functieleer, deel 2

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/189

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

190 Terms

1
New cards

definitie leren

leren is het middel waardoor dieren hun gedrag duurzaam wijzigen, met als doel een betere afstemming op (veranderingen in) de leefwereld)
leren wordt geïdentificeerd door een gedragsverandering (in een bepaalde situatie)
deze gedragsverandering kan zowel een toename (of verschijning) als een afname (of verdwijning) van een bepaalde respons inhouden

2
New cards

definitie leren (Domjan)

leren is een relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag te stellen, die toe te schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek gerelateerd zijn aan dat gedrag

3
New cards

noodzakelijk aspect van leren

oefening of ervaringen

4
New cards

maturatie

andere oorzaak van relatief duurzame gedragsveranderingen (≠leren)

5
New cards

performantie

uiten van gedrag

6
New cards

behaviorally silent learning

het gedrag is wel geleerd maar wordt niet geuit door bv. gebrek aan motivationele factor

7
New cards

S-ervaring

ervaring met een stimulus/prikkel/gebeurtenis op zich
→ habituatie/sensitisatie

8
New cards

S1-S2 ervaring

ervaring met relatie tussen twee stimuli
→ Pavloviaanse/klassieke conditionering

9
New cards

R-S ervaring

ervaring met relatie tussen gedrag en consequente gebeurtenis in de omgeving
→ operante conditionering

10
New cards

leren impliceert een causale variabele

enkel experimentele manipulaties kunnen aantonen dat bepaalde ervaringen de oorzaak zijn van een bepaalde gedragsverandering

11
New cards

methodologie in leerpsychologie

experimenteel onderzoek

12
New cards

het “fundamentele” leerexperiment

experimentele groep vs controlegroep(en)

gelijkgesteld op alle (persoons/omgevings) variabelen

Enkel experimentele groep krijgt kritische leerervaring op moment T0

Vergelijking van gedragsverandering in beide groepen op moment T1 laat causale leer-uitspraak toe

13
New cards

Between-subject controle

subjecten random toekennen aan 1 van de 2 condities

14
New cards

Within-subject controle

subjecten ondergaan allemaal leerprocedure na eerst getest te worden in basislijn

15
New cards

De algemeen-proces benadering

Dezelfde fundamentele leerprocessen zijn aan de orde in een veelheid van leertaken/situaties, en dit in principe bij alle diersoorten
Er bestaan een aantal “universele” wetmatigheden

16
New cards

gedrag als homogeen substraat

iedereen is door leerervaringen te modelleren in om het even welke richting

17
New cards

gedrag als heterogeen substraat

iedere soort heeft al genetisch geprogrammeerde predisposities & gedragstendensen die een rol spelen bij leerervaringen

18
New cards

reflexen Descartes

reflex als verklaring/model voor onvrijwillig, automatisch gedrag in contrast met vrijwillig, gecontroleerd gedrag

19
New cards

Modale actiepatronen (MAP)

aangeboren, soortspecifieke patronen van ontlokt gedrag

20
New cards

signaalprikkels

de beperkte set van cruciale prikkelkenmerken van de complexe ontlokkende prikkelconfiguratie die noodzakelijk en voldoende zijn om een modaal actiepatroon te ontlokken

21
New cards

releasing stimulus

Signaalprikkel die de MAP enkel lost als en slechts als het dier zich in specifieke motivationele staat bevindt

22
New cards

hydraulisch model (Lorenz)

motivationele toestand brengt organisme “in gereedheid” voor een bepaalde soort MAP en een signaalprikkel “triggert” dan het MAP tegen deze achtergrond

23
New cards

appetitief gedrag

gedrag om in contact te komen met signaalprikkel, opgedeeld in algemene en focale zoekmodus

24
New cards

consummatorisch gedrag

werkelijke responssequentie/MAP, stereotiep en gefocust gedrag, soortspecifiek

25
New cards

Typische sequentie ontlokt gedrag

appetitief gedrag → consummatorisch gedrag

26
New cards

gedragssystemen

sequenties van MAP’s vaak georganiseerd in functionele systemen

27
New cards

habituatie

afname van de sterkte/probabiliteit van een respons ten gevolge van herhaalde aanbieding van de ontlokkende stimulus

28
New cards

sensitisatie

toename van de sterkte/probabiliteit van een respons ten gevolge van herhaalde aanbieding van de ontlokkende stimulus

