1/46
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
hyperthermie
te hoge lichaamstemperatuur
hypothermie
te lage lichaamstemperatuur
pilo erectie
het rechtop staan vd haartjes
cutis
huid
subcutis
onderhuids bindweefsel
epidermis
opperhuid opgebouwd uit epitheelweefsel
dermis
lederhuid, opgebouwd uit bindweefsel
capillairen
haarvaatjes
transpiratie/perspiratie
zweten
granula
korrel
naevus
vlek
naevus maternus
moedervlek
de huid als orgaan
grootste orgaan vh menselijk lichaam
maakt 1/6de v totale lichaamsgewicht uit
verschillende weefsels
eigen functie waaraan bouw is aangepast
opbouw huid
epidermis = uitwendige epitheel
dermis = bindweefsel
hypodermis/subcutis = losmazig bindweefsel vd onderhuidse laag: scheiden v dieper gelegen weefsels of organen
meestal niet als onderdeel vd huid beschouwd, maar via bloedvaten, zenuwen en bindweefselvezels nauw met dermis vervlochten
accesoire structuren: haren, nagels, klieren


epidermis
= opperhuid
bestaat uit meerlagig verhoornend plaveiselepitheel
stratum basale = onderste cellaag
stratum spinosum = stekelcellenlaag
stratum granulosum = korrellaag
stratum lucidum = heldere laag
stratum corneum = hoornlaag
stratum basale
= germinatieve laag: cellen in laag zijn levende cellen die kunnen delen: nieuw gevormde cellen schuiven naar opp vh epidermis en platten hierbij af en verhoornen == huid na 28dagen volledig vervangen
onderste cellaag
cuboïdale cellen
melanocyten
ongedifferentieerde stamcellen die voortduren delen en zo nieuwe epitheelcellen vormen
melanocyten
cellen die in staat zijn om melanine aan te maken
= pigment dat bescherming biedt tegen werking vh zonlicht
bevindt zich in het stratum basale
stratum spinosum
= stekelcellenlaag
via uitsteeksels in verbinding met naburige cellen
celdeling enkel voorkomen bij beschadiging vd huid
stratum lucidum
= heldere laag
afgeplatte cellen
bevatten kleurloze voorstadium van keratine
stratum corneum
= hoornlaag
meest opp laag
bestaat uit: platte, dode cellen die veel keratine bevatten
afgestorven cellen slijten af door aanraking, druk, wrijving
basaalmembraan
vormt dunne laag die scheiding geeft tussen het epidermis en de dermis

epidermis
stratum corneum
stratum lucidum
stratum granulosum
stratum spinosum
stratum basale

dermis
= lederhuid
bouwstoffen/eigenschappen:
dermale papillen
bindweefsel
capillairen
tast- en drukzintuigen
dermale papillen
= uitstulpingen waarmee de dermis verankerd is in de epidermis == epidermis krijgt golvend patroon hierdoor
dermale papillen bevatten:
bloedvaten: aanvoer v voedingsstoffen en zuurstof naa cellen vd germinatieve laag en afvoer v afvalstoffen uit de germinatieve laag naar het bloed
zenuwen
tastzintuigen
bindweefsel vh dermis
bevat:
fibroblasten
fibrocyten
collagene en elastische vezels in grondsubstantie van water me mucopolysacchariden
capillairen en tast- en drukzintuigen
in de dermis
verzorgd door gespecialiseerde zenuwuiteinden die vrij kunnen zijn, maar ook in gespecialiseerd en ingekapseld in bindweefselcellen of steuncellen vh zenuwweefsel
verschillende zenuwuiteinden of receptoren hebben elk eigen functie, specialiteiten en lokalisatie
(bv: lichaampjes van meisner, krause, ruffini, vater paccini)


beweging van structuren in de huid
een aantal structuren zijn in de epidermis ontstaan maar bevinden zich uiteindelijk in de dermis of in subcutis
bv: haren, talgklieren, zweetklieren, geurklieren
haren en de structuren errond: locatie
haarzakje, talgklieren, musculus erector pilorum bevinden grotendeels in dermis
— op plaats waar haartje zich bevindt, stulpt epidermis ver naar binnen en vormt haarzakje of haarfollikel
haarfollikel structuren
wand vd haarfollikel: ±halfweg zit talgklier
haarbulbus = verdikte bodem vd haarfollikel: vindt mitose plaats = haar greoit
haarcellen verhoornen en sterven af bij groei
haarwortel
= deel vh haar dat in de huid bevindt
haarschacht
= deel vh haar dat zichtbaar is
haarpapil
= kleine instulping onderaan de haarbulbus
bevat haarvaatjes of capilairen die de haarbulbus voeden
beweging haar
klein spiertje begint vd haarwortel naar schuin boven de bovenrand vh dermis
= samentrekking = haar gaat rechtopstaan + haarfollikel komt iets naar boven liggen = kippenvel

