kunst algemeen modernisme H8 | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/70

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

71 Terms

1
New cards

abstract

Benaming voor kunst waarin de werkelijkheid niet op een herkenbare manier wordt gerepresenteerd. In de beeldende kunst heet dit non-figuratieve kunst. Vormgevingsaspecten spelen een eigen, zelfstandige rol.

2
New cards

animatiefilm

Filmtechniek waarbij stilstaande beelden één voor één worden opgenomen en zo worden samengevoegd dat er een illusie van beweging ontstaat. Er kunnen verschillende technieken worden toegepast, zoals tekenfilm, stopmotionfilm, kleianimaties, en tegenwoordig ook allerlei digitale animatietechnieken.

3
New cards

atonaal

Benaming voor muziek die niet in een bepaalde toonsoort is gecomponeerd. De samenhang tussen de melodietoon en de grondtoon van de toonladder, zoals dat volgens de harmonieleer hoort, wordt losgelaten.

4
New cards

attractiemontage

Montagetechniek waarbij de betekenis van een filmbeeld wordt bepaald door meteen erna een ander beeld te laten zien. Dat andere beeld lijkt niets te maken te hebben met het eerste beeld, maar geeft het toch betekenis. Voor het eerst gebruikt door Eisenstein.

5
New cards

Ausdruckstanz

Duitse expressionistische dans tussen 1920 en 1950. Academische regels worden genegeerd en pantomime geïntegreerd om de dans een grotere uitdrukkingskracht te geven.

6
New cards

avant-garde

Letterlijk: voorhoede. Benaming voor kunstenaars die tussen 1900 en 1950 experimenteren met vernieuwing op het gebied van kunst en cultuur, zich verzetten tegen de geldende maatschappelijke en culturele orde en hun tijd (ver) vooruit zijn.

7
New cards

Bauhaus

Internationaal georiënteerde kunstopleiding, opgericht in 1919 in Weimar (Duitsland). Nadruk op samenwerking tussen de verschillende kunstdisciplines, toegepaste kunsten en industriële vormgeving. Richtingbepalend voor latere kunstopleidingen. Op last van de fascistische regering in 1933 gesloten.

8
New cards

bigband

Groot muziekensemble bestaande uit 12 tot 25 muzikanten, vooral geassocieerd met jazz. Populair tussen 1930 en 1950, de jaren van de swing. Belangrijke instrumenten voor de bigband zijn saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie.

9
New cards

biomechanica

Door de Rus Meyerhold rond 1920 ontwikkelde bewegingsleer voor toneelspelers. Training om het menselijk lichaam op mechanische wijze - als een machine - te kunnen inzetten op het toneel. Het lichaam wordt meer als materiaal gezien dan als een expressief middel.

10
New cards

blues

Een van de oudste vormen van zwarte Amerikaanse muziek, ontstaan tegen het einde van de negentiende eeuw. De blues kent vaste regels, zoals het twaalfmatig akkoordschema, het vaak slepende tempo, de drieregelige coupletten en de droevige inhoud.

11
New cards

boogiewoogie

Een pianospeelstijl vanaf 1900 in de Verenigde Staten. Het is een ritmische speelstijl waarbij de linkerhand een zeer strak ritme speelt en de rechterhand allerlei bluesloopjes in verschillende maatvoering mag spelen.

12
New cards

cabaret

Voorstelling met sketches en liedjes. Ontstaan rond 1880 in de café's in Parijs (café chantant). Vaak worden in cabaret actualiteiten op de hak genomen.

13
New cards

cadavre exquis

Surrealistische techniek, toepasbaar in o.a. poëzie en de beeldende kunst, waarbij toeval bepaalt welke woorden en/of beelden gecombineerd worden. Het doel is om fantasieteksten of beelden te laten ontstaan die met gezond verstand nauwelijks voor te stellen zijn.

14
New cards

Chicago-stijl

Jazzmuziek uit de jaren 20 waarin de gitaar en de contrabas belangrijke instrumenten zijn, naast drums, trompet, trombone en vleugel. De muzikanten hebben elk hun eigen solo-improvisaties.

15
New cards

CIAM

Congrès Internationaux d'Architecture Moderne. Internationale organisatie voor het opstellen van richtlijnen voor vernieuwing in de architectuur die rekening houdt met sociale, economische en technische mogelijkheden. In Nederland is 'Het Nieuwe Bouwen' verwant aan CIAM.

16
New cards

collage

Benaming voor tweedimensionale kunstwerken waarbij knipsels, foto's en dergelijke geplakt zijn op een ondergrond (drager), al dan niet in combinatie met een schildering of tekening. Veel gebruikte techniek bij kubisme, dada en surrealisme.

