AFPF casus 3

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/97

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

98 Terms

1
New cards
2
New cards
3
New cards
4
New cards
5
New cards

Wat is multiple sclerose (MS)?

Multiple sclerose is een chronische aandoening waarbij op verschillende plekken in het centrale zenuwstelsel (CZS) verharding (sclerose) optreedt.

6
New cards

Wat zijn risicofactoren voor MS?

Vrouwelijk geslacht, familieleden met MS en een gematigd klimaat met een laag vitamine D-gehalte.

7
New cards

Wat is de etiologie van MS?

De etiologie van MS is niet duidelijk, maar het kan een auto-immuunreactie zijn uitgelokt door een virus.

8
New cards

Wat is de pathofysiologie van MS?

MS leidt tot demyelinisatie in het CZS, wat de zenuwgeleiding vermindert, en veroorzaakt ontstekingsreacties die verharding tot gevolg hebben.

9
New cards

Wat is relapsing-remitting MS?

Een type MS gekenmerkt door exacerbaties en remissies met geheel of gedeeltelijk herstel.

10
New cards

Wat is primair progressieve MS?

Een type MS gekenmerkt door exacerbaties en stabiele fases zonder herstel.

11
New cards

Wat zijn symptomen van MS?

Neurologische uitvalsverschijnselen afhankelijk van de plaats, waaronder visusstoornissen, dysartrie, duizeligheid, spierzwakte, en coördinatiestoornissen.

12
New cards

Hoe wordt MS gediagnosticeerd?

Diagnose van MS omvat anamnese, lichamelijk onderzoek, MRI van de hersenen en ruggenmerg, en lumbale punctie; er moeten minimaal twee afwijkingen op verschillende plaatsen zijn.

13
New cards

Wat is de behandeling van MS?

MS is niet te genezen; de behandeling richt zich op het verminderen van symptomen en de frequentie en duur van exacerbaties, vaak met immuunmodulerende middelen.

14
New cards

Wat zijn complicaties van MS?

Complicaties kunnen vallen, obstipatie, urineweginfecties, gewichtsverlies, decubitus, en osteoporose omvatten.

15
New cards

Wat is de prognose van MS?

MS is niet te genezen en het verloop verschilt per persoon.

16
New cards

Hoe kan MS worden voorkomen?

Preventie richt zich op het voorkomen of vroeg signaleren van complicaties.

17
New cards

Wat is een dwarsleasie?

Een dwarsleasie is een beschadiging van het myelum die leidt tot onderbreking van uitvalsfuncties in het lichaam.

18
New cards

Wat zijn risicofactoren voor dwarsleasies?

Risicofactoren omvatten jongere mensen die motorrijden of risicosporten beoefenen, oudere mensen met artrose of osteoporose, en eerdere operaties aan de rug.

19
New cards

Wat is de etiologie van dwarsleasies?

Etiologie omvat verkeers- en sportongevallen, valincidenten, misdrijven, tumoren, infecties, MS, vaataandoeningen, of aangeboren afwijkingen zoals spina bifida.

20
New cards

Wat is de pathofysiologie van een dwarsleasie?

Dwarsleasies kunnen compleet of incompleet zijn en voordoen door doorsnijding, knelling, scheur, kneuzing, en afhankelijk van de hoogte en locatie varieert de ernst van motorische en sensorische symptomen.

21
New cards

Wat zijn symptomen van een complete dwarsleasie?

Complete dwarsleasie leidt tot krachtsverlies, gevoelsstoornissen, en autonome disfunctie.

22
New cards

Wat zijn symptomen van een incomplete dwarsleasie?

Incompleet kan leiden tot parese of paralyse van armen, benen, en rompspieren, spasticiteit, pijn, en diverse autonome dysfuncties.

23
New cards

Hoe wordt een dwarsleasie gediagnosticeerd?

Diagnose vereist anamnese, neurologisch onderzoek, en beeldvormende technieken zoals MRI of CT, naast bloed- en liquoronderzoek.

24
New cards

Wat is de behandeling voor een dwarsleasie?

Behandeling richt zich op het voorkomen van verdere schade, immobilisatie, spoedoperaties vlakbij knelling, en revalidatie.

