1/75
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Uit cellen die samen weefsels en organen vormen.
Waaruit bestaat het menselijk lichaam?
De grens tussen de binnen- en buitenkant van de cel, halfdoorlatend voor stoffen.
Wat is het celmembraan?
Uit de celkern en het cytoplasma.
Waaruit bestaat protoplasma?
Regelt de celactiviteiten en bevat DNA.
Wat doet de celkern?
Gelei-achtige substantie met water, eiwitten, vetten, zouten en organellen waarin stofwisseling plaatsvindt.
Wat is cytoplasma?
Stofwisseling, groei en vervanging.
Welke drie hoofdtaken heeft de cel?
Omzetting van stoffen in de cel, opname van voedingsstoffen en zuurstof, afvoer van afvalstoffen.
Wat is stofwisseling?
Door celdeling waarbij nieuwe cellen ontstaan.
Hoe groeit het lichaam?
Oude of beschadigde cellen sterven af en worden vervangen door nieuwe.
Hoe vindt vervanging van cellen plaats?
Een groep cellen met dezelfde bouw en functie.
Wat is een weefsel?
Steunweefsel, dekweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel.
Welke vier hoofdgroepen weefsels zijn er?
Steun, verbinding, bescherming van organen, opslag van energie en transport van stoffen.
Wat is de functie van steunweefsel?
Materiaal tussen de cellen dat eigenschappen van het steunweefsel bepaalt.
Wat is tussencelstof?
Bindweefsel, beenweefsel (bot), kraakbeen.
Welke drie soorten steunweefsel zijn er?
Bevat vezels voor stevigheid of elasticiteit, komt o.a. voor in pezen, huid en bloedvaten, voedt epitheelcellen.
Wat zijn de kenmerken van bindweefsel?
Zeer hard, bevat kalkzouten en stevige vezels; kalkzouten geven hardheid, vezels zorgen voor buigzaamheid.
Wat zijn de kenmerken van beenweefsel (bot)?
Minder kalkzouten; geeft een verhoogd risico op osteoporose, breuken en minder flexibiliteit.
Wat gebeurt er met het beenweefsel bij ouderdom?
Minder hard dan bot, elastischer, bevat kalkzouten, geen bloedvaten, komt o.a. voor in gewrichten.
Wat zijn de kenmerken van kraakbeen?
Weefsel dat zowel de buitenkant als de binnenkant van het lichaam bekleedt.
Wat is dekweefsel (epitheelweefsel)?
Op de huid, in het spijsverteringskanaal, nieren, urinewegen, luchtwegen, hart en bloedvaten (endotheel).
Waar komt dekweefsel voor?
Bescherming, barriëre tegen invloeden van buitenaf (zoals bacteriën).
Wat zijn de functies van dekweefsel?
Aaneengesloten, zonder tussenruimte.
Hoe zijn de cellen in dekweefsel gerangschikt?
Via onderliggend bindweefsel, omdat dekweefsel zelf geen bloedvaten bevat.
Hoe worden de cellen van dekweefsel gevoed?
Exocriene en endocriene klieren.
Welke twee soorten klieren horen bij dekweefsel?
Scheiden stoffen af naar buiten of in lichaamsholtes, bv. speeksel-, zweet- en alvleesklier.
Wat doen exocriene klieren?
Scheiden stoffen (hormonen) direct aan het bloed af, bv. bijnierschors, schildklier, alvleesklier.
Wat doen endocriene klieren?
Glad (onwillekeurig), dwarsgestreept (willekeurig), hartspierweefsel.
Welke drie soorten spierweefsel zijn er?
Geleidt prikkels; sensorische, motorische en gemengde zenuwen.
Wat zijn de functies van zenuwweefsel?
Grote bloedsomloop gaat door het lichaam; kleine bloedsomloop gaat door de longen.
Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop?
Wat is een systole?
Een actiefase waarin de hartspier samentrekt
Wat is een diastole?
De rust- of relaxatiefase nadat een hartspier samentrekt.
Ondersteunt afweer en transport van weefselvocht.
Wat doet het lymfevatenstelsel?
Opname van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide.
Wat is de functie van het ademhalingsstelsel?
Nieren, longen, lever, huid.
Welke organen zijn betrokken bij uitscheiding?
Filteren afvalstoffen, regelen bloeddruk, epo-productie.
Wat is de functie van de nieren?
Sympathisch: activeert lichaam; parasympathisch: brengt tot rust.
Wat is het verschil tussen sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel?
Verteert voedsel en maakt voedingsstoffen beschikbaar voor het lichaam.
Wat doet het spijsverteringsstelsel?
Hypofyse, hypothalamus, thymus (alleen bij kinderen), schildklier, bijschildklieren, bijnieren, alvleesklier, geslachtsklieren, pijnappelklier.
Noem belangrijke hormoonklieren.
Insuline en glucagon (reguleren bloedsuikerspiegel).