17
New cards

comedyfilm

In de tijd van de stille film (tussen 1900 en 1930) wordt met 'comedyfilm' vooral de slapstick bedoeld: lachfilms waarin grappige lichamelijke acties (struikelen, uitglijden over een bananenschil, etc.) aaneengeregen worden tot een verhaal zonder veel betekenis. Vanaf 1930 wordt het woord comedy in de filmwereld meer geassocieerd met het genre komedie zoals dat in de theaterwereld bekend is.

18
New cards

conceptuele kunst

Kunst waarbij niet de esthetiek of de vorm, maar het idee of het artistieke concept dat de kunstenaar wil overbrengen vooropstaat. Komt sterk op vanaf 1960.

19
New cards

constructivisme

Kunststroming uit Rusland vanaf 1915. Abstracte, veelal ruimtelijke kunst met het accent op (experimenteel) materiaalonderzoek en constructie (fabrieksmatige productie). Vanaf 1917 vooral ontwerpen voor toegepaste kunst, zoals architectuur met veel staal en glas (voor transparantie), abstracte en geometrische vormen en zonder versieringen. Vanaf 1920 verspreidt de invloed van het constructivisme zich over de rest van Europa.

20
New cards

dada

Internationale artistieke beweging tussen 1916 en 1924 op het gebied van literatuur, beeldende kunst, muziek en theater, ontstaan als reactie op de Eerste Wereldoorlog. Benadrukt toeval, spontaniteit, absurditeit en is afkerig van theorie, antiburgerlijk en anti-intellectueel.

21
New cards

De Stijl

Groepering Nederlandse kunstenaars tussen 1917 en 1932 rond het tijdschrift 'De Stijl'. Gaat uit van strenge vormgeving met een zekere voorkeur voor geometrie en primaire kleurvlekken. Formuleert uitgangspunten voor beeldende kunst, architectuur en toegepaste vormgeving.

22
New cards

dissonant

Een samenklank die schril (niet harmonieus) klinkt.

23
New cards

dixieland

Jazzmuziek van orkesten waarin niet-zwarte muzikanten spelen, genoemd naar het (witte) orkest dat ooit de eerste jazzmuziek op de grammofoonplaat zette. Dixieland wordt gespeeld in vierkwartsmaat. De banjo, piano en slagwerk spelen meestal alle vier tellen van de maat. De basinstrumenten (contrabas of tuba, eventueel samen met de linkerhand van de piano) spelen afwisselend twee of vier tellen in de maat. dodecafonie Zie twaalftoonsmuziek.

24
New cards

Entartete Kunst

Benaming die door fascistische leiders wordt gebruikt voor modernistische kunst die zij 'ontspoord' vinden. Uit in beslag genomen werk wordt de tentoonstelling 'Entartete Kunst' samengesteld.

25
New cards

episch theater

Theatervorm, ontwikkeld door Bertolt Brecht, die in de jaren twintig in Duitsland ontstaat met een duidelijke politiek-maatschappelijke achtergrond. Maakt gebruik van vervreemding om ervoor te zorgen dat het publiek zich niet door emotie laat meevoeren maar kritisch en met verstand blijft kijken.

26
New cards

expressionisme

Algemene benaming voor kunst tussen 1900 en 1920 die de nadruk legt op een ongeremde uitdrukking van emotie en gevoel. Bij alle kunstdisciplines leidt expressionisme tot het loslaten van oude regels die het rechtstreeks uitdrukken van emotie alleen maar in de weg staan.

27
New cards

fonograaf

Toestel om geluiden op te nemen met behulp van een wasrol.

28
New cards

functionalisme

Denkwijze in de 20ste-eeuwse architectuur en vormgeving waarbij de functie van een object, bouwonderdeel of gebouw als uitgangspunt wordt genomen voor de vormgeving. Alleen functionele aspecten bepalen het uiterlijk: 'form follows function'. Alle decoraties kunnen worden weggelaten: 'less is more' futurisme Italiaanse brede artistieke stroming onder leiding van de publicist Marinetti rond de Eerste Wereldoorlog, met uitgangspunten voor alle vormen van kunst. De stroming provoceert doelbewust het publiek, wil dat de kunst zich richt op de dynamiek en snelheid die hoort bij het moderne leven en maakt gebruik van fragmentatie als artistiek middel.

29
New cards

Gesamtkunstwerk

Streven naar een operavorm waarin alle kunstvormen — dichtkunst, muziek, handeling en vormgeving — in volmaakte harmonie zijn verenigd, beroemd geworden door Richard Wagner.

