Nederlands
Het Sprookje
Volkssprookjes: Erg oud en werd mondeling overgeleverd. Vele varianten en veel herhalingen (de gebroeders Grimm.)
Cultuursprookjes: door 1 persoon geschreven, recenter
Kenmerken van het sprookje
Sprookjes herken je aan de volgende kenmerken.
Ze spelen zich af op een onbepaalde plaats en in een onbepaalde tijd.
Veel Magie en Fantasie.
Vlakke Personages.
Het eindigt altijd met een Happy end.
Veel herhalingen, vaste formuleringen en getallensymboliek.
Oorspronkelijk voor volwassenen (geweldadig en erotisch.) en later voor kinderen
Poëzie
Thema is waar het gedicht over gaat.
Vormbegrippen
Vers: een regel in een gedicht
strofe: verzen die samenhoren
refrein: gelijke versregels die terugkomen
ritme: de afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen
enjambement: een zin die doorloopt over meerdere verzen, waarbij de dichter de zin afbreekt op een niet-natuurlijke plaats
Rijmen
Gepaard rijm (AABB)
Gekruist rijm (ABAB)
omarmend rijm (ABBA)
Stijfiguren in poëzie
Bij een Alliteratie: zijn de eerste klinkers of medeklinkers van twee of meer beklemtoonde woorden identiek.
Er moeten Woorden zijn
zoals Wind en Water
Je gebruikt een vergelijking: als er een overeenkomst is tussen twee of meer personen of zaken. Tussen de delen van een vergelijking staan vaak de woorden als, zoals of gelijk.
Ik heb je lief zoals je soms
gelijk een gouden zomerdag bent
Een metafoor: is een vorm van beeldspraak, waarbij geen vergelijkingswoord gebruikt wordt. Personen of zaken worden dan met elkaar gecombineerd zonder de woorden als, zoals of gelijk.
Een goudlawine vult de straat. (de zonsondergang)
In een personificatie: (of verpersoonlijking) worden dieren, begrippen of levenloze voorwerpen als een persoon voorgesteld of krijgen ze menselijke eigenschappen.
De aarde slaakt een diepe zucht.
Bij een overdrijving of hyperbool: wordt een bepaalde eigenschap extra overdreven. Het is een vorm van ironie. Bij ironie zeg je iets anders dan wat je bedoelt.
Betere kinderen dan wij bestaan niet, kunnen niet geboren worden!
Bronnen beoordelen
Bronnen Onderzoeken
Is de informatie betrouwbaar?
Wie is de zender?
Is de zender een deskundige?
wat is de bedoeling van de zender?
Je bekijkt en beoordeelt de bron waaruit je informatie haalde.
Is de informatie juist?
Je vergelijkt de informatie met de gegevens uit andere bronnen. Wat zeggen andere bronnen over het onderwerp? Worden er voldoende feiten gegeven en zijn die feiten wel feiten en geen meningen? Welke argumenten gebruikt men: zakelijke of emotionele? Zijn de gebruikte argumenten waardevol? Klopt elke redenering?
Is de informatie volledig?
Je controleert of de boodschap alle belangrijke invalshoeken benadert. Brengt de zender misschien een eenzijdig verhaal met alleen aandacht voor één aspect? Ontbreken er aspecten van het verhaal?
Is de informatie actueel?
Je gaat na wanneer het materiaal werd uitgegeven. Is de inhoud misschien al verouderd? Is de informatie nog geldig? Niet alleen naar geschreven bronnen moet je kritisch kijken, ook beelden kunnen aangepast en bewerkt worden. Dat heet beeldmanipulatie: het aanbrengen van veranderingen in een afbeelding. De term fotoshoppen wordt daarvoor frequent gebruikt.
Meertaligheid
Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands
Zowel Vlamingen als Nederlanders spreken Nederlands. Hun woordenschat en grammatica zijn nagenoeg identiek. Het belangrijkste verschil is dat ze met een andere, meestal onmiddellijk herkenbare tongval spreken.
Er zijn ook verschillen in woordenschat. Een klein aantal woorden en uitdrukkingen zijn in het andere deel van het taalgebied onbekend, klinken wat exotisch of hebben een andere betekenis. Die woorden behoren alleen in het noordelijke of het zuidelijke deel van het taalgebied tot de standaardtaal.
Meertaligheid
Je bent meertalig als je afwisselend meerdere talen gebruikt in de communicatie met anderen. Daarbij gaat het niet om de beheersing van de taal, maar om het gebruik ervan. Je bent dus ook meertalig als je één taal vloeiend spreekt en een andere taal alleen begrijpt.
Luistertaal is een vorm van meertalige communicatie waarin personen met verschillende talige achtergronden hun eigen taal spreken en elkaar toch kunnen verstaan.
Taallab
De spelling van Engelse werkwoorden in het Nederlands
De stam van een Engels werkwoord schrijf je op dezelfde manier als in het Engels
speechen | stam = speech | ik speech hij speecht wij hebben gespeecht |
racen | stam = race | ik race hij racet wij hebben geracet |
Als de stam in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, vernederlands je de stam en schrijf je een enkele medeklinker, behalve als dat een andere uitspraak oproept.