25
New cards

Wat zijn complicaties van een dwarsleasie?

Complicaties kunnen autonome stoornissen, DVT, contracturen, decubitus, pneumonie, en psychologische effecten zoals depressie omvatten.

26
New cards

Wat is de prognose van een dwarsleasie?

De prognose hangt af van de oorzaak, kan leiden tot permanent verlies van functie, maar de levensverwachting blijft meestal hetzelfde; gedeeltelijk herstel is mogelijk.

27
New cards

Wat zijn de neurologische uitval niveaus bij dwarsleasie?

Niveaus zijn: C1 tot C5 (hoog cervicaal; tetraplegie), C6 tot C8 (laag cervicaal; paralyse onderlichaam), T1 tot T12 (thoracaal; paraplegie), L1 en L2 (hoog lumbaal; paraplegie met beperking van controle over blaas en darmen).

28
New cards

Wat is amyotrofische laterale sclerose (ALS)?

ALS is een progressieve aandoening die de motorische neuronen in het centrale en perifere zenuwstelsel aantast.

29
New cards

Wat zijn risicofactoren voor ALS?

Risicofactoren omvatten roken, erfelijkheid, en omgevingsfactoren.

30
New cards

Wat is de etiologie van ALS?

De etiologie van ALS is onbekend, mogelijk een combinatie van genetische en omgevingsfactoren.

31
New cards

Wat is de pathofysiologie van ALS?

Bij ALS worden de motorische neuronen zowel in het perifere als centraal zenuwstelsel aangetast, waardoor elektrische signalen niet effectief worden overgebracht.

32
New cards

Wat zijn symptomen van ALS?

Symptomen beginnen vaak in de ledematen en kunnen zich uitbreiden naar het hoofd en hals, met tekenen zoals parese, spierkrampen, atrofie, en slik- en spraakstoornissen.

33
New cards

Hoe wordt ALS gediagnosticeerd?

Diagnose verloopt via anamnese, lichamelijk onderzoek, laboratoriumtesten, MRI en EMG.

34
New cards

Wat is de behandeling voor ALS?

Behandeling richt zich op het verminderen van symptomen en het ondersteunen van beperkingen, zoals met Riluzol, dat de levensduur kan verlengen met ongeveer 3 maanden.

35
New cards

Wat zijn complicaties van ALS?

Complicaties kunnen pneumonie, respiratoire insufficiëntie, vermoeidheid, slaapstoornissen en pijn omvatten.

36
New cards

Wat is de prognose van ALS?

De prognose is slecht, met overlijden meestal binnen 2 jaar door respiratoire insufficiëntie.

37
New cards

Wat is polyneuropathie?

Polyneuropathie is een aandoening van meerdere perifere zenuwbanen.

38
New cards

Wat zijn risicofactoren voor polyneuropathie?

Risicofactoren zijn onder andere leeftijd, diabetes mellitus, overmatig alcoholgebruik, chemotherapie, en hart- en vaatziekten.

39
New cards

Wat is de etiologie van polyneuropathie?

De etiologie is meestal onbekend, maar kan verband houden met chronische aandoeningen zoals diabetes, nierinsufficiëntie, of toxische blootstelling.

40
New cards

Wat is de pathofysiologie van polyneuropathie?

Beschadiging aan axonen en afbraak van myelineschede, wat de prikkelgeleiding verstoort, waarbij de langste zenuwbanen vaak als eerste worden aangetast.

41
New cards

Wat zijn symptomen van polyneuropathie?

Symptomen omvatten tintelingen, dof gevoel in extremiteiten, onzeker looppatroon, krachtverlies, spieratrofie en autonome symptomen zoals mictiestoornissen.

42
New cards

Hoe wordt polyneuropathie gediagnosticeerd?

Diagnose omvat anamnese, lichamelijk onderzoek, EMG, en tests om de oorzaak achter te halen, zoals bloedonderzoek en lumbaalpunctie.

43
New cards

Wat is de behandeling voor polyneuropathie?

Behandeling richt zich op het wegnemen of verminderen van oorzaken, pijnbestrijding, en het behandelen van complicaties.

44
New cards

Wat zijn complicaties van polyneuropathie?

