1/135
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Antonius Block – Biechtscène (The Seventh Seal, 1957)
Block worstelt met existentiële twijfel: hij wil kennis van Gods bestaan, niet enkel geloof of beloften. Zijn vragen raken aan de religieuze epistemologie (bestaat God? waarom blijft Hij zwijgen?). Hij ervaart een spanningsveld tussen filosofische rede en religieus verlangen. Zelfmoord wijst hij af uit morele en religieuze hoop.
Doel van Westerse epistemologie
Een cruciaal doel van de Westerse epistemologie is het begrijpen, afbakenen en verklaren van kennis. Het richt zich op vragen als: Wat is kennis? Hoe verkrijgen we het? En wanneer is iets gerechtvaardigd als 'ware kennis'?
Descriptieve epistemologie
Beschrijft hoe mensen in verschillende contexten of culturen kennis vormen en beleven. Veel gebruikt in antropologie, etnografie en sociologie. Doel: begrijpen wat als kennis geldt, zonder te oordelen of het “echte” kennis is.
Normatieve epistemologie
Filosofische benadering die probeert te bepalen wat kennis is en wanneer iets als echte kennis telt. Doel: theorieën ontwikkelen over ware kennis en onderscheid maken tussen kennis en mening of foutieve overtuiging.
Plato’s visie /De Republiek
Plato stelt dat de ideale staat wordt geleid door filosofen-koningen die echte wijsheid bezitten en het algemeen belang dienen.
Hij keurt af:
Tirannie: omdat één persoon de macht misbruikt en onderdrukt.
Democratie: omdat onervarenheid en emoties de besluitvorming domineren, wat leidt tot chaos en onrechtvaardigheid.
Wat is het verschil tussen mooie dingen en Schoonheid zelf volgens Plato?
Mooie dingen (zoals een bloem) zijn tijdelijk en veranderlijk – vandaag mooi, morgen verwelkt.
Schoonheid zelf is een Vorm: altijd hetzelfde, volmaakt, en onzichtbaar voor de zintuigen.
➡ Mooie dingen geven meningen (doxa),
➡ De Vorm van Schoonheid geeft ware kennis (epistèmè).
Wat is de theorie van de Vormen (Plato’s ideeënleer)?
Boven de zichtbare wereld bestaan onveranderlijke, volmaakte Vormen (zoals Rechtvaardigheid, Goedheid, Schoonheid).
Alleen deze Vormen bestaan echt en volledig → daarover kun je echte kennis hebben.
De dingen die we met onze zintuigen waarnemen zijn kopieën, onvolmaakt en tijdelijk.
➡ Ware kennis komt niet via zintuigen, maar via het denken.
Wat bedoelt Plato met Justified True Belief (gerechtvaardigde ware overtuiging)?
Volgens Plato is kennis pas echt als het aan 3 voorwaarden voldoet:
Overtuiging – je gelooft dat iets zo is.
Waarheid – het is ook echt waar in de werkelijkheid.
Gerechtvaardigd – je hebt goede redenen of bewijs voor je overtuiging.
➡ Zonder rechtvaardiging is het slechts een mening of gok.
➡ Alleen als alle 3 kloppen, heb je echte kennis.
Voorbeeld:
✅ Je gelooft dat Parijs de hoofdstad van Frankrijk is.
✅ Dat is waar.
✅ Je weet het omdat je het geleerd hebt.
→ Dan heb je kennis!
Wat zijn de drie soorten kennis volgens Bertrand Russell?
Knowledge by Acquaintance
→ Directe, persoonlijke ervaring.
📍 "Ik weet wat rood is omdat ik het gezien heb."
Knowledge-how
→ Praktische vaardigheid, weten hoe je iets doet.
📍 "Ik weet hoe ik moet fietsen."
Knowledge-that (propositioneel)
→ Feitelijke kennis, uitgedrukt in zinnen die beginnen met “dat…”.
📍 "Ik weet dat de aarde om de zon draait."
Wat is het Gettier-probleem?
Gettier toonde aan dat je niet altijd kennis hebt, ook al heb je:
Een ware overtuiging (True Belief),
Die gerechtvaardigd is (Justified).
➡ Soms kan je gerechtvaardigde ware overtuiging toevallig waar zijn, zonder dat het echt kennis is.
➡ Gettier gaf voorbeelden waarbij dit gebeurt, zoals een gelukstreffer.
Zoals bij de klok die op 15:00 staat maar kapot is, klopt met alle 3 de voorwaarde.
Dat is de kritiek op ‘True Belief’ als kennis?
True Belief alleen is niet genoeg voor kennis, want:
truth is taal en culturureel gebonden.
truth is niet tijdloos en sociaal gemaakt.
je kunt iets geloven zonder er echt bewust over na gedacht te hebben. het is erg vaag.
Wat is undefeated Justified True Belief (JTB)?
Een reactie op Gettier-problemen:
Een overtuiging is echte kennis als ze waar is, gerechtvaardigd is én
Er zijn geen tegenbewijs of ‘undercutting defeaters’ (bewijzen die de rechtvaardiging ondermijnen).
➡ Met andere woorden: je rechtvaardiging moet stevig en onweerlegbaar zijn om echte kennis te garanderen.
Allegorie van de Grot (Plato)
Mensen zitten gevangen in een grot en zien alleen schaduwen (meningen).
Deze schaduwen zijn een onvolledige en misleidende werkelijkheid.
Ware kennis komt pas wanneer je de bron van het licht buiten de grot ziet: de echte Vormen.
Het Goede als hoogste Vorm (Plato)
Het Goede is de hoogste en belangrijkste Idee/Vorm.
Het is de bron van alle kennis en waarheid, zoals de zon licht geeft.
Zonder het Goede is er geen begrip van wat echt goed, waar of waardevol is.
Anamnese (Wederherinnering) bij Plato
Kennis is geen nieuwe ontdekking, maar het herinneren van wat de ziel al weet.
