1/55
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Dominant gen
Een gen dat altijd tot uitdrukking komt als het aanwezig is
Recessief gen
Een gen dat alleen tot uiting komt als het aanwezig is in het erfelijke materiaal van zowel de vader als de moeder
Chromosomen
Een structuur in vrijwel alle cellen van ons lichaam waarin erfelijke informatie verpakt zit.
Genoom
Alle genen van iemand bij elkaar
Histonen
De belangrijke verpakkingseiwitten waarrond de DNA-streng dit heen gedraaid.
Chromatine
Het materiaal in de celkern dat bestaat uit DNA en eiwitten, en het vormt de basisstructuur waaruit chromosomen worden gemaakt.
Mutatie
een verandering in het DNA van een organisme, waardoor het eiwit verandert of zelfs onwerkzaam wordt.
Genen
stukken DNA die de instructies bevatten voor het maken van eiwitten, en ze bepalen daarmee de erfelijke eigenschappen van een organisme.
Karyotype
een overzicht van alle chromosomen in een cel, gerangschikt op grootte en vorm, en het wordt gebruikt om genetische informatie te analyseren.
Autosomen
de chromosomen die geen geslachtschromosomen zijn; ze bevatten de genetische informatie voor de meeste erfelijke eigenschappen van een organisme.
Geslachtschromosomen
de chromosomen die bepalen of een organisme mannelijk of vrouwelijk is, zoals het X- en Y-chromosoom bij mensen.
Nucleotide
de bouwsteen van DNA, bestaande uit een suiker (disoxyribose), een fosfaatgroep en een base.
Basenparen
de specifieke paren van basen in DNA die elkaar aanvullen, namelijk adenine met thymine en cytosine met guanine.
DNA (desoxy-ribo-nucleïnezuur)
Een molecuul dat de genetische informatie bevat en de instructies geeft voor het maken van eiwitten in een organisme.
Epigenetica
Twee personen met dezelfde genetische structuur kunnen van elkaar verschillen doordat andere genen in- of uitgeschakeld worden. Epigenetica verwijst naar veranderingen in de expressie van genen zonder veranderingen in de DNA-sequentie zelf. Deze veranderingen kunnen worden beïnvloed door factoren zoals omgevingsinvloeden en levensstijlfactoren.
Genotype
De genetische samenstelling van een individu. Wat vastligt in je DNA
Fenotype
De zichtbare, meetbare kenmerken en trekken van een individu, met inbegrip van het gedrag. Alle waarneembare eigenschappen van een individu (uiterlijk)
Gedragsgenetica
Het specialisme dat onderzoekt hoe het genoom en het milieu interageren om een bepaald kenmerk te produceren
Selectieve teelt
Techniek van de gedragsgenetica waarbij mannetjes- en vrouwtjesdieren geselecteerd worden op een eigenschap en met elkaar gepaard worden. Zo kan men nagaan of de eigenschap wordt doorgegeven aan de nakomelingen en welke omgevingsstimuli daarvoor nodig zijn.
Biotechnologisch onderzoek
Techniek van de gedragsgenetica die het mogelijk maakt de genen te identificeren en hun functies na te gaan door genen uit te schakelen en de effecten hiervan te bestuderen of door genen in een ander organisme te plaatsen en opnieuw te kijken naar de effecten hiervan.
Het nature-nurture debat
De discussie over de rol van genetica (nature) versus omgeving en opvoeding (nurture) bij het bepalen van gedrag en eigenschappen.
Nature
Alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg, bijvoorbeeld het genetisch materiaal
Nurture
Alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, vooral door de leefomgeving
Natuurlijke selectie
Kenmerken die je overlevingskansen in een bepaalde omgeving verhogen
Seksuele selectie
Dit gaat over kenmerken die helemaal niets te maken hebben met overlevingskansen. Maar het gaat over kenmerken die de andere sekse net interessant vinden.
Verwantschapsselectie
Het idee dat organismen geneigd zijn om anderen te helpen die genetisch verwant zijn, om zo hun eigen genen door te geven
The environment of evolutionary adaptedness (EEA)
de omgeving waarin een soort zich heeft geëvolueerd en aangepast, en die bepalend is voor de ontwikkeling van hun gedrag en eigenschappen.
Sociobiologie
Genetische en evolutionaire verklaringen van gedragsmechanismen (dier en mens)
Evolutionaire psychologie
Gedrag van mensen verklaren vanuit evolutie
Discriminatoire ouderinvestering
betekent dat ouders verschillend investeren in hun kinderen op basis van factoren zoals geslacht, leeftijd of andere kenmerken, wat kan leiden tot ongelijke kansen en behandeling.
Ouderlijk favoritisme
Wanneer ouders een van hun kinderen meer bevoordelen dan de anderen. In beter redenerende kinderen wordt meer geïnvesteerd.
Regel van Hamilton
Stelt dat een gen zich sneller verspreidt als het de overleving en voortplanting van genetisch verwante individuen helpt, omdat dit de kans vergroot dat de gedeelde genen doorgegeven worden
De grootmoederhypothese
Stelt dat de menopauze is geëvolueerd omdat oudere vrouwen, door hun kleinkinderen te helpen, bijdragen aan het overleven van hun genetisch verwante nakomelingen, wat indirect de voortplanting van hun eigen genen bevordert.