Stressen | stam = stres | ik stres hij strest wij hebben gestrest |
grillen | stam = gril | ik gril hij grilt wij hebben gegrild |
baseballen | stam = baseball | ik baseball hij baseballt wij hebben gebaseballd |
Als het Engelse woord eindigt op -le schrijfje in de Nederlandse stam -el, tenzij dat een andere uitspraak oproept.
googelen | stam = googel | ik googel hij googelt wij hebben gegoogeld |
scrabbelen | stam = scrabbel | ik scrabbel hij scrabbelt wij hebben gescrabbeld |
recyclen | stam = recycle | ik recycle hij recyclet wij hebben gerecycled |
Actieve en passieve zinnen — het handelend voorwerp
in een actieve zin voert het onderwerp zelf de handeling uit
In een passieve zin komt de handeling (en niet de actievoerder) op de voorgrond. Het onderwerp ondergaat de handeling. De hulpwerkwoorden voor passieve zinnen zijn worden en zijn.
Soms is er in een passieve zin een handelend voorwerp (HV). Een handelend voorwerp vertelt wie de handeling uitvoert. Dit zinsdeel begint altijd met door.
Opgelet! Niet elk zinsdeel dat met door begint, is een handelend voorwerp.
Als je de passieve zin actief maakt, wordt het handelend voorwerp het onderwerp van de actieve zin.
Als je de actieve zin passief maakt, wordt het onderwerp het handelend voorwerp van de passieve zin.
Schooltaalwoorden
associëren | evolueren | raadplegen | verrijken |
het concept | de formulering | toepassen | de verscheidenheid |
het detail | observeren | uitsluitend | voldoen aan |
het element | zich onderscheiden | verwant |
De mythe
Mythe
Een klassieke mythe is een verhaal dat:
goden, halfgoden of helden uit het verleden in de hoofdrol heeft
behoort to een bepaalde cultuur
mondeling overgeleverd en pas later opgeschreven werd
een gebruik in cultuur, iets dat in de natuur voorkomt of het ontstaan van de wereld wil verklaren
Vlogs en blogs
Vlogs en blogs
een vlog is een persoonlijk videodagboek dat online gebliceerd wordt. Maastal gebeurt dit op regelmatige tijdstippen. Een blog is een geschreven versie van een vlog. In heel wat vlogs en blogs wordt het dagelijks leven van iemand getoond. Vaak wordt er gevlogd of geblogd over een hobby of een passie, zoals games, koken, reizen, make-up, mode, sport …
Modaliteit
Je kunt als spreker of schrijver veel houdingen aannemen ten opzichte van wat je zegt. Die houding heet mondaliteit. Er zijn 3 soorten
Werkelijkheidmodaliteit
Je drukt als spreker/schrijver een van de volgende houdingen tegenover de inhoud uit:
zekerheid
onzekerheid
niet-werkelijkheid
Wensmodaliteit
Je drukt als spreker/schrijver de hoop, de wens, het verlangen uit dat wat je zegt/schrijft, zal gebeuren. Een bevel, een toestemming, een gebod en een verbod zijn er voorbeelden van.
Gevoelsmodaliteit
Je drukt als spreker/schrijver een gevoel (spijt, medelijden, tevredenheid …) tegenover de inhoud uit.
Mondaliteit uitdrukken
Enkele middelen om de soorten modaliteit uit te drukken:
lichaamstaal, intonatie, toonhoogte, volume in gesproken taal
Modale hulpwerkwoorden
modale bijwoorden
tussenwerpsels
leestekens, nadruktekens en lay-out in geschreven taal
tijd van werkwoord
werkwoord die hoop, verlangen, vermoeden en twijfel uitdrukken
Taallab les 28 Deel 4
Initiaalwoorden en letterwoorden
Een initiaalwoord bestaat uit de eerste letters van een woord(groep) en je leest het letter voor letter. Initiaalwoorden spel je zonder puntjes.
Samenstellingen met initiaalwoord krijgen een koppelteken.
Een letterwoord bestaat uit de eerste letters van een woord(groep) en je leest het als een woord. Letterwoorden spel je zonder puntjes.
Samenstelling met een letterwoord worden zonder koppelteken gespeld, tenzij het letterwoord hoofdletters bevat.
Voornaamwoorden
Een voornaamwoord (vn) verwijst naar of vervangt een zelfstandig naamwoord.
een persoonlijk voornaamwoord (pvn) verwijst naar iets of iemand.
Een bezittelijk voornaamwoord (bvn) verwijst naar de bezitter. Het zegt aan wie iets
toebehoort. Het bezittelijk voornaamwoord kan bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt worden.
Het wederkerend voornaamwoord (wed. vn.) verwijst naar het onderwerp van de zin. Het
komt enkel voor bij wederkerende werkwoorden.
Bij het wederkerig voornaamwoord (wdgvn) is de handeling van het werkwoord wederzijds:
de actie gebeurt heen en weer tussen de personen, dieren of dingen.
Schooltaalwoorden
abrupt | de fractie | inperken | de transitie |
het alternatief | identificeren | inspireren | typerend |
het attribuut | incasseren | overleveren | zich richten op/tot |
converseren | innovatief | relevent |