29
New cards

oriënteerrespons

Aandacht richten op nieuwe stimulus bij stimulusverandering in de omgeving

30
New cards

karakteristieken habituatie-effecten

stimulusspecificiteit

effect van tijdsverloop, zonder aanbieding van de stimulus

effect van stimulusfrequentie

effect van stimulusintensiteit

effect van aanbieding van een tweede stimulus: dishabituatie

31
New cards

karakteristieken van sensitisatie-effecten

stimulusintensiteit

stimulusfrequentie

effect van tijdsverloop, zonder aanbieding van de stimulus

32
New cards

verschil karakteristieken habituatie & sensitisatie

sensitisatie is veel minder stimulusspecifiek: sensitisatie generaliseert gemakkelijk naar andere stimuli én zelfs naar andere stimulusmodaliteit

33
New cards

Tweevoud-proces theorie (Groves&Thompson)

Maakt onderscheid tussen onderliggende processen in tegenstelling tot observeerbare, gedragsmatige fenomen

Postuleert het bestaan van twee onerliggende processen: habituatieproces en sensitisatieproces

Postuleert dat deze twee processen actief zijn in twee verschillende delen van het zenuwstelsel: het S-R Systeem & Toestand-Systeem (State System)

34
New cards

S-R Systeem (tweevoudig-proces theorie)

de reflexboog, hier vinden habituatieprocessen plaats

35
New cards

State system

alle neuronale processen die niet zelf deel uitmaken van het S-R systeem, maar die de responsiviteit van het S-R systeem beïnvloeden
Hier vinden sensitisatieprocessen plaats

36
New cards

Kenmerken habituatie- en sensitisatieprocessen

beide processen kunnen simultaan geactiveerd worden en werken als opponente mechanismen

Het netto-effect van beide processen bepaalt of er observeerbare (gedragsmatige) habituatie of sensitisatie is.

Zowel habituatie- als sensitisatieprocessen zwakken af met verloop van tijd

37
New cards

universeel kenmerk van ontlokt gedrag

S-R systeem wordt geactiveerd bij elke aanbieding van een ontlokkende stimulus → elke activatie van het S-R systeem brengt het habituatieproces op gang
m.a.w. elke aanbieding van een ontlokkende stimulus brengt habituatieproces op gang

38
New cards

regulatie & homeostase tweevoudig-procestheorie

habituatie en sensitisatie zijn twee opponente processen die de sterkte van ontlokt gedrag reguleren = homeostase nastreven

39
New cards

opponente procestheorie van emotie/motivatie (Solomon)

Habituatie- en sensitisatiefenomen ook observeerbaar bij emotionele reacties. Emotionele reacties zijn vaak tweefasig: primaire reactie/toestand gevolgd door secundaire toestand/reactie

Habituatie van de primaire reactie, sensitisatie van de secundaire reactie

40
New cards

Observeerbare/ervaren affectieve respons (opponente-procestheorie)

netto-effect van 2 opponente processen, namelijk een primair a proces en een opponent b proces

41
New cards

a proces

onmiddellijk; sterkte is functie van intensiteit ontlokkende stimulus; eindigt snel na aanbieding stimulus

invariant over herhaalde aanbiedingstrials

42
New cards

b proces

eerst traag, zwak en relatief kortdurend, blijft tijdje aanhouden na aanbieding stimulus
MAAR wordt door oefening sneller, intenser en langduriger (strengthened by use)
EN wordt terug trager, zwakker en relatief kortdurend bij gebrek aan oefening (weakened by disuse)

43
New cards

associatief leren

gedrag ontlokt door een eerste prikkel dat wijzigt door herhaald samengaan van eerste prikkel met tweede prikkel

44
New cards

Pavloviaanse/klassieke conditionering

gedrag ontlokt door een stimulus 1 wijzigt ten gevolge van (voorafgaand ervaren) samengaan van deze stimulus 1 met een andere stimulus 2

45
New cards

Voorwaardelijke prikkel (VP)

aanvankelijk neutrale prikkel, prikkel die initieel nog geen specifieke reactie ontlokt

46
New cards

Onvoorwaardelijke prikkel (OP)

prikkel die initieel al een respons opwekt

47
New cards

onvoorwaardelijke respons (OR)

respons uitgelokt door de OP

48
New cards

Voorwaardelijke respons (VR)

respons op VP na herhaald samengaan met OP

49
New cards

De hond van Pavlov

VP= bel, OP= voedselpoeder in mond, OR= speekselsecretie door voedsel, VR= speekselsecretie door bel

1) OP (voedsel) → OR (speeksel)
2) VP (bel) - OP (voedsel) → OR (speeksel)
3) VP (bel) → VR (speeksel)

