoonlijke waarden bij waarneming

→ overgangsperiode behaviorisme - cognitieve psychologie

39
New cards

Recovery problem

3D-dimensie wordt afgeleid uit 2D-input maar ‘ill-poses problem’

→ elke waarneming als vraagstuk met te veel onbekende

→ typische oplossingsstrategie: bijkomende assumpties maken over onbekenden

40
New cards

Probleem van vormconstantie

Hoe kan je zien dat iets in werkelijkheid eenzelfde fysische vorm heeft met steeds wisselende vormen in het netvliesbeeld

41
New cards

Necker-Kubus

Ambigue lijntekening die gezien kan worden als 2 verschillende kubussen met verschillende ruimtelijke posities

42
New cards

Onmogelijke figuren

Ambigue lijntekening die visueel systeem spontaan in 3 dimensies interpreteert, ook als dit leidt tot objecten die in echte 3D-wereld onmogelijk zijn

43
New cards

Posterior

Kans op bepaalde 3D-hoek, gegeven bepaalde 2D-hoek

44
New cards

Likelihood

Kans op bepaalde 2D-hoek, gegeven bepaalde 3D-hoek

45
New cards

Prior

Onvoorwaardelijke kans op voorkomen 3D-hoek → in echte wereld is kans het grootst op hoek van 90°

46
New cards

Normaliseringsconstante

Onvoorwaardelijke kans op voorkomen 2D-hoek

47
New cards

Theorema van Bayes

Posterior = (likelihood x prior) / normaliseringsconstante

48
New cards

Objectherkenning

Het semantisch herkennen van de identiteit van een voorwerp of het kunnen aangeven tot welke basiscategorie van voorwerpen het behoort

49
New cards

Matching

Overeenkomst vinden tussen ‘online’ berekende objectvoorstelling en ‘offline’ gestockeerde objectvoorstelling

50
New cards

Non-accidental properties (NAPs)

Brug tussen perceptuele organisatie en objectherkenning

51
New cards

General viewpoint assumption

Bij veronderstelling van algemeen standpunt mag regelmaat in beeld gebruikt worden om gelijkaardige regelmaat in scène af te leiden

52
New cards