30
New cards

Grahamdans

Inmiddels traditionele moderne danstechniek, ontwikkeld door Martha Graham voor haar expressionistische en dramatische dans, gebaseerd op de tegenstelling contraction - release.

31
New cards

grammofoonplaat

Geluidsdrager in de vorm van een platte ronde schijf van schellak, later bakeliet en uiteindelijk (na de Tweede Wereldoorlog) vinyl. Aan beide kanten is een spiraalvormige groef geperst die van de rand naar dichtbij het midden loopt en waarin geluidsinformatie is opgenomen. De meest gebruikte wijze om muziek in grote oplage te verspreiden vanaf 1900 tot de opkomst van de CD in de jaren 80 van de vorige eeuw.

32
New cards

Harlem Renaissance

Culturele bloeiperiode en bewustwording van AfroAmerikanen ontstaan in en rond Harlem, New York rond 1920. Een 'Golden Age' die duurt tot ca. 1932 en zich vooral manifesteert in literatuur, muziek, theater en beeldende kunst.

33
New cards

het Nieuwe Bouwen

Benaming die in Nederland tussen 1925 en 1940 gebruikt wordt voor moderne architectuur beïnvloed door Bauhaus en CIAM. De architecten die ertoe gerekend worden, introduceren in Nederland een functionele bouwstijl waarin voor glas, staal en beton een belangrijke rol is weggelegd. Aandacht voor industrialisatie van de bouw en stedenbouwkunde.

34
New cards

jazz

Muziekstijl die vanaf ongeveer 1900 is ontwikkeld door de zwarte bevolking van de Verenigde Staten. Verspreidt zich geleidelijk onder andere bevolkingsgroepen. In de jazz hoor je resten van West Afrikaanse muziek, vooral de ritmes, die gecombineerd worden met westerse elementen. In eerste instantie wordt jazz voornamelijk geïmproviseerd. Soms bedoeld om op te dansen, soms als luistermuziek.

35
New cards

klassieke ballet

Danstechniek met vijf klassieke dansposities, vastgelegd door de Koninklijke Academie voor Dans (opgericht door Lodewijk XIV). In de romantiek aangevuld met dans op spitzen, grote zweefsprongen, lifts (tilwerk) en duetten. Wordt ook wel academisch ballet genoemd.

36
New cards

kubisme

Stroming in de beeldende kunst, ontwikkeld door Picasso en Braque, waarin vormen in de natuur teruggevoerd worden tot geometrische basisvormen. Kenmerkend is de combinatie van verschillende gezichtspunten. Dit heeft tot gevolg dat objecten worden opgedeeld in een veelheid aan fragmenten of facetten.

37
New cards

Labannotatie

Een notatiesysteem voor dans bedacht door Rudolf Laban. De gebruikte basissymbolen beschrijven de opeenvolgende posities van alle lichaamsdelen. De vorm en de arcering van de symbolen geven richting en intensiteit van de beweging aan, de lengte van de symbolen de timing (duur). Labannotatie wordt veel gebruikt in ballet.

38
New cards

landschap

In de beeldende kunst: werk (schilderijen, tekeningen, etc.) met het landschap (natuurlandschap, stadslandschap, zeelandschap) als belangrijkste onderwerp. Zelfstandig genre vanaf de vijftiende eeuw, populair in de zeventiende en negentiende eeuw.

39
New cards

libretto

Tekst van een opera, operette, oratorium, cantate of musical: het tekstboek.

40
New cards

Lindy Hop

Zwarte swingdans ontstaan in New York in 1927 na de succesvolle solovlucht van Charles Lindbergh over de Atlantische Oceaan. Een van de vele dansrages, zoals ook de charleston en boogiewoogie-dans, die elkaar in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw snel opvolgen.

41
New cards

modern dance

Verzamelnaam van danstechnieken gebaseerd op de Grahamdans, waarbij de regels van het klassieke ballet, zoals het buitenwaarts draaien en het ontkennen van de zwaartekracht, niet meer gelden

42
New cards

modernisme

Verzamelnaam voor nieuwe ontwikkelingen in de westerse kunsten in de eerste helft van de twintigste eeuw parallel aan snelle politieke, technologische en economische veranderingen in die periode. Kenmerkend is een radicale breuk met bestaande tradities en regels in de verschillende kunstdisciplines.

