Termen uit WC2 tot WC08
Cardiaklieren
Nabij de maag, produceren slijm
Seromuceuze klieren
Vooral te vinden in de pharynx, combinatie tussen muceuze en sereuze klieren
Gastro-esophagol junction
Overgang van meerlagig plaveiselepitheel (slokdarm) naar eenlagig cilinderepitheel (maag)
Pepsine
Breekt eiwitten af tot kleinere moleculen, wordt inactief afgescheiden (actief na contact met maagzuur)
Mucus in de maag
Beschermd de maagwand tegen pepsine én maagzuur
HCO3-
Neutraliseert maagzuur, word geproduceert door slijmnapcellen
Slijmnapcellen
Maken slijm & HCO3- voor bescherming maagepitheel
Pariëtale cellen
Maken HCL
Mukeuze halscellen
Vormen koolhydraatrijk secreet
Hoofdcellen (zymogenen)
Produceren pepsinogeen (pepsine)
Entero-endocriene cellen
Afgifte hormonen voor rol spijsvertering
Intrinsic factor
Zorgt voor opname vitamine B12
Gastrine
Geactiveerd als voedsel in de maag komt, zorgt dat hoofdcellen pepsine maken en wandcellen HCL maken. (stimuleert de afgifte van maagsap of zoutzuur door pariëtale cellen)
Cholecytokinine
Secretie gal & alvleessap, productie zymogenen
Secretine
Voor remming gastrine, geproduceert door duodenum na contact met maagzuur. Produceert bicarbonaat en HCO3-
Klieren van Brunner
Maken alkalisch secreet voor de neutralisatie van maagzuur
Plooien van Kerckring
Plooien in de duodenum en jejenum
Plaques van Peyer
Groepen lymfocyten in de dikke darm, onderdeel van GALT/MALT. (Zit in de ileum)
Mesenterium
Verbind en voedt de darmen, bevat vena en arterie
Slijmbekercellen (golbet cellen)
Veel aanwezig in de maag, zorgt voor opname water voor indikken feces
Cellen van Paneth
Maken lysozymen, helpt met afweer en darmflora
Plexus
Zenuwgebied, zorgt voor contractie
Glandula parotis
Speekselklier vóór het oor
Glandula submandibularis
Speekselklier bij de nek
Glandula sublingualis
Speekselklier onder de tong
Glandula salivaria
Speekselklier
Myoepitheel
Dunne laag spierweefsel om klieren heen om inhoud eruit te duwen
Papil van Vater
Afvoerbuis die uitloopt in de duodenum
α-cellen
Maakt glucagon, stimuleert lever pm glucose vrij te maken uit glycogeen
ß-cellen
Maakt insuline, stimuleert opname/opslag van glucose = bloedsuikerspiegel daalt
σ-cellen
Maakt somatostatine, reguleert insuline en glucagon productie
PP-cellen
Maakt pancreas polypeptide, reguleert enzymen in de pancreas
Eilandjes van Langerhans
Endocrien, bevatten α-, ß-, σ- en PP-cellen
Driehoekje van Kierman (bevat: boven naar onder)
Vena Porta
Afvoerbuis (galafvoergang)
Arteria Hepatica
Longvlies
Pleura
Respiratoir epitheel
Pseudomeerlagig cilinrisch, in de longen
Pneumocyte type 1
Plat en dun
Pneumocyte type 2
Bol en dik
Alveolaire macrofagen
Macrofaag immuuncellen in de longen, ook wel ‘zwevende cellen‘ genoemd
JGA (Juxtoglomulair Apparaat)
Verantwoordelijk voor bloeddrukregulatie
Proximale tubulus
Hier vind actieve reabsorptie plaats van water en glucose, bevat microvili, hoog kubisch
Lis van Henle
Plat plaveisel epitheel, U vormige buis
Distale tubulus
Macula densa, laag kubisch geen microvili, actieve reabsorptie va Na+ en Cl-, hanteert zuur-base evenwicht
Ductus colligens (verzamelbuis)
Eenlagig kubisch, regulatie osmolariteit
Macula densa
Na+ sensor, onderdeel van JGA, hoort bij distale tubulus
Eicel
Oöcyt
Granulosa cellen (binnenrand)
produceren voorlopers oestrogeen
Theca cellen (buitenrand)
produceren progesteron en voorlopers oestrogeen
Squamo-columnar junction
Overgang in baarmoeder van cilinrisch (endocervix) naar meerlagig plaveisel (ectocervix)
Anorectal junction
Overgang van cilindrisch epitheel (rectum) naar meerlagig plaveisel epitheel (anus)
Thymus
Hier worden T-cellen ontwikkeld
Beenmerg
Hier worden B-cellen ontwikkeld
Embolus
Bloedpropje
Functie van gal
Dit is een spijsverteringsvloeistof wat gemaakt word door de lever en wordt opgeslagen in de galblaas. De belangrijkste functie is om te helpen bij de vertering en opname van vetten in de dunne darm