Gs feniks h1 1.1 t4 | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/26

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

27 Terms

1
New cards

Hoe staat het jaar 1848 bekend?

Als het revolutiejaar. In veel steden kwamen mensen in opstand omdat ze meer inspraak wouden op het bestuur. In Frankrijk kwam zelfs een revolutie waarbij de opstandelingen de koning afzetten. monarchie -> Republiek.

2
New cards

Wie hadden nog meer vrij weinig inspraak?

De mensen in Nederland. Koning Willem II besliste in 1848 vrijwel alles zelf. In Nederland kwamen ook opstanden waardoor Willem II mensen een grondwetsherziening liet schrijven.

3
New cards

Wat voor opdracht kreeg Thorbecke?

Hij kreeg de opdracht om de grondwet te veranderen.

4
New cards

Grondwet

Belangrijkste wet van een land waarin staat hoe een land wordt bestuurd en de rechten van de inwoners.

5
New cards

Liberalen

Politieke groep die vindt dat ieder mens zo veel mogelijk vrijheid moet hebben.

6
New cards

Monarchie

Land met koning of keizer als staatshoofd.

7
New cards

Parlement

In Nederland, de 1ste en 2e kamer. Samen ook wel staten generaal.

8
New cards

Republiek

Land zonder koning. vaak met president of staatshoofd.

9
New cards

Coalitie

Politieke partijen die samen de regering vormen. Dit betekend ook als meerdere partijen bij elkaar een groep vormen.

10
New cards

Klassieke grondrechten

Vrijheidsrechten de burgers beschermen tegen de overheid.

11
New cards

Oppositie

Politieke partijen die niet tot de regeringspartijen horen.

12
New cards

Censuskiesrecht

Alleen mensen die vanaf een bepaald bedrag aan belasting betalen, mogen stemmen.

13
New cards

Constitutionele monarchie

Koninkrijk met een grondwet.

14
New cards

Kiesrecht

Recht om bij verkiezingen een stem uit te brengen.

15
New cards

Ministeriële verantwoordelijkheid

De ministers zijn verantwoordelijk voor de politieke daden en politieke uitspraken van de koning. Hij mag niks zeggen zonder dat hun het goed vinden.

16
New cards

Parlementaire democratie

Democratie waarin burgers via gekozen volksvertegenwoordigers invloed hebben op het bestuur.

17
New cards

Regering

De koning en de ministers samen heet de regering. De ministers hebben een uitvoerende macht.

18
New cards

Onschendbaar

De koning is niet verantwoordelijk voor zijn politieke daden of uitspraken.

19
New cards

Wat was Thorbecke zijn mening?

Hij vond dat alleen rijken goed opgeleide burgers verstand konden hebben van de politiek.

20
New cards

Wie kregen er dus kiesrecht?

De rijke mannen die veel belasting betaalden. Zo werd het kiesrecht beperkt -> censuskiesrecht.

21
New cards

Wat gebeurde er met Nederland in 1848?

Nederland werd een constitutionele monarchie, ook de koning moest zich aan de regels houden.

22
New cards

Wie was Thorbecke?

Johan Thorbecke was een liberaal die lid werd van de tweede kamer in 1844. Hij leefde van 1798 tot 1872. Hij probeerde de koning ervan te overtuigen dat Nederland anders verdeeld moest worden maar hij stemde daar niet mee in, later had Willem II zich bedacht en vroeg of hij de grondwet wilde wijzigen.

23
New cards

Wat zijn de verdeelde machten?

De macht in ons land is in 3 stukken verdeeld: Parlement, Regering, Rechters.

24
New cards

Wie was Willem I en II?

Willem I deed altijd wat hij zelf wou en negeerde iedereen. Zijn zoon,Willem II vond dit niet goed en wou dat het volk meer invloed moest hebben op het bestuur. In 1840 werd WIllem II koning, en zijn mening veranderde in 1848. Door de nieuwe grond-wet had Willem II minder macht en moest hij zich aan de wet houden. Een jaar na deze nieuwe regels overleed hij en volgde zijn zoon hem op, WIllem III. Willem II: 1792 - 1849 , Willem III: 1817 - 1890.

25
New cards

Wat zijn de klassieke grondrechten?

De vaste waren: vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers. Degene die Thorbecke later heeft toegevoegd zijn: vrijheid van vereniging en vergadering, vrijheid van onderwijs.

26
New cards

Wie horen er bij het parlement?

De 1ste en de 2e kamer.

27
New cards

Wie horen er bij de regering?

De koning en ministers.