1/49
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Uit cellen die samen weefsels en organen vormen.
Waaruit bestaat het menselijk lichaam?
De grens tussen de binnen- en buitenkant van de cel, halfdoorlatend voor stoffen.
Wat is het celmembraan?
Uit de celkern en het cytoplasma.
Waaruit bestaat protoplasma?
Regelt de celactiviteiten en bevat DNA.
Wat doet de celkern?
Gelei-achtige substantie met water, eiwitten, vetten, zouten en organellen waarin stofwisseling plaatsvindt.
Wat is cytoplasma?
Stofwisseling, groei en vervanging.
Welke drie hoofdtaken heeft de cel?
Omzetting van stoffen in de cel, opname van voedingsstoffen en zuurstof, afvoer van afvalstoffen.
Wat is stofwisseling?
Door celdeling waarbij nieuwe cellen ontstaan.
Hoe groeit het lichaam?
Oude of beschadigde cellen sterven af en worden vervangen door nieuwe.
Hoe vindt vervanging van cellen plaats?
Een groep cellen met dezelfde bouw en functie.
Wat is een weefsel?
Steunweefsel, dekweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel.
Welke vier hoofdgroepen weefsels zijn er?
Steun, verbinding, bescherming van organen, opslag van energie en transport van stoffen.
Wat is de functie van steunweefsel?
Materiaal tussen de cellen dat eigenschappen van het steunweefsel bepaalt.
Wat is tussencelstof?
Bindweefsel, beenweefsel (bot), kraakbeen.
Welke drie soorten steunweefsel zijn er?
Bevat vezels voor stevigheid of elasticiteit, komt o.a. voor in pezen, huid en bloedvaten, voedt epitheelcellen.
Wat zijn de kenmerken van bindweefsel?
Zeer hard, bevat kalkzouten en stevige vezels; kalkzouten geven hardheid, vezels zorgen voor buigzaamheid.
Wat zijn de kenmerken van beenweefsel (bot)?
Minder kalkzouten; geeft een verhoogd risico op osteoporose, breuken en minder flexibiliteit.
Wat gebeurt er met het beenweefsel bij ouderdom?
Minder hard dan bot, elastischer, bevat kalkzouten, geen bloedvaten, komt o.a. voor in gewrichten.
Wat zijn de kenmerken van kraakbeen?
Weefsel dat zowel de buitenkant als de binnenkant van het lichaam bekleedt.
Wat is dekweefsel (epitheelweefsel)?
Op de huid, in het spijsverteringskanaal, nieren, urinewegen, luchtwegen, hart en bloedvaten (endotheel).
Waar komt dekweefsel voor?
Bescherming, barriëre tegen invloeden van buitenaf (zoals bacteriën).
Wat zijn de functies van dekweefsel?
Aaneengesloten, zonder tussenruimte.
Hoe zijn de cellen in dekweefsel gerangschikt?
Via onderliggend bindweefsel, omdat dekweefsel zelf geen bloedvaten bevat.
Hoe worden de cellen van dekweefsel gevoed?
Exocriene en endocriene klieren.
Welke twee soorten klieren horen bij dekweefsel?
Scheiden stoffen af naar buiten of in lichaamsholtes, bv. speeksel-, zweet- en alvleesklier.
Wat doen exocriene klieren?
Scheiden stoffen (hormonen) direct aan het bloed af, bv. bijnierschors, schildklier, alvleesklier.
Wat doen endocriene klieren?
Glad (onwillekeurig), dwarsgestreept (willekeurig), hartspierweefsel.
Welke drie soorten spierweefsel zijn er?
Geleidt prikkels; sensorische, motorische en gemengde zenuwen.
Wat zijn de functies van zenuwweefsel?
Grote bloedsomloop gaat door het lichaam; kleine bloedsomloop gaat door de longen.
Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop?
Ondersteunt afweer en transport van weefselvocht.
Wat doet het lymfevatenstelsel?
Opname van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide.
Wat is de functie van het ademhalingsstelsel?
Nieren, longen, lever, huid.
Welke organen zijn betrokken bij uitscheiding?
Filteren afvalstoffen, regelen bloeddruk, epo-productie.
Wat is de functie van de nieren?
Sympathisch: activeert lichaam; parasympathisch: brengt tot rust.
Wat is het verschil tussen sympathisch en parasympathisch zenuwstelsel?
Verteert voedsel en maakt voedingsstoffen beschikbaar voor het lichaam.
Wat doet het spijsverteringsstelsel?
Hypofyse, hypothalamus, schildklier, bijschildklieren, bijnieren, alvleesklier, geslachtsklieren, pijnappelklier.
Noem belangrijke hormoonklieren.
Insuline en glucagon (reguleren bloedsuikerspiegel).
Wat produceert de alvleesklier?
Zorg vóór de bevruchting om de gezondheid van moeder en kind te optimaliseren.
Wat is preconceptionele zorg?
Zuigeling, peuter, kleuter, basisschoolleeftijd, adolescentie, vroege/middelbare/late volwassenheid.
Welke levensfasen zijn er?
Groeispurt, hormonale ontwikkeling, leefstijlverandering.
Wat verandert er in de adolescentie?
Gezonde leefstijl vertraagt veroudering, vermindert ziekte.
Hoe beïnvloedt leefstijl de volwassenheid en ouderdom?
Hormoonproductie daalt, klachten als opvliegers, gewichtstoename en stemmingswisselingen kunnen ontstaan.
Wat gebeurt er tijdens de overgang?
In de mitochondriën (in het cytoplasma).
Waar in de cellen vindt stofwisseling plaats?
Zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide, afvalstoffen, hormonen, afweerstoffen en warmte.
Wat wordt via het bloed getransporteerd?
Via celademhaling wordt zuurstof gebruikt om glucose af te breken en energie vrij te maken; hierbij ontstaat CO2.
Hoe verloopt het proces van celademhaling?
Verwijdert afvalstoffen uit het bloed en handhaaft homeostase.
Wat doet het uitscheidingsstelsel?
De schildklier met thyroxine (bevat jodium).
Welke klier regelt de stofwisseling en met welk hormoon?
Meisjes: 11-13,5 jaar; jongens: 13-15,5 jaar; gewichtstoename door groei spier-, vetweefsel en organen.
Wanneer vindt de groeispurt plaats en waarom komen adolescenten aan?
Door dalende energiebehoefte bij ouder worden, zonder aanpassing in leefstijl.
Waarom komen veel mensen in de overgang aan bij ongewijzigde leefstijl?