grieks: stijlfiguren + verteltechniek + historische proza (herodotos)

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/42

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

43 Terms

1
New cards

alliteratie

Herhaling van de beginletter of beginklank.

Hiep hiep hoera!

2
New cards

anafoor

Herhaling van hetzelfe woord aan het begin van een reeks zinnen/ zinsdelen.

Het is een aanfluiting, het is een vernedering, het is een schande!

3
New cards

antithese of tegenstelling

Accentuering door contrast met het tegendeel.

Niet vluchten, maar pal staan.

Elkaar door dik en dun steunen.

4
New cards

apostrofe

De spreker richt zich tot iemand anders dan zijn directe publiek, soms iemand die al overleden is.

Lieve Carla, jij zou het mooi gevonden hebben, als je gezien had wat wij hier voor jou gezongen hebben.

5
New cards

assonantie

Klankherhaling.

Lief dier.

6
New cards

asyndeton

Het weglaten van verbindingswoorden (vergelijk polysyndeton).

Nee heb je, ja kun je krigen.

Kan ook een tegenstelling accentueren.

Niet ik, jij hebt dit gedaan

7
New cards

brevitas

Beknopte formulering, iets uitdrukken

met een minimum aantal woorden (zie ook ellips).

Such is life...

C' est la vie...

8
New cards

chiasme

Twee overeenkomstige termen worden in tegengestelde volgorde geplaatst,

geformuleerd in een schema a-b, b-a.

Praatjes genoeg, maar weinig resultaat.

Dames en heren, jongens en meisjes.

9
New cards

climax

Een reeks van minimaal drie woorden die ervoor zorgt dat de spanning toe-neemt; werkt toe naar een hoogtepunt.

Dat wordt lachen, gieren, brullen.

10
New cards

ellips

Uit een zin worden een of meer woorden weggelaten. Soms ontstaat hierdoor een ongrammaticale zin.

Jij krijgt altijd aandacht, ik nooit.

Oost west, thuis best.

11
New cards

enallage / hypallage

Een bijvoeglijk naamwoord hoort

grammatical bij het ene woord en inhoudelijk bij het andere.

Een lekker kopje koffie.

12
New cards

eufemisme

Iets met een mooier of vriendelijker woord voorstellen dan het in werkelijk-heid is.

Prijsaanpassing

De veestapel ruimen.

In between jobs

13
New cards

gnome

Een algemeen geldende, kernachtige boodschap, ook wel sententia genoemd.

(Homeros, Ilias 4.320)

Maar de goden geven niet alles tegelijk aan de mensen.

14
New cards

hyperbaton

Woorden die grammaticaal bij elkaar horen uit elkaar plaatsen (zie ook poetische teksten).

'Ik wil', zei hij en rekte zich behaaglijk uit,

'nu eindelijk gaan slapen'.

15
New cards

hyperbool

Zeer sterke overdrijving.

Ik mag ook nooit iets!

Ik lach me dood.

16
New cards

ironie

Milde vorm van spot. Vaak zegt de spreker/schrijver iets anders dan hij eigenlijk bedoelt. De bedoeling blijkt uit de manier van spreken of wordt in de tekst toegelicht.

Tegen een laatkomer: 'Het spijt me dat we alvast begonnen zijn.'

17
New cards

litotes

Ontkenning van het tegenovergestelde geeft juist een sterke bevestiging.

Dat is niet niks!

Dat heb je niet zo handig aangepakt.

18
New cards

metafoor

De werkelijkheid wordt met een beeld vergeleken.

• Beeld en werkelijkheid worden

naast elkaar gezet.

Een eigenschap van de werkelijk-heid wordt door een beeld opgeroepen.

In een 'zuivere metafoor' wordt alleen het beeld genoemd. De werkelijkheid waarnaast het beeld

verwijst wordt niet genoemd.

Zo rood als een kreeft.

Wiskunde is voor mij een doolhof.

Schreeuwende kleuren.

De vakantie vliegt voorby.

Hé ezel, let eens op!

19
New cards

metonymie

Het ene wordt genoemd, het andere wordt bedoeld.

pars pro toto

Een deel genoemd, het geheel bedoeld.

abstractum pro concreto lets abstracts genoemd, iets concreets bedoeld.

