gedrag ppp

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/109

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

110 Terms

1
New cards

Welke bedreiging hoort bij interne validiteit en niet bij externe validiteit

demand characteristics (proefpersonen passen hun gedrag aan omdat ze denken te weten wat er verwacht wordt)

2
New cards

Welke factor bedreigt externe validiteit maar niet interne validiteit

een niet representatieve steekproef zoals alleen psychologiestudenten of een artificiële labo omgeving

3
New cards

Welk ethisch principe komt vóór een experiment en is noodzakelijk naast debriefing

informed consent waarbij deelnemers vooraf toestemming geven

4
New cards

Waarom mag een coverstory enkel gebruikt worden als er nadien een debriefing volgt

omdat deelnemers recht hebben op correcte informatie over het doel en eventuele misleiding

5
New cards

Welk effect beschrijft het Pygmalion experiment van Rosenthal en Jacobson en is dus geen proefleidereffect

verwachtingseffect waarbij hoge verwachtingen leiden tot betere prestaties

6
New cards

Wat is het Golem effect in één zin

lage verwachtingen van een autoriteit leiden tot slechtere prestaties

7
New cards

Wat is een correcte bedreiging voor interne validiteit in de casus met mondmaskers en begroetingen

selectiebias wanneer de groepen vooraf niet gelijk zijn of verschillen in situatie

8
New cards

Wat is de eerste stap van het cognitief beslissingsmodel van Darley & Latané?

Wordt de situatie opgemerkt? Mensen moeten eerst opmerken dat er iets aan de hand is voordat ze verder kunnen beslissen om te helpen.

9
New cards

Wat is de tweede stap van het cognitief beslissingsmodel?

Wordt de situatie geïnterpreteerd als een noodsituatie? Mensen moeten de situatie herkennen als een echt probleem of noodsituatie.

10
New cards

Wat is de derde stap van het cognitief beslissingsmodel?

Acht ik mezelf verantwoordelijk? Het individu moet zichzelf verantwoordelijk voelen om in te grijpen.

11
New cards

Wat is de vierde stap van het cognitief beslissingsmodel?

Weet ik wat ik moet doen? Mensen moeten weten welke actie effectief en passend is in deze situatie.

12
New cards

Wat is de vijfde stap van het cognitief beslissingsmodel?

Ga ik helpen? Uiteindelijk beslist men of men daadwerkelijk ingrijpt of niet.

13
New cards

Wat is pluralistische onwetendheid?

Een situatie waarin mensen niet ingrijpen omdat ze naar anderen kijken en aannemen dat er niets aan de hand is als niemand reageert.

14
New cards

Wat is diffusie van verantwoordelijkheid?

Het mechanisme waarbij individuen zich minder verantwoordelijk voelen om in te grijpen naarmate er meer mensen aanwezig zijn.

15
New cards

Wat is een voorbeeld van altruïstische motivatie bij hulpgedrag?

Iemand helpt puur om het welzijn van een ander te verbeteren

16
New cards

Wat is een voorbeeld van egoïstische motivatie bij hulpgedrag?

Iemand helpt zodat hij zelf iets krijgt

17
New cards

Wat zijn de botsende cognities bij cognitieve dissonantie?

Bijvoorbeeld: “Ik wil minder tijd op TikTok zitten” vs. “Ik zit toch weer een uur op TikTok.”

18
New cards

Noem twee strategieën om cognitieve dissonantie te reduceren.

  1. Consonante cognities toevoegen: rechtvaardigingen bedenken voor gedrag
19
New cards

Wat is onvoldoende justificatie bij cognitieve dissonantie?

Wanneer gedrag niet genoeg beloond of afgeschrikt wordt

20
New cards

Welke territoria onderscheidt Bakker in zijn territoriumleer?

Privégebieden en publieke arena.

21
New cards

Wat valt onder privégebieden?

Persoonlijke ruimte

22
New cards

Wat valt onder publieke arena?

Psychologische ruimte (behoefte aan aandacht) en actieterritoria (onder eigen controle vallende rollen/verantwoordelijkheden).

23
New cards

Hoe kan een geschonden vluchtheuvel leiden tot psychologische agressie?

Wanneer iemand geen privacy of rust kan vinden

24
New cards

Wat is het verschil tussen acquisition en performance in aangeleerde agressie volgens Bandura?