50
New cards

appetitieve conditionering

klassieke conditioneringsprocedure waarbij de OP aangenaam of wenselijk is

51
New cards

aversieve of vreesconditionering

klassieke conditioneringsprocedure waarbij de OP onaangenaam of onwenselijk is

52
New cards

sign- tracking

voorwaardelijke respons wordt het opvolgen van een signaal van de VP

Vb. duiven van in Skinner box: VP= licht geprojecteerd op touch screen, OP= voedsel in voederbakje, OR= voedsel pikken, VR= benaderen van en pikken op touch screen (sign tracking)

53
New cards

auto-shaping

gedrag wordt aangeleerd zonder training of tussenkomst door onderzoeker

54
New cards

goal-tracking

voorwaardelijke respons wordt het benaderen van de VP

55
New cards

Wanneer sign-tracking of goal-tracking?

Aard van de voorwaardelijke prikkel: verschillende soorten VP’s kunnen verschillende soorten VR’s ontlokken bij eenzelfde OP

Procedurele aspecten: conditioneringsopstelling + diersoort

Individuele verschillen: hendel die verschijnt = VP (geen invloed op voedsel), voedsel in bakje is OP → 1/3 naar hendel (sign-track) - 1/3 naar bakje (goal) - 1/3 mix

56
New cards

geconditioneerde suppressie

onderdrukken van stabiel operant gedrag

57
New cards

suppressieratio

#responsen tijdens VP/(# responsen tijdens VP + # responsen pre VP)

58
New cards

volledige suppressie

suppressieratio = 0/0+X =0

59
New cards

geen suppressie

suppressieratio = Y/Y+X = .50

60
New cards

functionaliteit

meer effectieve omgang met OP

61
New cards

VP-alleen controlecondities

herhaald aanbieden VP (zonder OP)

controleert wel voor sensitisatie effecten door herhaalde aanbiedingen VP op zich
controleert niet voor sensitisatie of dishabituatie effecten door OP aanbiedingen

62
New cards

OP-alleen controlecondities

herhaalde aanbiedingen OP op zich

controleert wel voor sensitisatie effecten door herhaalde aanbiedingen OP op zich
controleert niet voor sensitisatie effecten door herhaalde aanbiedingen VP op zich

63
New cards

Zuiver random controlecondities

aanbieding VP én OP maar moment waarop is random en onafhankelijk van elkaar

64
New cards

VP+/VP- discriminatieve controle

2 soorten VPs:
VP+ wordt altijd gevolgd door OP (toon → schok)
VP- wordt nooit gevolgd door OP (licht)
Associatief leren wordt geïnfereerd enkel indien VRVP+ > VRVP-

65
New cards

excitatoirsche conditionering

leidt tot actieve verwachting dat OP komt

66
New cards

inhibitorische conditionering

leidt tot actieve verwachting dat OP niet komt

67
New cards

stimulusfactoren bij klassieke conditionering

nieuwheid van VP en latente inhibitie

VP-OP relevantie en selectieve associaties

68
New cards

latente inhibitie

respons op VP-OP aanbieding is kleiner door op voorhand herhaald aanbieden van VP op zich

69
New cards

verklaring latente inhibitie aandachtsmodel

tijdens VP pre-exposure gaat aandacht voor VP omlaag → minder aandacht voor VP verstoort daaropvolgend leren van VP-OP associatie = associatieve interferentie

70
New cards

verklaring latente inhibitie geheugenmodel

tijdens pre-exposure leert men prikkel negeren, tijdens acquisitie net leren dat prikkel wel zinvol is en in associatie gezien moet worden → leidt tot geheugeninterferentie (competitief geheugenspoor)

71
New cards

simultane conditionering

perfecte temporele continguïteit VP en OP (komen op zelfde moment voor)

72
New cards

stimulusrelaties bij Pavloviaanse conditionering

Temporele relaties VP-OP

Signaalrelatie VP-OP

Hogere-orde relaties VP-OP
- geconditioneerde inhibitie
- geconditioneerde facilitatie

73
New cards

delayed conditionering

VP wordt in de tijd iets voor OP aangeboden en duurt minimaal tot de start van de aanbieding van de OP

74
New cards

Trace conditionering

VP wordt in de tijd iets voor OP aangeboden maar is niet meer aanwezig bij begin van aanbieding OP

75
New cards

interstimulusinterval

interval tussen start aanbieding VP en start aanbieding OP

76
New cards

temporal coding

leren en opslaan temporele code

77
New cards

P(OP|VP)

kans dat OP optreedt gegeven dat VP optreedt

78
New cards

P(OP|geen VP)

kans dat OP optreedt gegeven dat VP niet optreedt

79
New cards

positieve contingentie

VP voorspelt aanwezigheid OP
P(OP|VP) > P(OP|geen VP)