De ziel is onsterfelijk en heeft al kennis van de perfecte Vormen.
Leren is dus het terugvinden van deze innerlijke kennis.
Popper’s criterium: Falsifieerbaarheid
Wetenschappelijke theorieën moeten zo zijn opgesteld dat ze weerlegbaar zijn door mogelijke observaties.
Belangrijk: Een theorie is pas wetenschappelijk als je een experiment of waarneming kunt bedenken die het zou kunnen ontkrachten.
Pseudo-wetenschap: Theorieën die niet falsifieerbaar zijn (zoals astrologie volgens Popper) horen niet tot de wetenschap.
Kuhn’s perspectief: Wetenschap als ‘puzzle-solving’
Definitie: Wetenschap werkt binnen een paradigma — een kader van ideeën waarbinnen wetenschappers problemen (‘puzzels’) oplossen.
Belangrijk: Wetenschap is het oplossen van puzzels die passen binnen dit kader, en het aanpassen als er nieuwe feiten zijn.
Pseudo-wetenschap: Lost geen echte puzzels op binnen een paradigma en past zich niet aan bij nieuwe feiten en blijft vast houden aan ideen ookal blijkt het feitelijk weerlegt te zijn
Voorbeeld: Astrologie lost geen puzzels op en verandert niet bij nieuwe ontdekkingen → geen wetenschap volgens Kuhn.
Lakatos’ verfijning: ‘Sophisticated falsificationism’
Definitie: Wetenschap beoordeel je op basis van hele onderzoeksprogramma’s, niet alleen losse theorieën.
Belangrijk: Een programma is wetenschappelijk als het voortdurend vooruitgang boekt met betere verklaringen en voorspellingen.
Pseudo-wetenschap: Programma’s die alleen dingen verzinnen om fouten te verbergen en geen vooruitgang boeken.
Voorbeeld: Een theorie die steeds excuses verzint voor falende voorspellingen zonder nieuwe inzichten → pseudowetenschap.
Wat is het ‘is/ought’-verschil volgens Hume?
Je kunt niet logisch afleiden wat mensen zouden moeten doen (ought) uit alleen feiten over hoe dingen zijn (is).
👉 Er is altijd een extra norm of waarde nodig.
Hume’s punt: Je hebt meer dan alleen feiten nodig om te zeggen wat juist of fout is.
Wat is volgens John Deigh het verschil tussen conventionele moraliteit en ethiek? En wat zegt Peter Singer hierover?
🔹 1. Conventionele moraliteit (morality as institution):
Gebaseerd op regels en gewoontes binnen een cultuur of samenleving.
Onderzocht door antropologie en sociologie.
🔹 2. Universele moraliteit (morality as ideal):
Gebaseerd op redenering en argumentatie.
Gaat over wat moreel juist is, ongeacht wat een cultuur zegt.
Onderwerp van ethiek: kritisch nadenken over normen en handelen.
🗣 Peter Singer’s aanvulling:
Ethiek ≠ traditie, religie, of wetgeving.
Je moet zelf reflecteren en oordelen – wat de samenleving vindt is niet doorslaggevend.
Echte ethiek vraagt om een universeel standpunt en goede redenen voor handelen of nalaten.Voorkant:
wat voor soorten ethiek
Normative
Gaat over wat we moeten doen.
Beantwoordt vragen als: “Hoe moeten we leven?” en “Wat is goed of fout?”
Twee soorten:
General Normative Ethics: algemene richtlijnen voor goed handelen en een goed leven.
Applied Ethics: toepassing in concrete situaties (bijv. gezondheidszorg, oorlog, onderwijs).
Nonnormative
Gaat over vragen over moraliteit zelf, niet over wat goed of fout is.
Twee soorten:
Metaethics: oorsprong van moraal, bestaan van morele feiten, vrijheid, objectiviteit.
Descriptive Ethics: beschrijft hoe mensen daadwerkelijk moreel denken en handelen (geschiedenis, psychologie, antropologie).
Thrasymachus, Glaucon & Adeimantus – Waarom handelen mensen moreel?
Thrasymachus: “Doe wat je wil als je ermee wegkomt.” Macht is geluk.
Glaucon & Adeimantus: “Doe alsof je goed bent, om respect en voordelen te krijgen.” Eerlijkheid als slim masker.
Twee soorten redenen om te handelen:
Morele redenen: Doen wat juist is, ook als het nadelig is.
Prudentiële redenen: Doen wat goed is voor jezelf, uit eigenbelang.
Belangrijk: Ethiek gaat om morele redenen, niet alleen om eigen voordeel.
Wat zijn de kernpunten van Kant’s ethiek? kantianism/ deontology
……… ethiek = plichtethiek (Dutypflicht)
→ Een handeling is goed als je ze uit plicht doet, niet om voordelen te behalen
Categorische imperatief (CI)
Universaliseerbaarheid:
“Handel enkel volgens die regel waarvan je wil dat die een algemene wet wordt.”
Mens als doel:
“Behandel mensen nooit enkel als middel, maar altijd ook als doel op zich.”
→ Respecteer menselijke waardigheid
perfecte plichten= gelden altijd, niet stelen, liegen doden enz.
intentie> resultaat
critics
Wat bij moreel conflict? (bv. liegen om leven te redden) = nuance of strict kantianism?
burn-out door plichtsbesef?: je bent zelf ook een doel.
Misologie: Haat van de rede, een gevoel dat volgens Kant kan ontstaan bij mensen die merken dat het gebruik van de rede hen meer problemen dan geluk heeft gebracht.
Wat zijn de kernpunten van utilitianism ?
wat maxmimaliseert geluk en minmaliseert lijden = moreel handelen
bentham = bedenker Principle of Utility =n action is morally right if it produces "the greatest amount of pleasure (or happiness) for the greatest number and the least amount of pain (suffering)
john stuart mill = kwalitiet van geluk boeit ook
peter singer= je moet niet handelen volgens persoonlijke preference. iedereenzijn geluk boeit even veel
Act-…….
