1/18
Vocabulary flashcards related to animal responses to stimuli, muscles, and glands.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Prikkel (Stimulus)
Een detecteerbare verandering in de omgeving.
Receptor
Structuur die de stimulus herkent en opvangt.
Geleider (Conductor)
Structuur die informatie geleidt.
Effector
Structuur die de reactie uitvoert.
Reactie (Reaction)
Actie als antwoord op de stimulus.
Dwarsgestreepte spieren / Skeletspieren (Striated Muscles / Skeletal Muscles)
Spieren die samenwerken met het skelet en gewrichten overbruggen, gecontroleerd door het somatische zenuwstelsel en de bewuste wil.
Gladde spieren (Smooth Muscles)
Spieren die voorkomen in organen, niet onder bewuste controle, en gereguleerd door het autonome zenuwstelsel.
Hartspier (Heart Muscle)
Spier die automatisch samentrekt, hoewel de frequentie wordt beïnvloed door het autonome zenuwstelsel.
Somatisch zenuwstelsel (Somatic Nervous System)
Deel van het zenuwstelsel dat de skeletspieren controleert, waardoor vrijwillige bewegingen mogelijk zijn.
Autonoom zenuwstelsel (Autonomic Nervous System)
Deel van het zenuwstelsel dat onvrijwillige acties controleert, zoals gladde spiercontracties en hartslag.
Pees (Tendon)
Bindweefsel dat buiten de spierbuik samenvloeit en de spier aan een bot bevestigt.
Spierschede (Muscle Sheath)
Membraan dat spieren omgeeft
Spierbundel (Muscle Bundle)
De bundel spiervezels omgeven door de bundelschede.
Sarcomeer (Sarcomere)
Basiseenheid van spiercontractie, die actine- en myosinefilamenten bevat.
Actine (Actin)
Dunne eiwitfilamenten in sarcomeren.
Myosine (Myosin)
Dikke eiwitfilamenten in sarcomeren.
Motorische eindplaat (Motor End Plate)
Locatie waar een motorneuronaxon verbinding maakt met een spiervezel.
Motorische eenheid (Motor Unit)
Een groep spiervezels die wordt gecontroleerd door een enkel motorisch axon.
Antagonisten (Antagonists)