Nederlands

Volkssprookjes

Erg oud en mondeling overgeleverd, met vele varianten en veel herhalingen.

Cultuursprookjes

Sprookjes die door één persoon zijn geschreven en recenter zijn.

Kenmerken van het sprookje

Uiteenzetting over de belangrijkkenmerken van sprookjes.

Onbepaalde plaats en tijd

Sprookjes spelen zich af in een ongespecificeerde locatie en tijd.

Magie en Fantasie

Belangrijke elementen in sprookjes, die vaak de verhaallijn aandrijven.

Vlakke Personages

Personages in sprookjes die niet verder ontwikkeld zijn en eenvoudige karakteristieken bezitten.

Happy end

Sprookjes eindigen altijd positief, vaak met een ‘happy end’.

Herhalingen en getallensymboliek

Gebruik van herhalingen, vaste formuleringen en symbolisch gebruik van getallen in sprookjes.

Beeldmanipulatie

Het aanbrengen van veranderingen in een afbeelding, ook wel 'photoshoppen' genoemd.

Meertaligheid

Het gebruik van meerdere talen in communicatie, zonder dat hoeft te betekenen dat men ze volledig beheerst.

Initiaalwoord

Een woord gevormd uit de eerste letters van een groep woorden, dat letter voor letter wordt uitgesproken.

Letterwoord

Een woord gevormd uit de eerste letters van een groep woorden, dat als één woord wordt uitgesproken.

Persoonlijk voornaamwoord

Een voornaamwoord dat verwijst naar iets of iemand.

Bezittelijk voornaamwoord

Een voornaamwoord dat de bezitter aanduidt.

Wederkerend voornaamwoord

Een voornaamwoord dat verwijst naar het onderwerp van de zin, alleen gebruikt bij wederkerende werkwoorden.

Wederkerig voornaamwoord

Een voornaamwoord waarbij de handeling wederzijds is, de actie gebeurt heen en weer tussen de personen.