→ Beoordeelt elke afzonderlijke handeling op basis van de directe gevolgen:
“Wat levert in dit geval het meeste geluk op?”
➡ Kan leiden tot onrechtvaardige acties (bv. iemand doden om anderen te redden).
Rule-……..
→ Beoordeelt handelingen volgens regels die – als iedereen ze zou volgen – het meeste geluk opleveren:
“Welke regels brengen op lange termijn het meeste welzijn?”
➡ Voorkomt misbruik, behoudt vertrouwen en stabiliteit, maar laat uitzonderingen toe.
intentie< resultaat.
Een hypothetisch imperatief - kant
is een voorwaardelijke regel die zegt wat je moet doen als je een bepaald doel hebt.
Kenmerk: Het geldt alleen als je dat doel nastreeft.
Voorbeeld: "Als je gezond wilt blijven, moet je regelmatig sporten.
Wie waren de Presocratische filosofen en arché ?
They were early Greek thinkers (6th–5th century BCE) who searched for the arché—the ultimate reality underlying all things. They saw nature as a self-ordering system and did not rely on myth or divine intervention. Philosophy and natural science were still one.
thales= water
anaximander = apeiron- oneindig
anaximenes = air
pythagoras = getallen en verhoudingen
domocritus= atomen en lege ruimte
Noodzakelijkheid (Necessity) – verschillende typen
aristotels
causal : het kan neit anders voor iets iets nodig heeft om te bestaan
force : you have to, it limites your freedom of choice.
absolute/ metafysica : its in de natuur wat die eigenschap/definitie heeft
logical : te beredeneren noodzakelijkheid. mensne zijn sterfelijk, plato is een mens , dus sterfelijk
fundemental: het kan niet anders, 2+2 =4
Modaliteit (Modality) - aristotels
Mogelijkheid (Possibility): Iets is mogelijk als het waar is in ten minste één mogelijke wereld.
Noodzakelijkheid (Necessity): Iets is noodzakelijk als het waar is in alle mogelijke werelden.
Onmogelijk (Impossibility): Iets is onmogelijk als het in geen enkele mogelijke wereld waar is.
Contingentie: Iets dat waar is in sommige, maar niet alle mogelijke werelden (toevallig waar).
…… drukt verschillende manieren uit waarop uitspraken of gebeurtenissen kunnen bestaan of gebeuren.
manier van kijken : science, metaphysics, wittegsteind, heidekker, en post modern
Imagine you ask: “Why does the sun rise every day?”
Science answers: Because the Earth spins.
Metaphysics asks: Must the sun rise every day? Could it be different? What does it mean for the sun to rise?
Wittgenstein says: Maybe the question is confusing because of how we talk about the “sun rising.” The sun doesn’t really rise — the Earth moves!
Heidegger says: Instead of asking why, think about what it means to live each new day, the experience of time passing.
Postmodernists say: Different cultures might understand the sun and time differently, so there’s no single answer everyone must accept.
Critiques of Metaphysics
Science: Science explains facts; ………is not needed.
Wittgenstein: …….. is confusion caused by language mistakes.
Heidegger: Philosophy should study real human experience, not abstract ideas. how does it feel to excist?
Postmodernism: There is no one true reality; different views all matter.
Wat is het verschil tussen de dicto en de re modaliteit?
…..= gaat over wat er gezegd wordt (de zin zelf).
Voorbeeld: “Het is noodzakelijk dat 2 + 2 = 4.”
→ De zin is noodzakelijk waar.
…… = gaat over het ding zelf (het object).
Voorbeeld: “Deze appel kan rotten.”
→ De appel heeft die mogelijkheid in zich.
Wat is de Counterpart Theory in modaliteit?
zegt dat jij zelf niet in andere mogelijke werelden bestaat,
maar dat er “tegenhangers” (…….) van jou zijn die op jou lijken.
👉 Bijvoorbeeld:
“Jij zou een astronaut kunnen zijn” betekent:
In een andere wereld bestaat iemand die op jou lijkt (jouw counterpart) en die is astronaut.
🔑 Belangrijk: Niet jij zelf, maar iemand die genoeg op jou lijkt.
Zo voorkom je gekke ideeën zoals: “Misschien ben jij een rots.” (Een rots lijkt niet op jou, dus geen geldige counterpart.)
Dat is het metafysische probleem:
Hoe ver kan de essentie veranderen en nog het zelfde blijven?
Saul Kripke
Semantiek van Mogelijke Werelden
gebruikte het idee van mogelijke werelden (🌍), verschillende manieren waarop de werkelijkheid had kunnen zijn.
Een uitspraak is noodzakelijk waar (□) als die in álle mogelijke werelden waar is.
Een uitspraak is mogelijk waar (◇) als die in minstens één mogelijke wereld waar is.
Hij introduceerde rigide designatoren: namen die in álle mogelijke werelden naar hetzelfde object verwijzen (bijv. su = su in alle werelden).
Dit helpt om duidelijk te maken wat echt noodzakelijk (□) is en wat toevallig mogelijk (◇) is.
Waarom belangrijk voor metafysica?
….. ‘ semantiek laat zien hoe we over noodzaak (□) en mogelijkheid (◇) kunnen praten zonder verwarring, en helpt zo bij het begrijpen van identiteit en werkelijkheid.
Wat is Descartes’
substantie dualisme :
stelt dat de geest (res cogitans) en het lichaam (res extensa) twee volledig verschillende substanties zijn.
De geest is niet-materieel en denkt.
Het lichaam is materieel en neemt ruimte in.
Ze zijn verschillend, maar kunnen met elkaar samenwerken
Als de geest en het lichaam zo verschillend zijn, hoe kunnen ze dan op elkaar inwerken?