Complicaties kunnen brandwonden, verhoogd valrisico, en slaapstoornissen zijn.

45
New cards

Wat is de prognose van polyneuropathie?

De prognose is afhankelijk van de oorzaak en de effectiviteit van de behandeling.

46
New cards

Hoe kan polyneuropathie worden voorkomen?

Preventie bestaat uit het vermijden van blootstelling aan toxische stoffen.

47
New cards

Wat is het Guillain-Barrésyndroom?

Het Guillain-Barrésyndroom is een zeldzame auto-immuunaandoening, vaker voorkomend bij mannen, meestal acuut na een infectie; het kan ook hersenzenuwen aantasten en herstel is mogelijk.

48
New cards

Wat is myasthenia gravis (MG)?

MG is een auto-immuun aandoening waarbij het signaal van zenuwen niet goed wordt overgebracht naar de spieren, wat leidt tot spierzwakte.

49
New cards

Wat zijn risicofactoren voor myasthenia gravis?

Risicofactoren omvatten erfelijkheid en het feit dat het een auto-immuunaandoening is.

50
New cards

Wat is de etiologie van myasthenia gravis?

De etiologie is een auto-immuunreactie tegen acetylcholine, vaak uitgelokt door infecties of operaties.

51
New cards

Wat is de pathofysiologie van myasthenia gravis?

Antistoffen tegen acetylcholine verhinderen de goede binding van de neurotransmitter aan axonen, wat leidt tot spierzwakte.

52
New cards

Wat zijn de types van myasthenia gravis?

Gegeneraliseerde myasthenia gravis en oculaire myasthenia gravis.

53
New cards

Wat zijn symptomen van myasthenia gravis?

Symptomen zijn ptosis, dubbelzien, dysartrie, verminderde mimiek, slikstoornissen, vermoeidheid, en spierzwakte die verergeren na activiteit.

54
New cards

Hoe wordt myasthenia gravis gediagnosticeerd?

Diagnose vereist anamnese, lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek op antilichamen en EMG.

55
New cards

Wat is de behandeling voor myasthenia gravis?

Behandeling is medicamenteus gericht op het verhogen van acetylcholine en kan een thymectomie omvatten.

56
New cards

Wat zijn complicaties van myasthenia gravis?

Complicaties kunnen myastene crisis door infectie en cholinerge crisis omvatten.

57
New cards

Wat is de prognose van myasthenia gravis?

De prognose verschilt per dag en per zorgvrager, afhankelijk van de ernst van de symptomen.

58
New cards

Wat is spierdystrofie?

Spierdystrofie is een aandoening waarbij spieren steeds zwakker worden door afbraak; voornaamste types zijn Duchenne en Becker spierdystrofie.

59
New cards

Wat zijn risicofactoren voor spierdystrofie?

Bij jongeren zijn risicofactoren het dystrofine-gen; dochters kunnen draagsters worden.

60
New cards

Wat is de etiologie van spierdystrofie?

Het is een X-gebonden recessieve aandoening, wat betekent dat het kan worden overgeërfd of spontaan kan optreden.

61
New cards

Wat is de pathofysiologie van spierdystrofie?

Een gebrek aan of verminderde aanmaak van dystrofine, een eiwit dat de plasmamembraan van spiercellen stabiliseert, leidt tot spierafbraak en zwakte.

62
New cards

Wat zijn symptomen van spierdystrofie?

Symptomen zijn progressieve spierzwakte, vaak vallen, flexiecontracturen, dikkere kuiten en rolstoelafhankelijkheid.

63
New cards

Hoe wordt spierdystrofie gediagnosticeerd?

Diagnose omvat anamnese, lichamelijk onderzoek, labtesten op creatinekinase, DNA-onderzoek, en een spierbiopt vanuit het bovenbeen.

64
New cards

Wat is de behandeling voor spierdystrofie?

Er is geen genezing mogelijk; de behandeling richt zich op het vertragen van de achteruitgang en het verminderen van symptomen, inclusief oefeningen en hulpmiddelen zoals beenbraces.

65
New cards

Wat zijn complicaties van spierdystrofie?

Complicaties kunnen ademhalingsstoornissen, cardiomyopathie, slikstoornissen, obstipatie, en mictiestoornissen zijn.

