Begrippenlijst Les 6: Van nomaden in de woestijn tot heersers over een uitgestrekt gebied

Nomadische herders

Trokken met hun kudden kamelen, geiten en schapen door de woestijn.

Transithandel

Doorvoerhandel. Handen in producten die van elders worden ingevoerd en weer naar andere gebieden worden uitgevoerd.

Stam

Groepen van Arabieren vormden samen een stam onder leidign van een stamleider.

Polytheïsme

Elke stam vereerde zijn eigen goden.

Sedentair

Met een vaste verblijfplaats.

Monotheïsme

Het geloof in één god (hierbij: Allah)

Islamitische jaartelling

Deze begint in 622 wanneer Mohammed en zijn aanhangers moesten vluchten naar Medina.

Sharia

De islamitische wetgeving.

Allah

De ene god voor de moslims.

Islamitische rite

De riten of rituelen die de moslims moeten uitvoeren. Getuigen dat er één god is; Allah, vijf keer per dag bidden, aalmoezen geven aan de armen, vasten tijdens de ramadan, op bedevaart gaan naar Mekka.

Koran

Het heilige boek van de islam. Het bevat de boodschap van Allah en de handelingen en uitspraken van Mohammed.

Mekka

Daar leefde de profeet Mohammed aan het einde van de 6^de en het begin van de 7^de eeuw. Heilige stad voor de moslims.

Mohammed

Hij predikte het geloof in de en god Allah.

Heilige oorlog

Oorlog tegen ongelovigen met de bedoeling de islam aan hen op te leggen.

Ka’aba

Voor Mohammed de plaats waar de Arabische stamgoden werden vereerd. Vanaf Mohammed het heilige middelpunt van de islam in Mekka in de vorm van een kubusvormig gebouw, waar de zwarte steen wordt vereerd.