George Berkeley /mind-body problem
Mind-Body Monisme & Immaterieel Idealism
gelooft dat alles wat bestaat, uit ideeën bestaat – geen materie!
Lichaam en geest zijn niet gescheiden, maar alles is immaterieel en de geest neemt alles waar. als we het niet waarnemen bestaat het niet.
Materiële dingen zijn eigenlijk bundels van ideeën die in onze geest bestaan.
Deze ideeën worden veroorzaakt en onderhouden door God. Zo is de werkelijkheid volledig geestelijk (idealistisch) en niet materieel.
De la Mettrie
Materialistisch Monisme
De la Mettrie stelt dat lichaam en geest niet twee aparte substanties zijn, maar één: het lichaam. Dit noemt men materialistisch monisme,
tegenwoordig ook physicalisme genoemd. Volgens hem zijn mentale toestanden niets anders dan hogere functies van het lichaam, met name van de hersenen.
De mens is een machine die zichzelf aandrijft, en alles wat we denken, voelen of dromen is een gevolg van fysieke processen in het lichaam.
geestelijke toestanden = hersen processen
Reductief Physicalisme + niet-reductief physicalisme?
Reductief Physicalisme
Geest = hersenactiviteit
Mentale toestanden zijn identiek aan hersentoestanden
Alles over de geest kan in termen van biologie/fysica worden uitgelegd
Kritiek: mist subjectieve ervaring (qualia)
niet-reductief physicalisme?
Geest hangt af van het brein, maar is niet identiek eraan
Mentale toestanden hebben eigen verklarende kracht
Mentale eigenschappen kunnen niet volledig herleid worden tot fysica
Populair bij functionalisme en superveniëntie-theorieën
Wat is functionalisme in de filosofie van de geest?
Functionalisme: mentale toestand = functionele rol in systeem
→ Niet wát iets is (materie), maar wát het doet
Focus op input → toestand → output
🧍♂ Behaviorisme:
Verklaart gedrag via gedragsneigingen
Mentale toestanden = reactie op stimuli
Het kijkt alleen naar wat je doet (je gedrag), niet naar wat er in je hoofd gebeurt.
Het is alsof je alleen naar het resultaat kijkt, niet naar de oorzaak.
🧠 Psychofunctionalisme:
Mentale toestanden zijn interne processen
Worden bepaald door hun rol in verklaren van gedrag
Gebaseerd op empirische psychologie
Dit kijkt ook naar wat er in je hoofd gebeurt.
kijkt naar het hele proces: wat er in je geest gebeurt, wat het gedrag veroorzaakt, én welke ideeën je hebt.
a mark of the mental
🔍 Directe kennis: je weet meteen of je pijn hebt, zonder bewijs nodig te hebben.
🔒 Privacy: alleen jij kunt je pijn voelen; anderen hebben daar geen directe toegang toe.
❌ Onfeilbaarheid: als jij denkt dat je pijn hebt, dan heb je ook echt pijn.
🧠 Niet-ruimtelijk: gedachten hebben geen plek in de ruimte zoals een stoel dat heeft.
🎯 Intentionaliteit: gedachten zijn ergens over (bijv. je denkt aan je kat of aan vakantie). Zelfs als datgene waar je aan denkt niet echt bestaat.
Let op: Niet alle mentale toestanden zijn bewust of makkelijk te benoemen
Soorten physicalisme (maerialism):(kim)
Substantie-fysicalisme:
Één soort substantie: fysiek.
Geest bestaat niet apart van lichaam/ hersenen
Reductief fysicalisme:
Mentale toestanden = fysieke hersentoestanden (1-op-1).
Bijv. pijn = C-fiber activiteit.
dat is bij iedereen het zelfde
token fysicalism
zelfde bij redutief alleen zijn de markers verschillend per mens
Niet-reductief fysicalisme / Property dualisme:
Mentale eigenschappen hangen af van fysiek, maar zijn niet volledig te herleiden.
Mentale eigenschappen ≠ puur fysiek.
Superveniëntie: 3 vormen (Kim)
Als twee dingen lichamelijk precies hetzelfde zijn, dan moeten ze ook mentaal hetzelfde zijn.
Voorbeeld: een exacte fysieke kopie van jou heeft ook jouw gevoelens en gedachten.
Superveniëntie I:
Als twee dingen precies hetzelfde zijn in hun fysieke eigenschappen, verschillen ze niet in mentale eigenschappen. (Andersom hoeft niet.)
Superveniëntie II (Sterk):
Elke mentale eigenschap hoort bij een bepaalde fysieke eigenschap, en als die fysieke eigenschap aanwezig is, is de mentale eigenschap er ook altijd.
Superveniëntie III (Globaal):
Als twee hele werelden fysiek gelijk zijn, zijn ze ook mentaal gelijk. Alles mentaal volgt uit alles fysiek samen.
Materialisme
Volgens ……. is alles wat bestaat van materie gemaakt. fysieke dingen zoals atomen, moleculen, hersencellen, enzovoort.
Materialisme = alles is materie.
Fysicalisme = alles is fysiek, wat breder is dan alleen materie.
Intentionaliteit (Intentionality) — Soorten (kim)
Intrinsic vs. Derived Intentionality
Intrinsic: The mind is naturally about things. (e.g., your thought about your dog)
Derived: Symbols (like words, maps) are about things only because we give them meaning. (e.g., the word "dog" refers to dogs only because we agreed it does)
🔹 Referential vs. Content Intentionality
Referential: Mental state refers to a thing (e.g., “my dog” → your actual dog)
Content (propositional): Mental state has a meaning or claim (e.g., “I believe my dog is hungry”)
Mental events (kim)
🔹 Sensaties (qualia):
→ Hoe iets voelt, zoals pijn, jeuk, het zien van kleuren, of geur.