43
New cards

montage

Het verbinden van losse elementen tot een nieuw geheel. In de filmwereld: het aan elkaar plakken van de losse opnamen (shots) tot een doorlopend geheel. Door de montage krijgen filmbeelden hun betekenis, ontleend aan de beelden die er aan voorafgaan of op volgen. Montage bepaalt het ritme en het tijdsverloop van de film. In meer algemene zin is montage een begrip voor beeldende kunst, theater en muziek, waarbij losse fragmenten op een niet voor de hand liggende manier worden gecombineerd met andere fragmenten.

44
New cards

musicalfilm

Genre films waarin het verhaal deels verteld wordt door muziek, zang en dans uitgevoerd door de filmpersonages zelf als onderdeel van hun rol. De musicalfilm ontstaat in Hollywood na de introductie van de talkie in 1927. Veel musicals zijn bedacht als filmproductie en pas later als theaterstuk opgevoerd. Bollywood, de filmindustrie in India, draait op musicalfilms.

45
New cards

New-Orleans-jazz

Muziek ontstaan in New Orleans tussen 1900 en 1920 door het samensmelten van witte en zwarte muziekstijlen zoals spirituals, worksongs, ragtime, blues, kerkmuziek en marsmuziek. De muziek wordt gekenmerkt door collectieve improvisatie.

46
New cards

opera

Muzikaal drama voor zangstemmen en orkest waarbij de muziek en tekst belangrijk zijn. Zang, instrumentale muziek, dichtkunst, acteerkunst, decorkunst en vaak ook danskunst vormen de wezenlijke bestanddelen van de opera.

47
New cards

overall compositie

In de beeldende kunst een compositie waarin de gelijksoortige beeldfragmenten zonder rangorde op het vlak geplaatst zijn waardoor een patroon ontstaat dat eindeloos, ook buiten het kader, herhaald kan worden.

48
New cards

pantomime

Een vorm van toneelspelen waarbij acteurs een situatie of verhaal uitbeelden met overdreven of gestileerde gebaren, mimiek en lichaamstaal. De vaak wit geschminkte acteurs spreken niet en gebruiken vaak ook geen rekwisieten.

49
New cards

pianola

Zelfspelende piano, populair tussen 1900 en 1930. Muziekautomaten waarbij hamertjes met behulp van een pneumatisch systeem tegen de pianosnaren slaan, aangestuurd door verwisselbare papierrollen met gaatjes, volgens hetzelfde principe als de boeken van een draaiorgel. Pianola is aanvankelijk een merknaam, later soortnaam.

50
New cards

radiocantate

Korte compositie voor meerdere zangstemmen die is bedoeld om door de radio te worden uitgezonden.

51
New cards

ragtime

Gecomponeerde pianomuziek met in het ritme verrassende en afwijkende accenten. De begeleiding heeft een strak metrum, de melodie speelt hier tegenin. 'Ragged time' betekent 'verscheurde maat'.

52
New cards

readymade

Letterlijk: kant-en-klaar. Begrip in de beeldende kunst waarbij alledaagse voorwerpen tot kunst verheven worden. De bekendste kunstenaar die de readymade gebruikte is dadaïst Marcel Duchamp.

53
New cards

revue

Amusementstheater ontstaan in Frankrijk aan het einde van de negentiende eeuw. In de eerste jaren ligt het accent op grappige sketches waarin recente gebeurtenissen 'de revue passeerden'. In de loop van de twintigste eeuw verschuift het accent naar de groots opgezette dans-, zang- en variéténummers.

54
New cards

samples

In de muziek: fragmenten van bestaande opnamen die gebruikt worden om nieuwe composities mee te maken.

55
New cards

socialisme

Politieke stroming die streeft naar een maatschappij die gebaseerd is op sociale gelijkheid, solidariteit en een rechtvaardige verdeling van macht en goederen. Vertegenwoordigers: o.a. Karl Marx, Friedrich Engels en John Ruskin.

56
New cards

spiritual

Religieus lied van de zwarte Amerikaanse bevolking. Ontstaan in de negentiende eeuw op de plantages waar de zwarten als slaven werkten en beïnvloed door de psalmen van de witte bevolking. In vergelijking met de gospels ernstiger van toon en inhoud.

57
New cards

Stanislavski methode

Acteermethode, ontwikkeld door Stanislavski, die acteurs stimuleert zich volledig te vereenzelvigen met hun rol. Ontwikkeld om meer naturalisme en psychologische diepgang van de personages op het podium te bereiken. Na de Tweede Wereldoorlog in Amerika populair geworden in de Actors' studio, waar veel filmacteurs zijn opgeleid. Ook bekend als The Method.

58
New cards

stille film

Film zonder direct opgenomen geluid. De eerste films worden bij vertoning vaak begeleid door livemuziek of een verteller. Wordt ook wel 'stomme film' of 'zwijgende film' genoemd.

