Duits: Module 3: Redemittel

Entschuldigung / Entschuldigen Sie, bitte.

Excuseer.

Ja, bitte?

Ja?

Wo finde ich hier ... [+ AKK]?

Waar vind ik hier ...?

Wo ist hier ... [+ NOM]?

Waar is hier ...?

Ich suche ... [+ AKK]

ik zoek ...

Wie komme ich zum (m./s.) / zur (w.) / zu den (Pl.) ...?

Hoe kom ik bij ...?

Können Sie mir sagen, wo ... [+ NOM] ist?

Kunt u mij zeggen waar ... is?

Es ist nicht weit von hier.

Het is niet ver van hier.

Wir sind jetzt in der Adalbertstraße.

We zijn nu in de Adalbertstraat.

Gehen Sie hier geradeaus.

Ga hier rechtdoor.

Fahren Sie nach links / rechts.

Rijd naar links / rechts.

Biegen Sie dann links / rechts ab.

Sla dan linksaf / rechtsaf.

an der Kreuzung links

aan het kruispunt links

Fahren Sie bis zur Kreuzung.

Rijd tot aan het kruispunt.

Fahren Sie bis zur Ampel.

Rijd tot aan het verkeerslicht.

Überqueren Sie die Straße / die Brücke.

Steek de straat / de brug over.

Gehen Sie am Park vorbei.

Ga voorbij het park.

Gehen Sie durch den Park.

Ga door het park.

Nehmen Sie die erste / zweite / dritte Straße links.

Neem de eerste / tweede / derde straat links.

Gehen Sie den Fluss entlang.

Ga langs de rivier.

Gehen Sie um die Kirche.

Ga rond de kerk.

Im Kreisverkehr nehmen Sie die zweite Ausfahrt.

Op de rotonde neemt u de tweede afslag.

Geradeaus bis zum Ende der Straße.

Rechtdoor tot het einde van de straat.

Es ist in der Nähe.

Het is in de buurt.

Es ist gerade um die Ecke.

Het is net om de hoek.

Es liegt auf der linken / rechten Seite.

Het ligt aan de linker- / rechterkant.

Es liegt direkt gegenüber ... [+ DAT]

Het ligt recht tegenover ...

Es tut mir leid, aber ich bin selber fremd hier.

Het spijt me, maar ik ben ook niet van hier.

Tut mir leid, ich kenne mich hier nicht aus.

Sorry, ik ken de weg hier niet.

Das weiß ich leider selber nicht.

Dat weet ik helaas zelf niet.

(Ich habe überhaupt) keine Ahnung (davon).

(Ik heb hoegenaamd) geen idee.

Ich habe keine blasse Ahnung.

Ik heb geen flauw idee.

Können Sie etwas langsamer sprechen,bitte?

Kunt u iets trager spreken a.u.b.?

Können Sie das wiederholen, bitte?

Kunt u dat herhalen a.u.b.?

Wie bitte?

Sorry?

Vielen Dank! / Herzlichen Dank.

Hartelijk dank!

Gern geschehen. / Bitte. / Keine Ursache.

Graag gedaan.

Auf Wiedersehen! / Tschüss!

Tot ziens!

Ich möchte eine einfache Karte, bitte.

Ik zou een enkel ticket willen a.u.b.

Ich möchte eine Rückfahrkarte.

Ik zou een retourticket willen.

Wann fährt der nächste Zug ab?

Wanneer vertrekt de volgende trein?

Wann kommt der Zug an?

Wanneer komt de trein aan?

Bekomme ich auch (eine) Ermäßigung?

Krijg ik ook korting?

Können wir mit (der) Karte zahlen?

Kunnen we met de kaart betalen?

Muss ich umsteigen?

Moet ik overstappen?

Hier sind siebzig Euro. Das stimmt so.

Hier is zeventig euro. Het is OK. (fooi)

Fahren Sie erste oder zweite Klasse?

Rijdt u eerste of tweede klasse?

Der Zug fährt ab Gleis sieben.

De trein vertrekt op spoor zeven.

Der IC hat eine Viertelstunde Verspätung.

De IC heeft een kwartier vertraging.