🔹 Intentionele toestanden (propositionele attitudes):
→ Denken, geloven, hopen, willen – mentale toestanden met inhoud, zoals “Ik denk dat het regent.”
🔹 Emoties:
→ Verdriet, woede, vreugde – vaak met zowel gevoel als gedachte-inhoud.
🔹 Volities (wilsacten):
→ Intenties, beslissingen, willen – gericht op handeling.
🔹 Andere mentale eigenschappen:
→ Karaktertrekken, gewoonten, talenten – meer stabiele neigingen van de geest.
2 hoofd types van mentale toetsanden
Er is geen enkel kenmerk dat alle mentale dingen verbindt.
Maar mentale toestanden vallen grofweg in twee categorieën:
🟥 Bewuste toestanden (gevoelens, sensaties)
🟦 Intentionele toestanden (overtuigingen, verlangens)
👉 Samen vormen ze het mentale domein.
Bewustzijnsbenadering
→ Alles wat mentaal is, heeft bewustzijn of kan bewust worden. je voelt /ervaart
Bewustzijn-theorie= wat iets mentaal maakt, is dat het bewust ervaren kan worden. en elke mentale toestand een innerlijke ervaring heeft
Intentionaliteitsbenadering
→ Alles wat mentaal is, representeert iets of gaat ergens over. je denkt/gelooft/verwacht.
Representationisme = belangerijkste van mentale = Bewustzijn is altijd gericht op iets.intentionality
Eliminativism
‘religie’ is een woord dat niets duidelijk of bruikbaar zegt over wat mensen echt doen en geloven.
Daarom moeten wetenschappers dat woord afschaffen, want het werkt niet om dingen goed te begrijpen.
heeft geen analyistische waarde en objective catogerie. het is onduidelijk, vaag concept
open textured / opend -ended nature of conecpt of relgion
Religie is een flexibel, veranderlijk concept.
Het is geen vaste, universele definitie, maar een idee dat meegroeit met tijd, cultuur en praktijk.
Dit zorgt ervoor dat we het begrip religie steeds opnieuw kunnen vormgeven en aanpassen aan nieuwe situaties.
waismann= conceptne zijn corrgieerbaar, de definitet kan door cultuur of religie vernadering aan gepast worden.
pragmatic approach= stelt dat het begrip religie niet moet worden gedefinieerd door één vaste essentie, maar op basis van hoe het begrip in de praktijk wordt gebruikt, afhankelijk van context, doel en functie – dus wat het doet in plaats van wat het is.
family resemblances of concept of religion
Religie is geen strak afgebakend ding met één vaste definitie.
Het is een woord dat we gebruiken voor een verzameling fenomenen die op verschillende manieren op elkaar lijken, maar niet allemaal precies hetzelfde zijn.
Net zoals ‘spel’ meerdere verschillende soorten spellen omvat zonder één strikte definitie, zo geldt dat ook voor ‘religie’.
wittgestein= 1 woord voor overlappende kenmerken en overeenkomsten
miniam smart= relgiies hebben een set van kenmerken. er zijn hoofdkenemerken maar ze hoeven neit alle hoofdkenerken te hebben.
concept of belief
Sterk beïnvloed door protestantse traditie (religie als persoonlijke overtuiging)
Niet universeel toepasbaar; andere talen en culturen hebben geen exacte equivalent
Vertaling naar andere talen is vaak onnauwkeurig of misleidend
De Nuer in Zuid-Soedan hadden geen woord voor ‘belief’
Religie bij de Nuer = rituelen, sociale relaties met geesten
Geen abstracte ‘geloofsovertuigingen’ zoals in het Westen
‘Belief’ is geen universele kern van religie
Westerse begrippen zijn cultureel gesitueerd
E.E. Evans-Pritchard
Rodney Needham
theisme
is het geloof in een persoonlijke God die duidelijk onderscheiden is van de wereld (dus transcendent).
In de drie grote Abrahamitische godsdiensten (christendom, jodendom, islam) is God transcendent, maar ook op sommige manieren immanent: God is aanwezig in de schepping en betrokken bij het leven van mensen.
vraagt ook om een zekere intellectuele reflectie op God: Zijn eigenschappen, relatie tot wereld en mens.
polytheisme
Er zijn meerdere goden en godinnen die elk aspecten van de natuur en het leven beheersen.
Bijvoorbeeld: Oude Griekse en Romeinse goden, Hindoeïsme.
Minder filosofische reflectie over God in de westerse filosofie, maar rijk in culturele verhalen.
pantheisme
God is gelijk aan de natuur of het universum; God is alles wat bestaat.
Volledige immanentie, geen transcendentie.
Denk aan Spinoza, Hegel, sommige hindoeïstische stromingen.
Niet atheïsme, want God bestaat als allesomvattende werkelijkheid.
in problem of evil
Er is geen goed of kwaad op zichzelf; dat zijn menselijke oordelen.
➤ Alles wat gebeurt is gewoon deel van het goddelijke geheel.
Kritiek:
Neemt het probleem van het kwaad niet serieus: als alles neutraal is, hoe kunnen we dan nog iets “slecht” noemen?
Ontkent morele verantwoordelijkheid of lijden als echt probleem.
panentheisme
De wereld is in God, maar God is meer dan de wereld.
Combineert immanentie (wereld in God) en transcendentie (God overstijgt de wereld).
Voorbeeld: Process theology, waar God mee evolueert met de wereld.
naturalism
Twee varianten:
Natuur wordt met respect en eerbied bekeken, maar zonder een goddelijk wezen.
God wordt gezien als een menselijk concept of projectie (filosofisch fictie), nuttig voor moraal en betekenis maar zonder zelfstandig bestaan.
Filosofen: Feuerbach (“God is de essentie van de mens”), Dewey (“God is het geheel van onze ideale doelen”).
Naturalisten ontkennen dat God buiten het menselijk denken bestaat.