Acquisition is het leren zien van gedrag zonder het direct uit te voeren

25
New cards

Hoe kan digitale stalking worden gezien als agressie?

Digitale stalking is herhaaldelijk gedrag met intentie psychologische pijn toe te brengen en persoonlijke grenzen te overschrijden.

26
New cards

Wat is een voorbeeld van digitale bystander effect?

Mensen kijken toe of filmen een situatie via telefoon

27
New cards

Wat is een groep?

Een groep ontstaat wanneer minstens twee personen met elkaar interacteren en onderling afhankelijk zijn; hun behoeften

28
New cards

Wat is het verschil tussen groep en collectief?

Groep: echte interactie en samenwerking; Collectief: alleen aanwezigheid van anderen

29
New cards

Waarom sluiten mensen zich aan bij groepen?

Evolutionaire overleving

30
New cards

Wat zijn groepsnormen?

Regels binnen een specifieke groep die gedrag beïnvloeden en cohesie versterken.

31
New cards

Wat zijn functionele rollen?

Verwachtingen over hoe groepsleden zich gedragen (bv. leider

32
New cards

Wat gebeurde bij het Stanford Prison Experiment?

Studenten pasten zich extreem aan hun rol aan; bewakers werden wreed

33
New cards

Wat is groepscohesie?

Mate van verbondenheid en sympathie binnen een groep; te veel cohesie kan leiden tot groupthink.

34
New cards

Wat is sociale facilitatie?

Aanwezigheid van anderen verhoogt arousal

35
New cards

Wat verklaart Zajonc over sociale facilitatie?

Dominante respons wordt versterkt door fysiologische arousal; eenvoudig = beter

36
New cards

Wat is evaluatieangst (Cottrell)?

Opwinding ontstaat door verwachting dat anderen ons beoordelen

37
New cards

Wat is distractie-conflicttheorie (Baron)?

Aandachtsconflict tussen taak en omgeving verhoogt arousal.

38
New cards

Wat is social loafing?

Verminderde inzet in groep wanneer individuele bijdrage niet zichtbaar is; Ringelmann-effect.

39
New cards

Hoe kan social loafing verminderd worden?

Identificeerbare inspanning

40
New cards

Wat is de-individuatie?

Opgaan in de groep waardoor persoonlijke verantwoordelijkheid afneemt en gedrag impulsiever of afwijkender wordt.

41
New cards

Wat is groepsdenken (groupthink)?

Drang naar harmonie binnen een hechte groep overheerst kritisch denken; leidt tot tunnelvisie en slechte beslissingen.

42
New cards

Hoe voorkom je groepsdenken?

Neutraal leiderschap

43
New cards

Wat is groepspolarisatie?

Versterking van reeds bestaande meningsverschillen binnen een groep (risk shift of conservative shift).

44
New cards

Wat zijn de fases van groepsontwikkeling volgens Tuckman?

Vormfase

45
New cards

Wat zijn de 8 fasen van genocide volgens Stanton?

Classificatie

46
New cards

Wat is classficatie bij genocide?

Groepen worden onderscheiden en gemarkeerd als ‘anders’ (bv. Joden in nazi-Duitsland).

47
New cards

Wat is symbolisatie?

Een groep wordt herkenbaar gemarkeerd (bv. Jodenster).

48
New cards

Wat is dehumanisatie?

Groep wordt ontmenselijkt om collectief haten te vergemakkelijken.

49
New cards

Wat is organisatie bij genocide?

Structuren en militaire eenheden zoals Einsatzgruppen worden ingezet om vervolging te coördineren.

50
New cards

Wat is polarisatie bij genocide?

Groep systematisch uit de maatschappij verdreven via getto’s of concentratiekampen.

51
New cards

Wat is preparatie?

Plannen en organiseren van de uiteindelijke vernietiging van een groep (bv. Wannseeconferentie).

52
New cards

Wat is exterminatie?

Massamoord uitgevoerd met methoden zoals vergassing of executies.

53
New cards

Wat is ontkenning?

Poging om genocide te verbergen of het bestaan te ontkennen na afloop.