66
New cards

Wat is de prognose voor Duchenne en Becker spierdystrofie?

Duchenne leidt vaak tot 24-uurs beademing vanaf 20 jaar, met een levensverwachting van meer dan 30 jaar voor 50% van de patiënten; Becker heeft een betere prognose zonder ademhalingsondersteuning en een normale levensverwachting.

67
New cards

Wat zijn de effecten van schade aan hoger motorische neuronen?

Schade aan hoger motorische neuronen resulteert in zwakte (parese), verlamming (paralyse), hypertonie en hoge reflexen.

68
New cards

Wat zijn de effecten van schade aan lager motorische neuronen?

Schade aan lager motorische neuronen leidt tot zwakte (parese), verlamming, hypotonie, lage reflexen, atrofie en fasciculaties.

69
New cards

Wat zijn voorbeelden van neuromusculaire aandoeningen?

Voorbeelden zijn ALS, polyneuropathie, Guillain-Barrésyndroom, myasthenia gravis, Duchenne en Becker spierdystrofie

70
New cards

Wat zijn de twee anatomische onderdelen van het zenuwstelsel?

  1. Centrale zenuwstelsel (CZS): hersenen, ruggenmerg en hersenstam.
  2. Perifere zenuwstelsel: zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg, inclusief ruggenmergzenuwen.
71
New cards

Wat is de functionele indeling van het zenuwstelsel?

Het zenuwstelsel is verdeeld in nervi craniales (hersen- of hersenzenuwen) en nervi spinales (ruggenmergzenuwen). Sommige zijn afferent (sensorisch) en zenden impulsen naar het CZS, terwijl andere efferent (motorisch) zijn en impulsen van het CZS naar de spieren zenden. Sommige zenuwen zijn gemengd.

72
New cards

Wat is het sensorische deel van het zenuwstelsel?

Het sensorische deel ontvangt informatie van zintuigen, zoals geur, kleur, zien en geluid, en stuurt deze impulsen naar het CZS.

73
New cards

Wat is het motorische deel van het zenuwstelsel?

Het motorische deel is verder onderverdeeld in:

  1. Somatisch (willekeurig) - samentrekken van skeletspieren.
  2. Autonoom (onwillekeurig) - functies die automatisch plaatsvinden, onderverdeeld in:
    • Parasympathisch (ontspanning).
    • Orthosympathisch (stressrespons).
74
New cards

Hoe functioneert het zenuwstelsel kort samengevat?

Het CZS ontvangt sensorische informatie en stuurt motorische reacties aan.

75
New cards

Wat zijn de functies van basale kernen?

Basale kernen zijn betrokken bij het coördineren van signalen die door de hersenen worden gegeven, en helpen bij het reguleren van bewegingen.

76
New cards

Wat is het verschil tussen witte en grijze stof in het zenuwstelsel?

  • Witte stof: bevat axonen die informationele signalen geleiden.
  • Grijze stof: bevat celkernen die signalen ontvangen en verwerken.
77
New cards

Wat zijn sensorische neuronen?

Sensorische neuronen leiden informatie van het lichaam naar het ruggenmerg en ontvangen signalen van zowel binnen- als buiten het lichaam, afferent naar de achterhoorn van het ruggenmerg.

78
New cards

Wat zijn motorische neuronen?

Motorische neuronen komen uit de hersenen en ruggenmerg + autonome ganglia en transporteren prikkels naar effectors zoals spieren en klieren. Ze zijn efferent en komen uit de voorhoorn van het ruggenmerg.

79
New cards

Wat is het verschil tussen somatische en autonome zenuwen?

  • Somatische zenuwen: verantwoordelijk voor willekeurige samentrekkingen van skeletspieren.
  • Autonome zenuwen: verantwoordelijk voor het samentrekken van hartspieren, gladde spieren en het stimuleren van kliersecretie.
80
New cards

Waar bevinden neuronen zich in het zenuwstelsel?

Neuronen zijn aanwezig in zowel het centrale als het perifere zenuwstelsel en zijn onderverdeeld in sensorische en motorische neuronen.

81
New cards

Wat is de functie van neurotransmitters?

Neurotransmitters zijn chemische stoffen die prikkels overbrengen van het ene neuron naar het andere via synapsen.