Transcendentie & Immanentie
Transcendentie betekent dat iets (bijvoorbeeld God) bestaat boven of buiten de gewone, zichtbare wereld en menselijke ervaring. Het overstijgt onze normale realiteit.
Voorbeeld: In veel religies wordt God gezien als een wezen dat losstaat van de natuur en niet onderhevig is aan de wetten van de natuur. God bestaat “buiten tijd en ruimte”.
Immanentie betekent dat iets (God) aanwezig is in de wereld en actief betrokken is bij natuurlijke en menselijke processen.
Voorbeeld: God is werkzaam in mensen, natuur, en gebeurtenissen, bijvoorbeeld door wonderen te verrichten, gebeden te beantwoorden of het hart van mensen te bewegen.
evidentialism in empistemology of faith an reason
stelt dat geloof alleen rationeel is als er voldoende bewijs voor is; zonder bewijs is religieus geloof irrationeel.
Sterk (Clifford): geloven zonder bewijs is altijd verkeerd.
Mild: geloof moet evenredig zijn aan de sterkte van het bewijs.
Zowel atheïsten als theïsten (zoals Swinburne= god bestaat door waarschijnlijkkheids claim en dat is rationeel.) kunnen evidentialisten zijn.
Wat als bewijs telt (empirisch of innerlijk) is filosofisch onbeslist.
anti atheistic argument = normative argumentatie
Fideïsme
Fideïsme is de opvatting dat geloof in God terecht is, zelfs zonder of tegen rationeel bewijs in.
Het benadrukt vertrouwen boven rede.
→ Bekende vertegenwoordigers: Tertullianus, Pascal, Kierkegaard.
→ Kritiek: kan leiden tot irrationeel geloof en sluit debat uit.
great pumpkin objection= je kan ook net zo goed geloven in willekeurige dingen zoals de Grote Pompoen — dus het ondermijnt serieuze religieuze claims.
reformed Epistemologie
Een filosofische benadering die stelt dat geloof in God rationeel kan zijn zonder bewijs= Parity argument
Properly basic belief = ggeloof is fundementeel en heeft geen bewijs nodig
Gebaseerd op het idee dat mensen een aangeboren besef van God hebben (sensus divinitatus).
→ Vertegenwoordigers: Alvin Plantinga, Nicholas Wolterstorff.
→ Kritiek: te breed toepasbaar (Great Pumpkin Objection), lijkt op fideïsme.
Positief tegen over berederenen, het is nuttig maar niet altijd nodig.
Top-up Combination (Geloof + Rede)
Een middenpositie: er zijn redelijke argumenten voor het bestaan van God, maar die geven geen absolute zekerheid.
→ Dus: geloof wordt “aangevuld” met een bewuste keuze of toewijding (vertrouwen).
Belief that God exists (waarschijnlijkheid) + Faith in God (vertrouwen).
De gelovige leeft alsof het zeker is dat God bestaat.
Foundationalisme
Een theorie over kennis: sommige overtuigingen zijn fundamenteel (bijv. zintuiglijke waarneming, logica, zeld-evident) en vormen de basis voor andere overtuigingen.
→ Geloof is rationeel alleen als het op deze basis rust of logisch daaruit volgt.
Vertegenwoordigers: Descartes, Locke, Hume.
Probleem: geloof in God is vaak niet zintuiglijk of zelf-evident → moet dan ondersteund worden met argumenten om justice te zijn
Agnosticisme:
Agnosticisme is de positie dat we niet (zeker) kunnen weten of God of het goddelijke bestaat.
(Agnosticisme draait dus om kennis, terwijl theïsme/atheïsme draait om geloof.)
Atheïsme
De overtuiging dat er geen God of goden bestaan.
kierkegaard
Sterk fideïsme / existentiële benadering
zei dat echt geloof niet alleen iets verstandelijks is. Geloof is ook een diepe, persoonlijke inzet – soms zelfs tegen wat logisch lijkt.
De ‘sprong’:
Omdat je God niet volledig kunt bewijzen met je verstand, moet je een sprong maken — een beslissing nemen vanuit je hart, niet je hoofd.
stelt dat geloof niet alleen om bewijs draait, maar om een persoonlijke, innerlijke beslissing – een ‘sprong’ in het onbekende.
Geloof gaat voorbij de rede en kan soms zelfs absurd lijken.
Het is een daad van vertrouwen en toewijding, niet van rationeel bewijs.
Bewijzen proberen kan zelfs een belediging voor God zijn volgens Kierkegaard.
Blaise Pascal
Pragmatisch fideïsme
stelde voor dat geloven in God een rationele keuze is, zelfs als we het niet kunnen bewijzen. Hij gebruikte een soort gokmodel:
Als je in God gelooft en Hij bestaat → oneindige beloning (hemel).
Als je in God gelooft en Hij bestaat niet → weinig verlies.
Als je niet gelooft en God bestaat → grote straf (hel).
Als je niet gelooft en Hij bestaat niet → ook weinig winst.
De conclusie?
Je wint het meest door te geloven, dus het is rationeel om te geloven.
Als God bestaat, levert geloof oneindige voordelen op (zoals eeuwig leven).
Als God niet bestaat, zijn de verliezen door geloven relatief klein.
Dit is een pragmatische benadering: je kiest voor geloof omdat het de beste ‘zet’ is, ook zonder harde bewijzen.
William James over geloof
soms is het wél toegestaan om te geloven zonder genoeg bewijs = epistemische voluntarism
The Will to Believe
stelt dat het soms niet verkeerd is om te geloven zonder genoeg bewijs, vooral als:
live option = Het is een echte, serieuze mogelijkheid voor jou — iets waarin je kunt geloven.
forced option = het heeft haast om te kiezen /je móét kiezen — je kunt niet neutraal blijven of uitstellen.
momentous = De keuze is belangrijk en kan je leven sterk beïnvloeden.
Stel, je twijfelt of je in God moet geloven.
