TRAJET 4 présenter des données chiffres 💸⭐️📊👩🏼‍💻🏦

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/68

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

69 Terms

1
New cards

L'argent de poche

Het zakgeld

2
New cards

Le budget

het budget, de begroting

3
New cards

le chiffre

het cijfer

4
New cards

le coût

de kostprijs

5
New cards

la dépense

de uitgave

6
New cards

Les frais

de kosten

7
New cards

le loyer

de huurprijs

8
New cards

Le montant

het bedrag

9
New cards

le nombre

het aantal

10
New cards

le prêt

de lening (aan)

11
New cards

le revenu

het inkomen

12
New cards

le salaire

het loon

13
New cards

favorable (à)

gunstig (gezind) (tegenover)

14
New cards

financier/financière

financieel

15
New cards

démontrer

aantonen, bewijzen

16
New cards

dépenser

uitgeven

17
New cards

économiser

besparen

18
New cards

effectuer un paiement

een betaling uitvoeren

19
New cards

emprunter de l'argent à / à la banque

geld lenen van iemand / bij de bank

20
New cards

gagner de l'argent

Geld verdienen

21
New cards

prêter de l'argent à quelqu'un

geld aan iemand lenen

22
New cards

rembourser

terugbetalen

23
New cards

retirer de l'argent

geld afhalen

24
New cards

les charges

de kosten

25
New cards

L'essence

De benzine

26
New cards

le sondage

de peiling

27
New cards

Le minerval

het inschrijvingsgeld

28
New cards

économe

zuinig

29
New cards

mensuel, mensuelle

maandelijks

30
New cards

prévoyant

vooruitziend

31
New cards

réticent(e)

terughoudend, weigerachtig

32
New cards

avoir recours à

een beroep doen op

33
New cards

dévoiler

onthullen

34
New cards

estimer

(in)schatten

35
New cards

révéler

onthullen, aantonen

36
New cards

sous-estimer

onderschatten

37
New cards

surestimer

overschatten

38
New cards

le compte courant

de zichtrekening

39
New cards

le crédit

het krediet

40
New cards

l'emprunt (à)

De lening (van)

41
New cards

l'épargne-pension

Het pensioensparen

42
New cards

le livret d'épargne

de spaarrekening

43
New cards

l'opération bancaire

De bankverrichting

44
New cards

le retrait d'argent

de geldopname

45
New cards

épargner

sparen, geld opzij zetten

46
New cards

gérer les affaires bancaires

de bankzaken beheren

47
New cards

l'action

het aandeel

48
New cards

la Bourse

de Beurs

49
New cards

l'investissement

de investering

50
New cards

le placement financier

de belegging

51
New cards

régler les questions financières

de financiële zaken regelen

52
New cards

spéculer en Bourse

op de Beurs spelen

53
New cards

la majorité

de meerderheid, het merendeel

54
New cards

la minorité

de minderheid

55
New cards

la moitié

de helft

56
New cards

la moyenne

het gemiddelde

57
New cards

la plupart (de)

het merendeel (van), de meeste(n)

58
New cards

la pourcentage

het percentage, het cijfer, het gehalte

59
New cards

le quart

het kwart, het vierde

60
New cards

le tiers

het derde

61
New cards

en moyenne

gemiddeld

62
New cards

pour cent

procent

63
New cards

le milieu

het midden

64
New cards

l'environnement

het milieu

65
New cards

tandis que

terwijl

66
New cards

cependant

hoewel, en toch

67
New cards

même si

zelfs als

68
New cards

mais

maar

69
New cards

malgré

ondanks