82
New cards

Wat is een synaps?

Een synaps is de ruimte tussen een presynaptisch neuron en een postsynaptisch neuron, waar neurotransmitters worden vrijgegeven en receptoren gestimuleerd worden.

83
New cards

Hoe werkt de communicatie tussen neuronen?

Bij het ontvangen van een signaal komen neurotransmitters vrij in de synaptische spleet, waar ze op receptoren van de postsynaptische neuron werken en stimulatie of remming veroorzaken.

84
New cards

Wat zijn enkele belangrijke neurotransmitters?

Belangrijke neurotransmitters zijn noradrenaline, adrenaline, dopamine, histamine, serotonine, gamma-aminoboterzuur (GABA), acetylcholine, enkefalinen, endorfine en substance P.

85
New cards

Wat is het effect van noradrenaline?

Noradrenaline speelt een rol in het sympathische zenuwstelsel en beïnvloedt de 'vecht-of-vlucht'-reactie.

86
New cards

Wat is de rol van acetylcholine?

Acetylcholine is belangrijk voor het parasympathische zenuwstelsel en voor de neuromusculaire overgang, waar het samentrekkingen van skeletspieren op gang brengt.

87
New cards

Wat doet glutamaat?

Glutamaat is belangrijk voor stemming, leren en geheugen, en functioneert als een stimulante neurotransmitter.

88
New cards

Wat is de rol van dopamine?

Dopamine is betrokken bij het aansturen van bewegingen, het reguleren van de stemming, en het gedrag met psychotische symptomen.

89
New cards

Wat is de functie van serotonine?

Serotonine is betrokken bij impulscontrole, stemming en slaapregulatie.

90
New cards

Wat is gamma-aminoboterzuur (GABA)?

GABA heeft een remmende werking en speelt een rol bij angstregulatie en het aansturen van bewegingen.

91
New cards

Wat is de structuur van het ruggenmerg?

Het ruggenmerg is een lang cilindrisch apparaat van het CZS, omgeven door ruggenmergvliezen en cerebrospinale vloeistof, dat zich uitstrekt van het verlengde merg tot de eerste lendenwervel.

92
New cards

Wat zijn de efferente en afferente zenuwbanen?

Efferente (motorische) zenuwbanen vervoeren prikkels van de hersenen naar het lichaam, terwijl afferente (sensorische) zenuwbanen prikkels van het lichaam naar de hersenen vervoeren.

93
New cards

Wat zijn dorsale en ventrale zenuwwortels?

Dorsale zenuwwortels vervoeren sensorische zenuwimpulsen naar het ruggenmerg, terwijl ventrale zenuwwortels motorische zenuwimpulsen van het ruggenmerg afvoeren.

94
New cards

Wat zijn reflexen?

Reflexen zijn snelle, automatische reacties op prikkels, die een kortsluiting vormen tussen het sensorisch en motorisch zenuwstelsel voor bescherming en directe actie.

95
New cards

Hoe ziet de grijze stof van het ruggenmerg eruit?

De grijze stof, die eruitziet als een 'H', bestaat uit de achterhoorn (sensorische neuronen), voorhoorn (motorische neuronen) en interneuronen voor spinale reflexbogen.

96
New cards

Wat is de functie van witte stof in het ruggenmerg?

De witte stof, die is omgeven door myeline, bevat zenuwvezels die verantwoordelijk zijn voor het geleiden van signalen tussen de verschillende delen van het zenuwstelsel.

97
New cards

Wat zijn plexussen in het zenuwstelsel?

Plexussen zijn zenuwvlechten gemaakt uit rami (afsplitsingen van zenuwwortels) die zijn gegroepeerd en gerangschikt om vitale zenuwen naar specifieke lichaamsdelen te sturen.

98
New cards

Wat zijn de verschillende plexussen in het perifere zenuwstelsel?

De belangrijkste plexussen zijn:

  • Plexus cervicales (C1 t/m C4)
  • Plexus brachialis (C5 t/m T1)
  • Plexus lumbalis (L1 t/m L4)
  • Plexus sacralis (L4 + S1 t/m S4)
  • Plexus coccygeus (S4 + S5 + CO).