De verwezingshypothese
stelt dat ouderlijke investering in nakomelingen het sterkst is voor hun eigen kinderen (genetisch verwant), omdat dit de kans vergroot dat gedeelde genen worden doorgegeven.
Dementie
Verzamelnaam voor een groep aandoeningen die het geheugen, taal, complexe handelingen, herkenning, logisch denken, en aandacht beïnvloeden, en die progressief verergeren. Het is een ernstige aandoening zonder genezing, die vaak leidt tot een verlies van zelfstandigheid en uiteindelijk de dood.
Visuoconstructieve vaardigheden
het tekenen en namaken van voorwerpen
Mild Cognitive Impairment (MCI)
Lichte cognitieve stoornis, zonder belangrijke verstoring in het dagelijks leven
Amyloid
Schadelijk alzheimereiwit
Plaques
Het schadelijke alzheimereiwit amyloid stapelt zich op tussen de zenuwcellen in de hersenen
Tangles
Een kluwen die in de hersenen ontstaan uit het schadelijk eiwit ‘tau’
Kluwen
Abnormale, verwarde bundels van eiwitten in zenuwcellen die de werking van de hersenen verstoren en bijdragen aan geheugenverlies en andere symptomen.
Neuro-inflammatoire reacties bij Alzheimer
Ontstekingsreacties in de hersenen die worden veroorzaakt door een overactieve immuunrespons. Dit gebeurt wanneer de "soldaten" van ons lichaam, de immuuncellen, de hersencellen aanvallen in plaats van alleen schadelijke stoffen of ziekteverwekkers aan te pakken, wat bijdra
Cerebral Amyloïde Angiopathy (CAA)
een aandoening waarbij zich amyloïde ophoopt in de wanden van de bloedvaten in de hersenen
Fronto-temporale dementie
Vorm van dementie waarbij de hersengebieden aan de voor- en zijkanten van de hersenen (frontale en temporale lobben) beschadigd raken. Dit leidt tot veranderingen in gedrag, persoonlijkheid, taal en soms problemen met bewegen.
Vasculaire dementie
Relatief frequente vorm van dementie ten gevolge van gebrekkige doorbloeding. Wordt veroorzaakt door defecten in bloedvaten.
Diffuse Lewy Body Disease
Vorm van dementie waarbij zich abnormale eiwitafzettingen, genaamd Lewy-bodies, ophopen in de hersenen, die begint in de hersenstam. Deze afzettingen bestaan uit een eiwit genaamd alfa-synucleïne en verstoren de hersenfunctie, wat leidt tot symptomen zoals cognitieve achteruitgang, motorische problemen en hallucinaties.
Chorea van Huntington
Vorm van dementie. Erfelijke ziekte die meestal tussen het 30e en 40e levensjaar begint. Het veroorzaakt onwillekeurige, extreme bewegingen van handen en gezicht, en gaat vaak gepaard met gedragsveranderingen zoals verlies van zelfbeheersing, dwangmatig gedrag, en ontremming, waaronder agressie en overmatig roken
Ziekte van Creutzfeldt-Jakob
Vorm van dementie. Zeldzame, dodelijke aandoening die meestal mensen tussen de 50 en 60 jaar treft. De ziekte begint met lichte gedragsstoornissen zoals angst en depressie, gevolgd door evenwichts- en geheugenproblemen, en ontwikkelt zich snel tot dementie, waarbij veel patiënten binnen 14 maanden overlijden.
Syndroom van Korsakov
Alcoholdementie. Ontstaat door overmatig alcoholgebruik en slechte voeding, wat leidt tot een vitaminetekort. Dit kan plotseling ernstige geheugenstoornissen voor feiten en gebeurtenissen veroorzaken. In tegenstelling tot andere vormen van dementie, zoals Alzheimer, verergert het niet altijd met de tijd en kan het in sommige gevallen gedeeltelijk omkeerbaar zijn.
Mini-Mental State Examination (MMSE)
Een korte test die wordt gebruikt om cognitieve functies te beoordelen en problemen zoals geheugenverlies of dementie op te sporen. Lagere score wijst op achteruitgang.
Montreal Cognitive Assessment (MOCA)
Een korte test die wordt gebruikt om milde cognitieve stoornissen op te sporen, zoals problemen met geheugen, aandacht, taal, en visueel-ruimtelijke vaardigheden. Lagere score wijst op achteruitgang.
Kloktest
een eenvoudige test waarbij iemand een klok moet tekenen met wijzers op een specifieke tijd. Het helpt om problemen met geheugen en visueel-ruimtelijke vaardigheden te identificeren, wat kan wijzen op cognitieve achteruitgang.
Heteroanamnese
Het verzamelen van medische informatie over een persoon door iemand anders, zoals een familielid of zorgverlener
Delier
Plotselinge bewustzijnsstoornis door een ingrijpende gebeurtenis, bv door ziekte, operatie of medicijnen
Dementie
Cognitieve stoornis met vaak geheugenstoornis
Depressie
Stemmingsstoornis met somberheid en/of interesseverlies