Deugden
Goede eigenschappen die de handelwijze van de mens/sociaal werker bepaalt.
Utilisme (ook wel utilitarisme)
Teleologische normatieve theorie waarin die handelingen die het grootste geluk voor het grootste aantal mensen opleveren, als moreel juist worden beoordeeld (Bentham en Mill). Doel is het maximaliseren van genot en het minimaliseren van lijden.
Hypothetische imperatief
Schrijft voor wat iemand moet doen om een bepaald doel te bereiken.
Respect
Eerbied voor de fundamentele rechten en waardigheid van mensen.
Praktische rede
Het vermogen om redelijk te handelen en je niet te laten sturen door anderen, verlangens of nut (Kant).
Negatieve vrijheid
Een situatie waarin iemand niet door anderen wordt gehinderd in wat hij wil doen. Vrij zijn van...
Gevolgenethiek
Teleologische ethiek. Normatieve ethiek waarin wordt beoordeeld welke handeling moreel juist is door naar het doel of de gevolgen van die handeling te kijken.
Ubuntu
Letterlijk: 'onderlinge verbondenheid'. Afrikaanse ethiek die is gebaseerd op verbondenheid met de eigen groep, maar ook met anderen, zelfs als die anderen tegenstanders zijn. 'Ik ben omdat wij zijn'.
Autonomie
Zelfbeschikking, het vermogen om zelf na te denken en zelf te bepalen wat je wilt met je leven. Volgens Kant: een situatie waarin de mens als redelijk wezen zelf zijn wetten stelt.
Plichtethiek
Deontologische ethiek. Normatieve ethiek waarin wordt beoordeeld welke handeling moreel juist is, door te kijken of de handeling juist is, ongeacht de feitelijke gevolgen.
Beginselethiek
Deontologische ethiek. Normatieve ethiek waarin wordt beoordeeld welke handeling moreel juist is, door te kijken of de handeling juist is, ongeacht de feitelijke gevolgen.
Regelutilisme
Variant op het utilisme waarin men afweegt welke regels nuttig zijn om een goede situatie te bereiken.
Categorische imperatief (Kant)
'Handel alsof de grondregel van je handeling door jouw wil tot een algemene natuurwet wordt.' 'Handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in de persoon van ieder ander, tegelijkertijd altijd ook als doel en nooit enkel als middel gebruikt.'
Tolerantie
Verdraagzaamheid jegens andersdenkenden.
Care receiving (Tronto)
Vierde fase van zorg in de zorgethiek: zorg ontvangen. De zorgontvanger moet aangeven welke hulp hij nodig heeft.
Caring for (Tronto)
Tweede fase van zorg in de zorgethiek: zorg op zich nemen. De zorgverlener neemt de verantwoordelijkheid om in te grijpen.
Deugdenethiek
Normatieve ethiek waarin wordt beoordeeld welke handeling moreel juist is door naar het karakter en de motieven van de actor te kijken.
Caring about (Tronto)
Eerste fase van zorg in de zorgethiek: aandachtige betrokkenheid. Je signaleert dat iemand zorg nodig heeft en dat er iets moet gebeuren.
Care giving (Tronto)
Derde fase van zorg in de zorgethiek: zorg verlenen. De zorgverlener voert praktische zorg uit.
Heteronomie
Een situatie waarin een ander de wet stelt (Kant).
Zorgethiek
Normatieve theorie die is gebaseerd op verbondenheid tussen mensen en de verantwoordelijkheid en zorg voor elkaar die daaruit voortvloeien (Gilligan, Tronto en Baier).
Teleologische ethiek
Gevolgenethiek. Normatieve ethiek waarin wordt beoordeeld welke handeling moreel juist is door naar het doel of de gevolgen van die handeling te kijken.
Handelingsutilisme
Variant op het utilisme waarbij men zich bij iedere handeling op zichzelf afvraagt wat de gevolgen zijn.
Deontologische ethiek
Beginselethiek. Normatieve ethiek waarin wordt beoordeeld welke handeling moreel juist is, door te kijken of de handeling juist is, ongeacht de feitelijke gevolgen.
Communitarisme
Politieke stroming die kritiek uit op het liberalisme omdat het te weinig oog heeft voor het belang van sociale relaties en tradities.
Aandachtige betrokkenheid
Eerste fase van zorg in de zorgethiek (Caring about): aandachtige betrokkenheid. Je signaleert dat iemand zorg nodig heeft en dat er iets moet gebeuren.