Studied by 10 people
thema 4 tot en met 8
gehässig
hatelijk
das Entsetzen
de ontzetting
empfinden
voelen, ervaren
hegen
koesteren
spüren
voelen
die Ehrfurcht
de eerbied
die Begeisterung
het enthousiasme
bestreiten
ontkennen
zuversichtlich
vol vertrouwen
das Bedürfnis
de behoefte
diffamieren
belasteren
die Sehnsucht
hevig verlangen
ersehnt
langverwacht
die Beobachtung
de observatie
trübsinnig
neerslachtig
zutreffen
van toepassing zijn op
irritieren
in verwarring brengen
schikanieren
pesten, treiteren
die Begründung
de motivatie, de verklaring
der Unfug
de flauwekul, het kattekwaad
die Laune
het humeur
schmeicheln
vleien
schwärmen für
gek zijn op
erschüttern
schokken
die Verzweiflung
de wanhoop
der Ärger
het gedoe, de narigheid
schüren
aanwakkeren
verharmlosen
bagatelliseren
das Erachten
de mening
ahnen
vermoeden
bedauern
betreuren
verkraften
verwerken, aankunnen
nachvollziehbar
te volgen, te begrijpen
kursieren
circuleren, in omloop zijn
erläutern
verklaren, toelichten
bezeichnen
noemen
das Einvernehmen
de overeenstemming
der Befürworter
de voorstander
der Widerwille
de weerzin
die Schlussfolgerung
de conclusie
sich freuen auf
zich verheugen op
der Geschmack
de smaak
die Aufmerksamkeit
de aandacht
betrachten
beschouwen
bevorzugen
waarderen
schätzen
waarderen
befürchten
vrezen
bereuen
spijt hebben van
die Enttäuschung
de teleurstelling
besorgt
ongerust
die Aufregung
de opwinding
erlauben
toestaan
die Entscheidung
de beslissing
die Versuchung
de verleiding
der Vorwurf
het verwijt
übersteigen
overtreffen
voraussichtlich
waarschijnlijk
der Rahmen
het kader
die Lage
de positie, de situatie
die Lücke
het gat, de ruimte
die Reihenfolge
de volgorde
hinfällig
overbodig
mancherorts
op verschillende plaatsen
jeglich
ieder mogelijk
nahezu
vrijwel
häufig
veelvuldig
oberflächlig
oppervlakig
erheblich
behoorlijk, aanzienlijk
zusätlich
bijkomend
außerordentlich
uitzonderlijk
vollständig
compleet, volledig
unerschöpflich
onuitputtelijk
das Ausmaß
de omvang, de afmeting
umfassend
omvangrijk, uitvoerig
die Gegenwart
(in/van) deze tijd
die Vergangenheit
het verleden
derzeit
momenteel
zukünftig
in de toekomst
unzweifelhaft
ongetwijfeld
unterdessen
intussen
der Absatz
de alinea
gelegentlich
bij gelegenheid
allmählich
langzamerhand
schlagartig
op slag, plotseling
unverzüglich
meteen, onmiddelijk
seit jeher
van oudsher
der Satz
de zin
ständig
aldoor, constant
seither
sindsdien
von vornherein
bij voorbaat
demnächst
binnenkort
daraufhin
vervolgens
kurzfristig
van korte duur
langfristig
langdurig
vorhersehbar
te voorzien
täglich
dagelijks
vielleicht
misschien
der Bereich
het gebied
genügend
voldoende
ein Drittel
een derde
Note 
Flashcard (135)