• Het material genoemd, het voorwerp bedoeld.

• De buitenkant genoemd, de inhoud bedoeld.

• Het enkelvoud genoemd, het meervoud bedoeld

• De auteur genoemd, diens werk bedoeld.

Een god (in) genoemd, iets uit zijn/haar invloedssfeer

bedoeld.

Even de neuzen tellen.

De vijfde klas ging op Romereis.

Nederland won goud!

Ik wil nog wel een kopje.

De vijand rukt op.

Plato lezen

Pak je wapens; we zullen ons de hele dag meten in de gehate Ares.

20
New cards

paradox

Een schijnbare tegenstelling die bij nader inzien toch wel blijkt te kloppen.

Roeien is een sport waarbijje, als je goed traint, steeds harder achteruit gaat.

21
New cards

parallellie

Overeenkomstige elementen van twee zinnen/zinsdelen in dezelfde volgorde plaatsen.

Spreken is zilver, zwijgen is goud.

22
New cards

pathos

De spreker/schrijver roept bij zijn

publiek emotie op, vaak met een opeenstapeling van stijlmiddelen,

bijvoorbeeld apostrofe, retorische vraag.

O vaderland, je gaat verloren! Vijanden van buiten, vijanden van binnen! Maar wat kunnen we nog doen? We zitten als ratten in de val.

23
New cards

personificatie

Een levenloos voorwerp of abstract begrip wordt voorgesteld als levend wezen of krijgt eigenschappen van een levend wezen.

Het papier is geduldig.

24
New cards

pleonasme

Dubbelzegging. Een eigenschap van het zelfstandig naamwoord wordt benadrukt door een bijvoeglijke

bepaling.

Een potentiële mogelijkheid.

Het internationale wereldproletariaat van alle volkeren. (Gerard Reve)

25
New cards

polysyndeton

Het herhalen van verbindingswoorden (vergelijk asyndeton).

Ofik kan dansen? De rumba en de jive en de foxtrot en de twist en de quickstep: noem maar op, ik kan er niks van...

26
New cards

praesens historicum

Een in de verleden tijd verteld verhaal gaat plotseling over in het praesens om de situatie levendig voor ogen te stellen (alsof de lezer er in het hier en nu zelf bij is). Ook de infinitivus kan hiervoor worden gebruikt.

Ik fietste langs het kanaal. Springt er plotseling een grote hond tegen me op.

Ik schrikken natuurlijk!

27
New cards

retorische vraag

Een vraag waarop de spreker geen antwoord verwacht. Het is geen vraag om informatie, maar heeft een ander doel:

• commentaar

• nadrukkelijke bewering

• opbouw van spanning

Hoe heb je ooit zo stom kunnen zijn?

Wat had ik anders moeten zeggen?

Ik kwam thuis en wie zat er op me te wachten?

28
New cards

tautologie

Dubbelzegging.

Het hele begrip wordt herhaald.

Nooit of te nimmer.

Gratis en voor niks.

29
New cards

trikolon

Formulering in drieën: reeks van drie woorden of woordgroepen.

Vrijheid, gelijkheid, broederschap

30
New cards

vergelijking

Om de situatie duidelijk te maken wordt een beeld gekozen dat de lezer zich goed kan voorstellen.

Iedere vergelijking bevat:

• het beeld

• de/het afgebeelde

• punt(en) van overeenkomst

Toen iedereen aan tafel zat, verdween de stapel pannenkoeken als sneeuw voor de zon.

sneeuw (voor de zon)

de stapel pannenkoeken (snelheid van) het verdwijnen

31
New cards

woordplaatsing

Een woord accentueren door plaatsing aan het begin van een zin (of versregel).

Een woord accentueren door plaatsing aan het einde van een zin (of versregel).

En de wind, die komt uit het zuidoosten.

Waar ik pas echt een hekel aan heb, is voetballen.

32
New cards

alwetende verteller

De verteller beschikt over alle informatie: (de motieven van) alle personages in het verhaal, de (achtergronden) van gebeurte-nissen, het voorafgaande en het vervolg van het verhaal.