80
New cards

nulcontingentie

VP is geen predictor van OP
P(OP|VP) = P(OP|geen VP)

81
New cards

negatieve contingentie

VP voorspelt afwezigheid OP
P(OP|VP) < P(OP|geen VP)

82
New cards

leerverklaring

mate van VP/OP contingentie bepaalt mate van ontstaan van VP-OP associatie

83
New cards

performantieverklaring

mate van VP/OP contingentie bepaalt mate van gedragsmatige expressie van VP-OP associatie

84
New cards

contextconditionering

er wordt een associatie gevormd tussen context en optreden OP

85
New cards

blocking effect

Aanwezigheid van reeds geconditioneerde VP blokkeert conditioneren van nieuwe VP door samengaan van beide

86
New cards

hogere-orde relaties

B(A-OP): relatie waarbij één van de elementen van de associatie de complexe gebeurtenis [A-OP] is

87
New cards

geconditioneerde inhibitie

B wordt het signaal voor de afwezigheid van de op basis van A wél verwachte OP
→ B geeft aan dat A-OP NIET geldig is
→ respons op A enkel indien B afwezig is

88
New cards

geconditioneerde facilitatie

B wordt het signaal voor de aanwezigheid van de op basis van A onverwachte OP
→ B geeft aan dat A-OP relatie WEL geldig is
→ respons op A enkel indien B aanwezig is

89
New cards
<p>standaardprocedure geconditioneerde inhibitie</p>

standaardprocedure geconditioneerde inhibitie

A+/AB- trials

  • A+ trials: A→OP = positieve contingentie, excitatorische conditionering

    • A wordt geconditioneerde excitator → verwachting voor OP creëren

  • AB- trials: A + B → zonder OP = negatieve contingentie

    • B wordt geconditioneerde inhibitor → geeft info over associatie A-OP (namelijk dat VPA nu niet gevolgd wordt door OP)

90
New cards
<p>negatieve VP-OP contingentie procedure</p>

negatieve VP-OP contingentie procedure

willekeurig presenteren van VPB (vb. geluid) en OP (vb. schok) zonder dat ooit OP meteen na VPB komt

VPA is in principe contextuele prikkel → contextcues = excitatorische VPs die verwachting OP induceren (vb. box waarin schokken worden toegediend)

VPB wordt geconditioneerde inhibitor → optreden geluid wordt signaal voor niet optreden OP

91
New cards
<p>summatie-test</p>

summatie-test

VP+ geeft optreden OP aan
VP- geeft niet optreden OP aan
VP0 is neutrale prikkel

Vergelijken effecten aanbiedingen:

  • VP+ alleen: grote responsrate want verwachting dat OP optreedt

  • VP+ met inhibitor VP-: indien lagere geconditioneerde respons respons dan bij VP+ alleen → evidentie dat VPB inhibitor is geworden

  • VP+ met neutrale prikkel (VP0): controle om zeker te zijn dat effect in VP+ met VP- conditie biet lag aan de afleiding door toevoegen van 2de prikkel

92
New cards

vertraagde acquisitie

geconditioneerde inhibitie zal daaropvolgende geconditioneerde facilitatie bemoeilijken/vertragen

93
New cards

directe (B-OP) associatie

B is de beste predictor voor OP, A wordt irrelevant
Vb. nat wegdek (B) is predictor voor gevaar voor ongeluk (OP), verkeersbord (A) doet er niet toe

94
New cards

door B gefaciliteerde A-OP associatie B(A-OP)

B signaleert dat A-OP relatie geldig is = positive occasion setting
Vb. nat wegdek (B) signaleert dat relatie verkeersbord met waarschuwing (A) en gevaar voor ongeval (OP) geldig is

95
New cards

operante/instrumentele conditionering

situaties waarbij optreden ongeconditioneerde stimulus (OP) afhankelijk is van het gedrag van organisme

96
New cards

bekrachtiger

outcome die frequentie/probabiliteit van dat gedrag doet toenemen

97
New cards

straf

outcome die frequentie/probabiliteit van dat gedrag doet afnemen

98
New cards

positieve bekrachtiger

positieve R-O contingentie + positieve outcome
→ als ik dit gedrag stel zal deze positieve outcome volgen

99
New cards

negatieve bekrachtiger

negatieve R-O contingentie + negatieve outcome
→ als ik dit gedrag stel zal deze negatieve outcome niet volgen

100
New cards

positieve straf

positieve R-O contingentie + negatieve outcome
→ als ik dit gedrag stel zal deze negatieve outcome volgen (vb. veel fastfood eten en aankomen)