epidermis
dermis
haarspiertje = musculus arrector pili
talgklier
haarpapil
capillair
haar
bindweefselschede

talgklier
= olieklieren = acinaire klieren die talg produceren
meeste talgklieren monden uit in de haarfollikel — enkel plaatsen waar geen haren zijn, monden uit rechtstreeks op huidopp
houdt haren soepel en gaat uitdrogen vd huid tegen
zweetklieren
tubulair gewonden klieren
ontstaan uit epidermis
onvertakt buisje:
ene uiteinde is opgerold onder de dermis
andere uiteinde aan opp vd hoornlaag uitmond
omgeven door dunne laag glad spierweefsel: trekt samen om zweet naar huidopp te duwen
uitscheiden zweet = transpiratie / perspiratie
geur- of reukklieren
(lijkt op zweetklieren)
= apocriene zweetklieren
voorkomen: voornamelijk behaarde delen vd huid
scheiden producten af in haarfollikels
ontwikkelen tijdens pubertijd
reukstoffen die klieren produceren zijn specifiek voor persoon
uitscheiding geurstoffen is hormonaal geregeld
subcutis
onder huid bevindt laag bindweefsel die niet tot huid behoord maar wel onlosmakelijk mee verbonden is
bestaat uit losmazig bindweefsel =bindweefsel met relatief weinig collagene en elastische vezels == weefsel sterk vervormbaar
effect/functie: huid op veel plaatsen goed verschuifbaar tov structuren er onder
wnr subcutis doorkruist door collagene vezels die vd dermis naar fascia van onderliggende spieren lopen, kan huid niet verschoven worden
bevat
veel vetcellen = onderhuids vetweefsel (warmte-isolator + stootkussen)
zenuwen
bloedvaten
lymfevaten
huidsensoren
functie vd huid
bedekking en bescherming vh lichaam
regulatie vd lichaamstemperatuur
huid = zintuigorgaan
productie van vitamine D
kleur vd huid
functie vd huid: bedekken en beschermen vh lichaam
mechanisch geweld
chemische stoffen
uitdroging
binnendringen ziektekiemen
blootstelling aan schadelijke UV-stralen
functie vd huid: regulatie vd lichaamstemperatuur
huid en onderhuids weefsel vormen warmte-isolerende laag
warmte productie door spiercellen en lever
bevat zintuigen die warmte en koude kunnen registreren + info doorgeven aan thermoregulatiecentrum
stijging lichaamstemperatuur: aantal reflexen
vasodilatatie
verhoging zweetproductie = warmteafgifte
daling lichaamstemperatuur: aantal reflexen
vasoconstrictie
zweetproductie daling
buig- en strekspieren tegelijk samentrekken = rillen = warmteproductie toenemen
spiertjes rond haartjes trekken samen = kippenvel = lucht tussen haartjes kan niet meer bewegen = minder warmteafgifte door geleiding
spontane warmteverlies door lagere omgevingstemperatuur dan lichaamstemperatuur = verdamping
opp groter = meer warmte afgeven
kinderen verhouding huidopp / lichaamsgewicht is groter dan volwassenen = kinderen sneller afkoelen en sneller te warm hebben

functie vd huid: huid is een zintuigorgaan
via gespecialiseerde zintuigstructuren prikkels v buitenwereld opnemen en door te geven aan hersenen
bv: tast en drukzintuigen, koudezintuigen, warmtezintuigen, pijnzintuigen
functie vd huid: productie v vitamine D
bij blootstelling aan UV-straling zetten epidermiscellen in stratum spinosum en stratum basale een aan cholesterol verwant steroïde om in vitamine D3 — product wordt opgenomen, omgezet en door lever afgegeven en later in nieren omgezet tot calcitriol = hormoon noodzakelijk voor opname calcium en fosfor door dunne darm
— onvoldoende vit D3 = beenderen zwakker en buigzamer
functie vd huid: kleur vd huid
meerlagig verhoornend epitheel: geeft huid licht gele, beetje doorzichtige kleur
samenstelling v bloed in capillairen: huid roze kleur onder normale omstandigheden
bloed met volledig verzadigd haemoglobine met zuurstof = helrood (vasodilatatie = rood)
te weinig zuurstof = bloed blauwachtige kleur (vasoconstrictie = bleke huidskleur / geelachtig)
opperhuid: 2 pigmenten: melanine + caroteen
melanine: gevormd in de melanocyten = pigmentproducerende cellen in germinatieve laag
activiteit melanocyten neemt toe bij blootstelling v huid aan UV-straling
absorptie v stralingdoor melanine korrels verhinderd dat straling in diepere weefsels doordringt
bv: moedervlek = naevus maternus == plaatselijke ophoping v melanocyten die uitzonderlijk veel melanine produceren. sproeten: gevolg v ongelijke verdeling v melanocyten in huid
caroteen = oranjegeel pigment
oranje groenten — veel eten = huid oranje kleur krijgen: ophoping caroteen in cellen vd epidermis
apolair = niet opl in water