33
New cards

prospectieve elementen

De verteller kan spanning in het verhaal brengen door alvast iets over het vervolg te vertellen.

Jan fietste vrolijk naar school. Hij had geen idee welke ramp hem daar te wachten stond...

34
New cards

retrospective elementen

De verteller kan met een 'flashback' verwijzen naar iets dat eerder is gebeurd.

Na de flashback gaat het verhaal verder.

De koning van Lydië was Kroisos.

De macht was als volgt bij zijn familie terechtgekomen: ...

35
New cards

raamvertelling

Een raamvertelling is een verhaal dat is ingelast in een ander verhaal, bijvoorbeeld als een van de personages een verhaal vertelt.

Odysseus wordt ontvangen door de

Faiaken en vertelt wat hem allemaal is overkomen: Maar kom, laat ik je ook vertellen van mijn rampzalige thuisreis...

' Daarna brengen de Faiaken

hem naar huis.

36
New cards

dramatische ironie

De verteller maakt gebruik van verschil in informatie: de lezer weet meer dan een personage in het verhaal.

Oidipous wordt in Thebe als een held onthaald en mag met de koningin trouwen, terwijl de toeschouwer al

weet dat dit zijn moeder is.

37
New cards

enargeia

Het visualiseren van gebeurtenissen door het opnemen van sprekende details, zodat de lezer ze voor zijn ogen ziet gebeuren.

De helden treden naar voren voor het duel. De zon schittert op hun scherpe zwaard, alle spieren van hun lichaam zijn tot het uiterste gespannen.

De toeschouwers houden hun adem in.

38
New cards

verteltempo

De verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd.

verteltijd

De tijd die nodig is om het verhaal te vertellen; in het voorbeeld is de verteltijd negen seconden.

vertelde tijd

De tijasduur van de gebeurtenissen die

worden verteld; in het voorbeeld is de vertelde tija tien jaar.

versnelling

De verteltijd wordt korter, bijvoorbeeld door een periode in een paar woorden samen te vatten

vertraging

De verteltijd wordt langer, bijvoorbeeld door allerlei details over de situatie uitvoerig te beschrijven, een vergell)king,

een gesprek of een flashback in te lassen.

De eerste tien jaar van mijn leven woonde ik in een klein dorpje; daarna verhuisde ik naar de stad.

De eerste tien jaar van mijn leven woonde ik in een klein dorpje; daarna verhuisde ik naar de stad.

Ik kwam op school. De eerste drie uur verliepen zoals altijd. Toen ging de bel voor het vierde uur...

... We hadden les op de derde verdieping.

Het was duwen op de trap. Het leek wel de rij voor de Vaticaanse musea

— we kwamen haast niet vooruit.

Ik herinner me dat een

39
New cards

vertellers-commentaar

De verteller (of de auteur) stapt even uit het verhaal en richt zich rechtstreeks tot de lezer met een opmerking terzijde over een personage of een gebeurtenis.

De kinderen renden en joelden en zagen geen gevaar — je weet hoe dat gaat bij kinderen.

40
New cards

vertel-perspectief

Het perspectief van waaruit het verhaal verteld wordt: het perspectief van de alwetende verteller of bijvoorbeeld het perspectief van een van de personages.

In de raamvertelling in de Odyssee wordt het ik-perspectief gebruikt voor het verhaal dat Odysseus vertelt over zijn reis vanuit Troje: 'De wind voerde mij...

41
New cards

Epanalepsis

De draad weer oppakken na een digressie (uitweiding).
Herodotos doet dit door woorden van vóór de digressie te herhalen. ...totdat ze, na hier doorheen getrokken te zijn, in de woestijn aankwamen.
Die woestijn nu... (digressie over de aard van de woestijn)
Toen Darius dus in de woestijn gekomen was, ...

42
New cards

Kop-staartconstructie

Constructie waarin het werkwoord uit de ene zin als participium terugkomt in de volgende zin.
Nadat hij was thuisgekomen maakte hij zijn huiswerk, en nadat hij zijn huiswerk had gemaakt ging hij naar voetbaltraining.

43
New cards

Ringcompositie

De auteur komt aan het eind van een passage terug op iets wat hij in het begin al heeft genoemd.