1/56
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Ademhalingsstelsel
Bestaat uit de organen luchtpijp, bronchiën en longen; de taak is: zuurstof opnemen uit de lucht en koolstofdioxide afgeven aan de lucht.
Aders
Bloedvaten met dunne wanden, die het bloed van de organen terugvoeren naar het hart.
Aorta
Grootste slagader; voert zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkamer in de richting van alle organen, behalve de longen.
Bloedplasma
Lichtgele vloeistof in je bloed; hierin zitten voedingsstoffen en afvalstoffen opgelost.
Bloedvatenstelsel
Bestaat uit de organen hart en bloedvaten; de taak is: het vervoeren van stoffen naar en van alle organen in je lichaam.
Boezems
Twee bovenste ruimtes in je hart.
Borstademhaling
Het bewegen van je ribben om te ademen.
Buikademhaling
Het bewegen van je middenrif om te ademen.
Bronchiën
Vertakkingen van de luchtpijp.
Cellen
Kleine 'bouwsteentjes' waaruit mensen, dier en planten bestaan.
Celkern
Rond bolletje in de cel dat alles regelt wat er in de cel gebeurt.
Celmembraan
Dun vlies aan de buitenkant van een cel.
Cholesterol
Vetachtige stof die aan de wanden van bloedvaten plakt, waardoor het bloedvat nauwer wordt; het bloed stroomt daardoor minder goed.
Cytoplasma
Dikke vloeistof waarin de celkern dobbert.
Energie
Heb je nodig om actief te zijn en om warm te blijven; energie komt vrij bij de verbranding van glucose.
Gaswisseling
Uitwisselen van gassen in de longblaasjes: zuurstof gaat vanuit de lucht in de longblaasjes naar het bloed, koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de lucht in de longblaasjes.
Glucose
Belangrijkste energierijke voedingsstof (brandstof) voor de verbranding.
Grote bloedsomloop
Bloed stroomt vanuit de linkerkamer, via een orgaan, naar je rechterboezem; de functie is onder andere het afgeven van zuurstof aan de cellen en het opnemen van koolstofdioxde.
Haarvaten
Kleinste en dunste soort bloedvaten; hier worden stoffen uitgewisseld tussen het bloed en de cellen van een orgaan.
Hartinfarct
Door een vernauwing in een kransslagader komt er onvoldoende bloed bij het hart: een stukje hart(spier) sterft dan af.
Hartkleppen
Kleppen tussen boezems en kamers; voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de boezems.
Hartslag
Pompbeweging van het hart: boezems trekken samen - kamers trekken samen - hartpauze.
Hemoglobine
Rode kleurstof in de rode bloedcellen; hieraan hecht zuurstof zich vast.
Holle aders
Twee grote aders, die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem van het hart voeren.
Kamers
Twee onderste ruimtes in je hart.
Keelholte
Hierin komt de ingeademde lucht vanuit je neusholte en mondholte.
Kleine bloedsomloop
Bloed stroomt vanuit de rechterkamer, via je longen, naar je linkerboezem; de functie is het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide.
Kleppen
Voorkomen dat bloed terugstroomt, doordat ze maar naar één kant open kunnen; kleppen zitten in ader en in en bij het hart.
Koolstofdioxide
Afvalstof van de verbranding van glucose; je geeft het af aan de lucht als je uitademt.
Kransaders
Aders die zuurstofarm bloed van het hart zelf naar een holle ader vervoeren.
Kransslagaders
Slagaders die het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorzien.
Longader
Ader die zuurstofrijk bloed van de longen naar de linkerboezem voert.
Longblaasjes
Blaasjes aan het einde van de luchtpijptakjes; hier gaat zuurstof naar het bloed en koolstofdioxide gaat uit het bloed.
Longen
In je longen gaat zuurstof vanuit de lucht in je bloed en koolstofdioxide vanuit je bloed naar de lucht.
Longslagader
Slagader die zuurstofarm bloed vanuit de rechterkamer naar de longen voert.
Luchtpijp
Hierin komt de lucht vanuit je keelholte.
Luchtpijptakjes
De kleinste buisjes aan het eind van de bronchiën; ze zitten in je longen.
Middenrif
Stevig gespierd vlies tussen je borstholte en buikholte.
Mondholte
Hier komt de lucht je lichaam binnen als je door je mond inademt.
Neusholte
Binnenkant van je neus, waarlangs de lucht binnenkomt als je door je neus inademt; de neusholte is bekleed met slijmvlies.
Orgaanstelsel
Aantal organen in het lichaam die samenwerken aan dezelfde taak.
Organen
Delen van het lichaam met een bepaalde taak.
Rode bloedcellen
Cellen in het bloed die zuurstof vervoeren.
Romp
Lichaam zonder hoofd, armen en benen; bestaat uit de borstholte en de buikholte.
Slagaderkleppen
Kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta; ze voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de kamers.
Slagaders
Bloedvaten met dikke, gespierde wanden, die bloed van het hart naar de organen voeren.
Slijmcellen
Cellen in het slijmvlies die slijm maken.
Slijmvlies
Laagje cellen dat aan de binnenkant van je luchtwegen zit; het produceert slijm.
Spierstelsel
Bestaat uit al je spieren en heeft als taak je lichaam te laten bewegen.
Trilhaarcellen
Cellen in het slijmvlies van je luchtpijp en bronchiën met trilharen, die slijm met stofdeeltjes naar de keelholte duwen.
Uitscheiding
Verwijderen van afvalstoffen uit je bloed en daarna uit je lichaam.
Uitscheidingsorganen
Organen die afvalstoffen verwijderen: nieren, longen en huid.
Verbranding
Afbreken van glucose met behulp van zuurstof; er komt energie bij vrij; de verbranding in een schema: glucose + zuurstof --> koolstofdioxide + water + energie.
Verteringsstelsel
Bestaat uit onder andere slokdarm, maag en de dunne en dikke darm; de functie is het kleiner maken van grote voedingsstoffen zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.
Water
Afvalstof van de verbranding van glucose; je scheidt het uit via urine, door zweten en uitademen.
Zuurstof
Gas in de lucht die je inademt; is nodig voor de verbranding van glucose.
Zenuwstelsel
Bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen; de taak is het aansturen en laten samenwerken van je organen.