1/19
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Baby- en peutertijd
Schema’s om de wereld te begrijpen, onderverdeeld in assimilatie en accommodatie dat volgens het equilibratiemodel wordt gebalanceerd. Kinderen ontwikkelen intentioneel en doelgericht gedrag. Core knowledge perspective, onderschat de capaciteiten van jonge kinderen
Assimilatie
Gebruiken van bestaande schema’s om de wereld te begrijpen
Accommodatie
Het aanpassen van oude schema’s om de wereld te begrijpen
Equilibratiemodel
Model die stelt dat er een balans wordt gezocht tussen assimilatie en accommodatie
Core knowledge perspective
Perspectief van Piaget die stelt dat er naast dat kennis wordt opgebouwd, ook aangeboren kennis is
Vroege kindertijd
Meer sprake van interne beelden (minder sensorimotorisch ontdekken), taal wordt een symboolsysteem en verbeeldingsspel verandert in socio-dramatisch spel. Sprake van duale representatie, egocentrisme en denkfouten. Er is geen conservatie, er zijn problemen met de hiërarchische classificatie en representatie, kinderen denken niet logisch (maar rigide)
Socio-dramatisch spel
Spel waarbij er een script is
Duale representatie
Een symbolisch object is zowel een object als een symbool van iets anders (bijv. een stok kan in spel ook een zwaard zijn)
Animisme
Het koppelen van een menselijk karakter aan een object
Finalisme
Denken dat alles een duidelijke, finale reden heeft
Fysiognomisch waarnemen
Een object wordt waargenomen met emotionele eigenschappen
Magisch denken
Denken dat als je iets denkt, het ook waar wordt
Conservatie
Weten dat als een fysiek voorwerp van voor veranderd, het nog steeds hetzelfde voorwerp is
Centratie
Gefocust zijn op één onderdeel van een object in plaats van het geheel
Kindertijd
Concreet operationeel denken, beter in conservatie en hiërarchie. Sprake van seriatie, transitieve inferentie en spatiaal denken. Logisch redeneren met concrete, zichtbare informatie, allemaal spontaan door maturatie van de hersenen
Seriatie
Objecten langs een kwantitatieve dimensie ordenen
Transitieve inferentie
Uitvoeren van mentale seriatie
Spatiaal redeneren
Begrip van ruimte en cognitieve kaart
Adolescentie
Formeel operationeel denken, hypothetisch-deductief redeneren (wetenschappelijk denken), prepositie denken. Veranderingen zijn niet universeel
Prepositie denken
Denken over niet-waarneembare dingen