59
New cards

streamlining

Designstroming en stijl uit de jaren 1930-1950, afkomstig uit de Verenigde Staten. De stijl dankt de benaming aan de aerodynamische, ronde, glad afgewerkte druppelvormen van auto's, treinen, interieurs en zelfs huishoudelijke apparatuur, die een sterke suggestie van snelheid geven.

60
New cards

strijkkwartet

Muziekensemble bestaande uit vier personen: twee violisten, een altviolist en een cellist. De muziekstukken die voor deze ensembles zijn geschreven, worden ook strijkkwartet genoemd.

61
New cards

suprematisme

Schilderstijl tussen 1915 en 1924, ontwikkeld door de Russische kunstenaar Malevich. Volledig abstracte kunst met geometrische figuren als vormelementen met als doel het opwekken van pure (niet aan de werkelijkheid gekoppelde) gevoelens.

62
New cards

surrealisme

Beweging in beeldende kunst, literatuur en film tussen 1920 en 1940. Roept op tot het verbeelden en uitbeelden van dromen, visioenen en erotische fantasieën als hogere realiteit achter de uiterlijke verschijningsvorm. Beroept zich op de psychoanalyse van Sigmund Freud.

63
New cards

swing

Jazzvorm die zeer populair is van 1930 tot 1950. Swing is dansmuziek die wordt uitgevoerd door grote orkesten (bigbands), eventueel aangevuld met een zanger of zangeres. Het woord swing wordt ook wel gebruikt als werkwoord voor alle muziek die dansbaar klinkt.

64
New cards

symfonisch gedicht

Een muzikaal werk voor orkest, waarbij een buitenmuzikaal thema met muzikale middelen wordt verklankt, bijvoorbeeld een legende, schilderij of landschap. Vorm van programmamuziek, veelvoorkomend in de romantische muziek in de negentiende eeuw. Componisten: o.a. Hector Berlioz en Franz Liszt.

65
New cards

talkie

Populaire benaming voor de speelfilm met geluid. Tot 1927 zijn voornamelijk stille films in omloop gebracht. Vanaf 1927 hebben films gesynchroniseerd geluid. Dit is niet alleen voor speelfilms van grote betekenis, maar ook voor bijvoorbeeld filmjournaals en propagandafilms.

66
New cards

technicolor

Merknaam, maar later ook meer algemene benaming voor complexe bewerkelijke techniek tussen 1925 en 1950 om kleurenfilms te vervaardigen. Technicolor staat bekend om zijn verzadigde kleuren. In de jaren 40 van de vorige eeuw verdringt de kleurenfilm de zwart-witfilms.

67
New cards

theater van de wreedheid

Ruige theatervorm bedacht door Antonin Artaud. Door acteurs fysiek uit te putten probeert Artaud de rationele controle weg te nemen en hen te laten spelen vanuit het onderbewuste.

68
New cards

twaalftoonsmuziek

Een compositietechniek ontwikkeld door Schönberg die uitgaat van een toonreeks, opgebouwd uit de twaalf tonen binnen het octaaf. Voordat een toon herhaald wordt moeten eerst de andere elf tonen in een door de muzikant te bepalen volgorde zijn gebruikt. Sinds het begin van de twintigste eeuw.

69
New cards

variété

Ontstaan vanuit kroegen en cafés in de tweede helft van de negentiende eeuw. In vergelijking met de operahuizen en theaters heerst in de variété theaters een ongedwongen sfeer. Op het podium wisselen komische acts, pantomime en cabareteske zangnummers elkaar snel af (vandaar 'gevarieerd theater'). De bloeitijd van de variété theaters, vooral in de Verenigde Staten (vaudeville), Engeland en Frankrijk (music hall), is aan het begin van de twintigste eeuw en komt ten einde na de komst van de geluidsfilm.

70
New cards

vierde wand

Speelwijze waarbij de voorzijde van het toneel wordt opgevat als een denkbeeldige wand tussen het publiek en het podium. Acteurs spreken niet rechtstreeks tot het publiek, maar in realistische dialogen tot elkaar. Voor het eerst breed toegepast in het naturalistisch theater. Het effect wordt nog versterkt door de introductie van elektrisch licht, omdat acteurs door het frontlicht uit de zaal het publiek minder goed kunnen zien.

71
New cards

worksong

Werkliederen gezongen door slaven tijdens het werk. Om het werk te verlichten komen het ritme en tempo van de liederen overeen met de lichaamsbewegingen. Voorloper van de blues en jazzmuziek.