54
New cards

Sociale perceptie

De manier waarop wij oordelen over anderen en verklaringen zoeken voor hun gedrag

55
New cards

Eerste indruk

Het snelle oordeel dat we vormen over iemand op basis van uiterlijk

56
New cards

Attributie

Het proces van verklaren van eigen of andermans gedrag door oorzaken toe te schrijven

57
New cards

Integratie van attributies

Het samenvoegen van toegeschreven eigenschappen tot één algemeen oordeel of impressie

58
New cards

Verwachtingen

Vooropgezette ideeën die subtiel het gedrag van anderen beïnvloeden en bevestigen

59
New cards

Waarnemer

De persoon die observeert en de werkelijkheid subjectief interpreteert

60
New cards

Schema

Mentale structuren die informatie organiseren

61
New cards

Primaire kenmerken

Direct zichtbare eigenschappen zoals geslacht

62
New cards

Stereotype

Vaststaand beeld van een groep dat eerste indrukken beïnvloedt

63
New cards

Babyface-effect

Het fenomeen dat jeugdige gelaatstrekken geassocieerd worden met vriendelijkheid maar ook naïviteit

64
New cards

Scripts

Onbewuste verwachtingen over gepast gedrag in een bepaalde situatie

65
New cards

Gedrag

Alles wat een persoon doet

66
New cards

Verbaal gedrag

De inhoud van wat iemand zegt

67
New cards

Paraverbaal gedrag

De manier waarop iets gezegd wordt

68
New cards

Non-verbaal gedrag

Lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen die emoties communiceren

69
New cards

Gelaatsuitdrukkingen

Universele manieren om emoties over te brengen

70
New cards

Basisemoties volgens Ekman

Blijdschap

71
New cards

Culturele uitingsregels

Verschillen in hoe en wanneer emoties worden getoond in verschillende culturen

72
New cards

Attributie

Verklaring van gedrag door interne of externe oorzaken

73
New cards

Interne attributie

Oorzaak van gedrag toegeschreven aan persoonlijke eigenschappen

74
New cards

Externe attributie

Oorzaak van gedrag toegeschreven aan de situatie of externe factoren

75
New cards

Stabiele oorzaak

Een blijvende oorzaak

76
New cards

Instabiele oorzaak

Tijdelijke oorzaak

77
New cards

Corresponderende gevolgtrekking

Theorie dat gedrag persoonlijke eigenschappen kan onthullen onder bepaalde voorwaarden

78
New cards

Voorwaarden corresponderende gevolgtrekking

Keuzevrijheid

79
New cards

Covariatietheorie van Kelley

Gedrag wordt verklaard op basis van covariantie van consensus

80
New cards

Consensus

Mate waarin anderen hetzelfde gedrag vertonen

81
New cards

Distinctiviteit

Mate waarin gedrag specifiek is voor een situatie

82
New cards

Consistentie

Mate waarin gedrag in tijd en omstandigheden gelijk blijft

83
New cards

Persoonsattributie

Gedrag toegeschreven aan de persoon zelf

84
New cards

Stimuli-attributie

Gedrag toegeschreven aan de stimulus of situatie

85
New cards

Omstandigheidsattributie

Gedrag toegeschreven aan toevallige omstandigheden

86
New cards

Attributievertekening

Systeemfouten in het maken van attributies

87
New cards

Fundamentele attributiefout

Overschatten van interne oorzaken bij anderen en onderschatten van situatie

88
New cards

Twee-stappenmodel van Gilbert

Eerst automatische persoonsattributie

89
New cards

Actor-observator effect

Actor richt op situatie

90
New cards

Heuristiek

Mentale vuistregel om snel oordelen te maken

91
New cards

Beschikbaarheidsheuristiek

Oordeel gebaseerd op makkelijk oproepbare informatie

92
New cards

Representativiteitsheuristiek

Oordeel gebaseerd op overeenstemming met een prototype

93
New cards

Valse-consensus effect

Neiging om eigen gedrag en mening als norm te zien

94
New cards

Zelfdienende attributie

Succes aan jezelf toeschrijven

95
New cards

Defensieve attributie

Succes van anderen toeschrijven aan geluk

96
New cards

Primacy effect

Informatie die eerst wordt aangeboden beïnvloedt het oordeel sterker

97
New cards

Centrale trekken

Eigenschappen die de indruk over iemand sterk sturen

98
New cards

Perifere trekken

Eigenschappen met weinig invloed op de algemene indruk

99
New cards

Summatief model

Globale indruk door optellen van waarden van eigenschappen

100
New cards

Gemiddelde model

Globale indruk door gemiddelde van alle eigenschappen te nemen