✔ Je staat open voor het idee → levensoptie
✔ Je moet nú een manier kiezen om te leven → gedwongen keuze
✔ Het bepaalt je hele levenshouding → momentous
➡ Dan mag je geloven, ook als er (nog) geen sluitend bewijs is.
Logical Problem of Evil
Het logisch probleem stelt dat de volgende 5 uitspraken niet tegelijk waar kunnen zijn:
God is almachtig
God is alwetend
God is volmaakt goed
Kwaad bestaat
God bestaat
→ Omdat er kwaad bestaat, zou een almachtige, goede God niet kunnen bestaan.
(J.L. Mackie stelde dit als een logisch probleem.)
Wat is het verschil tussen een theodicy en een defense in reactie op het probleem van het kwaad?
Defense (zoals Plantinga): laat zien dat het mogelijk is dat God en kwaad samen bestaan (bijv. via vrije wil). Niet bedoeld om te bewijzen dat het waar is.
Theodicy: probeert een positieve uitleg te geven waarom God kwaad toelaat (bijv. om zielen te vormen of mensen te laten groeien = soul making theodicy).
→ Defense = verdedigingsstrategie
→ Theodicy = verklaring/verhaal waarom God kwaad zou toestaan
Alvin Plantinga
Logical Problem of Evil (theodicy problem)aanvalt met zijn Free Will Defense:
Vrije wil is waardevol en God wil vrije wezens creëren.
Vrije wil maakt het logisch mogelijk dat kwaad bestaat, omdat vrije wezens kunnen kiezen om kwaad te doen.
Daarom is het niet logisch onmogelijk dat God, kwaad en vrije wil samen bestaan.
Dit weerlegt het Logical Problem of Evil.
Vrije wil is een zo groot goed dat het de aanwezigheid van kwaad rechtvaardigt. Vrijheid omvat ook het vermogen tot kwaad.
Objection: Waarom voorkomt God niet zeldzame, extreme kwaadaardige daden zoals de Holocaust? En wat met natuurrampen (natuurlijk kwaad)? en zijn we wel echt vrij
soul making theodicy
Kwaad en lijden helpen ons groeien.
Moeilijke situaties maken ons sterker en beter.
Door verleidingen en problemen worden we moreel en spiritueel rijker.
Zonder kwaad zouden we minder waardevol zijn.
objections=
Sommige kwaden zijn zo erg dat ze geen groei mogelijk maken.
Het is moeilijk te accepteren dat gruwelijke dingen gebeuren “voor onze groei”.
Kan als ongevoelig of wreed overkomen bij slachtoffers.
Evidential Problem of Evil
Het stelt dat gezien de hoeveelheid en ernst van het kwaad in de wereld, het onwaarschijnlijk is dat een almachtige, alwetende en volmaakt goede God bestaat.
Het is een inductief argument gebaseerd op bewijs uit ervaring, en legt druk op gelovigen om het kwaad te verklaren.
skeptical theism
Mensen begrijpen Gods redenen niet altijd.
God is wijs en goed, maar wij zijn te dom
We moeten nederig zijn over wat we weten.
Er kunnen goede redenen zijn voor kwaad die wij niet zien.
objections=
gezien als een ‘stopargument’: “Stop met vragen, geloof maar.”
Kan het vertrouwen in eigen moreel oordeel ondermijnen.
Mensen weten dat sommige kwaden echt erg zijn en vinden het moeilijk om dat zomaar te negeren.
Maximal Being Theism
Yujin Nagasawa
God is het best mogelijke wezen, maar hoeft niet alle klassieke eigenschappen te hebben (zoals almacht).
Reageert op het probleem van het kwaad door premisse 1 (klassieke godsdefinitie) af te wijzen.
➤ God is nog steeds heel goed en krachtig, maar niet noodzakelijk perfect in álle opzichten.
Kritiek:
Leidt tot een zwakker godsbeeld: is zo’n God nog wel aanbiddenswaardig?
Als God niet perfect is, waarom nog geloven dat hij het kwaad zal overwinnen?
Open Theism/ reactie op problem of evil
william hasker
God is almachtig, maar weet niet wat vrije wezens in de toekomst gaan doen.
Zijn kennis van de toekomst is onvolledig omdat Hij echte vrijheid toelaat.
➤ Kwaad ontstaat doordat mensen echt vrij zijn — en God wist niet van tevoren welke keuzes ze zouden maken.
Kritiek:
Beperkt Gods alwetendheid: is dat nog wel het klassieke godsbeeld?
Als God de toekomst niet kent, hoe kan Hij dan de wereld redden of rechtvaardig oordelen?
Rowe over problem of evil
Rowe is kritisch maar respectvol. Hij zegt:
Het probleem van het kwaad geeft sterke reden om atheïst te zijn.
Maar dat betekent niet dat alle gelovigen dom of irrationeel zijn.
Geloof kan rationeel verantwoord zijn, zelfs als het onwaar is.
vormen van atheïsme
Rowe stelt dat niet alle atheïsten hetzelfde denken over gelovigen:
❌ Onvriendelijk atheïsme:
“Theïsten zijn niet rationeel. Geloven in God is onverdedigbaar.”
😐 Indifferent atheïsme:
“Ik heb geen mening over of theïsten rationeel zijn of niet.”
✅ Vriendelijk atheïsme (Rowe’s positie):
“Ik ben zelf atheïst, maar ik erken dat sommige gelovigen rationeel zijn in hun geloof, zelfs al ben ik het oneens.”
Anselm’s Argument
a priori = kennis uit logica en definities en berederning —> argument
Eerste ontologsch argumenet = je kunt god beredeneren
God is het grootste denkbare wezen.
Bestaan in werkelijkheid is groter dan alleen bestaan in gedachte.
Dus God bestaat ook in werkelijkheid.
Gaunilo’s Weerlegging van anselms ontologisch argument.