Wat produceert de alvleesklier?
Zorg vóór de bevruchting om de gezondheid van moeder en kind te optimaliseren.
Wat is preconceptionele zorg?
Zuigeling, peuter, kleuter, basisschoolleeftijd, adolescentie, vroege/middelbare/late volwassenheid.
Welke levensfasen zijn er?
Groeispurt, hormonale ontwikkeling, leefstijlverandering.
Wat verandert er in de adolescentie?
Gezonde leefstijl vertraagt veroudering, vermindert ziekte.
Hoe beïnvloedt leefstijl de volwassenheid en ouderdom?
Hormoonproductie daalt, klachten als opvliegers, gewichtstoename en stemmingswisselingen kunnen ontstaan.
Wat gebeurt er tijdens de overgang?
In de mitochondriën (in het cytoplasma).
Waar in de cellen vindt stofwisseling plaats?
Zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide, afvalstoffen, hormonen, afweerstoffen en warmte.
Wat wordt via het bloed getransporteerd?
Via celademhaling wordt zuurstof gebruikt om glucose af te breken en energie vrij te maken; hierbij ontstaat CO2.
Hoe verloopt het proces van celademhaling?
Verwijdert afvalstoffen uit het bloed en handhaaft homeostase.
Wat doet het uitscheidingsstelsel?
De schildklier met thyroxine (bevat jodium).
Welke klier regelt de stofwisseling en met welk hormoon?
Meisjes: 11-13,5 jaar; jongens: 13-15,5 jaar; gewichtstoename door groei spier-, vetweefsel en organen.
Wanneer vindt de groeispurt plaats en waarom komen adolescenten aan?
Door dalende energiebehoefte bij ouder worden, zonder aanpassing in leefstijl.
Waarom komen veel mensen in de overgang aan bij ongewijzigde leefstijl?
Menopauze.
Hoe heet de laatste menstruatie bij vrouwen?
De eicel versmelt met die van een zaadcel.
Wat gebeurt er bij bevruchting (‘conceptie’)?
Zygote.
Hoe wordt een bevruchte eicel genoemd?
De beginfase van het ontwikkelde nieuwe leven.
Wat is een embryo?
Foetus.
Hoe wordt de embryo vanaf de derde maand tot aan geboorte genoemd?
Melatonine.
Wat produceert de pijnappelklier?
Cortisol: stimuleert de aanmaak en opslag van glucose en speelt een rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers.
Wat produceert de schors van de bijnier (1)?
Aldosteron: reguleert het zout- en kaliumgehalte en speelt een rol bij de koolhydraatstofwisseling.
Wat produceert de schors van de bijnier (2)
Androgenen: vullen de zes hormonen van de geslachtshormonen aan.
Wat produceert de schors van de bijnier (3)
Adrenaline en noradrenaline.
Wat produceert de merg van de bijnier?
Adrenaline maakt het lichaam klaar om te handelen, noradrenaline controleert de bloeddruk.
Wat is het verschil tussen adrenaline en noradrenaline?
Elektrische stroompjes die door cellen doorgegeven worden.
Wat zijn impulsen?
Uit de hersenen en het ruggenmerg.
Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
Omvat de hersen- en ruggenmergzenuwen, die het centrale zenuwstelsel met alle overige delen van het lichaam verbinden.
Waaruit bestaat het perifere zenuwstelsel?
Dit verzorgt het contact met de omgeving door middel van de uitwendige zintuigen (zoals de ogen en oren).
Wat is het animale zenuwstelsel (willekeurige zenuwstelsel)?
De zenuwen die impulsen geleiden vanaf en naar organen als hart, lever en nieren.
Wat is het autonome zenuwstelsel (onwillekeurige zenuwstelsel)?
Oefent invloed uit op de waterafscheiding van de nieren.
Wat doet het antidiuretisch hormoon?
Bevordert de groei en stofwisseling.
Wat doet het groeihormoon?
Zet de schildklier aan tot de productie van thyroxine.
Wat doet het thryreotroophormoon?
Stimuleert de bijnierschors tot hormoonproductie.
Wat doet het adrenocorticotroop (ACTH)?
Functies die nodig zijn om te overleven, denk aan de bloedsomloop en spijsvertering.
Wat zijn vegatieve functies?
Neusholte, mondholte, keelholte en strottenhoofd.
Waaruit bestaan de bovenste luchtwegen?
Luchtpijp, vertakkingen van luchtpijp (bronchiën en bronchioli), longen, longblaasjes en longvlies.
Waaruit bestaan de onderste luchtwegen?
Heeft direct contact met de buitenwereld (eventueel via holten). Denk bijvoorbeeld aan de maag of darmen.
Wat is het externe milieu?
Een waterig milieu dat weefselcellen omringt. Ook weefselvocht of interstitiële vloeistof, zoals bloed en lymfevocht, wordt daartoe gerekend.
Wat is het interne milieu?