Het ontologische argument stelt dat het hoogste wezen noodzakelijk bestaat.
Maar als dit klopt, moeten ook perfecte dingen zoals een eiland in gedachte bestaan in werkelijkheid.
Dit is absurd, want perfecte eilanden bestaan niet zomaar.
Dus het ontologische argument is niet geldig voor alles, behalve misschien God.
Descartes’ Ontologisch Argument
Ideeën van God en wiskundige waarheden zijn helder, duidelijk en aangeboren.
Net zoals het idee/ definitie van driehoek noodzakelijk drie hoeken van 180° bevat, bevat het idee van God als noodzakelijk bestaan.
Dus God bestaat, want God kan niet niet bestaan. bestaan van god is noodzakelijk (zit in de definitie)
Religieus Agnosticisme / reactie op problem of evil
witegenstein ? volgers ?
We kunnen eigenlijk niet weten wat “goed” of “God” echt betekent.
➤ God overstijgt onze taal en begrippen; dus ons begrip van “kwaad” is niet toepasbaar op God.
Kritiek:
Radicale twijfel: maakt religieuze taal vaag of nutteloos.
➤ Als we niets weten over God, waarom dan geloven of bidden?
➤ Het ondermijnt ook morele discussies over lijden en gerechtigheid.
kants weerlegging op descartes ontoloigsch argument existence of god
Bestaan is géén eigenschap zoals blond zijn of groot zijn.
Het ontologische argument beschouwt bestaan ten onrechte als een eigenschap van God.
Bestaan betekent alleen dat iets in de werkelijkheid is
Daarom kan bestaan niet worden afgeleid uit de definitie van het concept van God.
kosmologisch argument
Het kosmologisch argument is een filosofisch bewijs voor het bestaan van God dat stelt dat het universum een eerste oorzaak of noodzakelijk bestaand wezen vereist om zijn bestaan te verklaren.
Er zijn drie hoofdvarianten:
Temporele versie
Atemporele versie
Principle of Sufficient Reason
Temporele versie cosmologisch argument
(al-Ghazālī, 11e eeuw): kalam argument:
oneindige reeks is onmogelijk
unversum is niet oneinding
het moet ergens beginnen
begin van tijd en eerste oorzaak van het begin
god
Atemporele versie cosmologisch argument
(Thomas Aquinas, 13e eeuw): Zelfs als het universum eeuwig zou zijn, is een oneindige ketting van oorzaken onmogelijk. Daarom is er een eerste onveroorzaakte oorzaak nodig, die zelf niet veroorzaakt is — God.
Aquinas formuleerde dit in drie ‘wegen’:
ex porte motus = uit beweging (alles is bwogen door iets anders er moet een eerste beweger zijn die geen beweger nodig heeft)
ex ratione causae = uit oorzaak (eerste oorzaak die niet oorzaak nodig heeft te beginnen)
expossibiliet necessario = en uit mogelijkheid en noodzaak (dingen kunnen bestaaan maar ok niet, we betsaan dus er meot iets zijn watnoodzaklleijk bestaat
Principe van Voldoende Reden van cosmologisch argument
(Leibniz, 17e eeuw):
alles wat bestaaat heeft een goede redn
de wereld bestaat
dus er moet een goede reden zijn
de wereld is gemaakt
en diegenen moet noodzakkelijk zijn en een goede reden hebben
dat is god
kant weerlegging van cosmologisch argument
Kant’s kritiek op het kosmologisch argument:
Mensen zeggen:
🌍 Alles moet een begin hebben → er is iets wat altijd bestaat (God) → dus God bestaat.
Kant zegt:
💭 We hebben een idee van een “noodzakelijk wezen” (God) → maar alleen het idee betekent niet dat het echt bestaat!
Het is net als:
🦄 Ik denk aan een magische eenhoorn → dat betekent niet dat die eenhoorn echt bestaat.
Dus:
🔍 Alleen denken aan iets (concept) = niet hetzelfde als dat iets echt bestaat.
Kosmologisch argument zegt:
🌍 “Er moet iets zijn dat altijd bestaat (God), anders zou de wereld niet kunnen bestaan.”
Maar volgens Kant gebruik je dan dit idee:
💭 “God = noodzakelijk wezen (kan niet niet-bestaan).”
➡ En dát is precies wat het ontologisch argument doet:
📘 “Als je God als noodzakelijk wezen definieert, dan moet Hij bestaan.”
🛑 Kant zegt:
“Je gaat van een idee (💭) naar echt bestaan (🌟), maar dat kan niet zomaar!”
kants refutution
Kant gebruikt zijn transcendentale methode om aan te tonen dat elk argument tekortschiet:
📐 Ontologisch argument
❌ "Bestaan is geen eigenschap"
Je kunt een idee niet zomaar tot bestaan redeneren.
Het concept “God” mag dan volmaakt zijn, maar dat betekent niet automatisch dat Hij bestaat.
🔁 Je zou net zo goed een perfecte eenhoorn kunnen bedenken – dat maakt het nog niet echt.
🔁 Kosmologisch argument
❌ "Vermomt ontologisch argument"
Het beweert dat er een noodzakelijke oorzaak moet zijn.
Maar om te zeggen dat die oorzaak noodzakelijk bestaat, moet je terugvallen op het ontologisch argument.
en er van uit gaan dat god bestaat
➤ Dus: geen echte zelfstandige logica.
🎯 Teleologisch argument
❌ "Orde ≠ God"
Ja, er is orde in de natuur.
Maar dat bewijst nog niet dat een goddelijke schepper erachter zit.
➤ Het kan ook toeval zijn, of natuurlijke wetmatigheid.
En zelfs als er een ontwerper is, weten we dan dat het God is?
❌ Hume’s kritiek op teleologisch argument
. Vergelijking tussen wereld en ontwerp is zwak
Het teleologisch argument vergelijkt de wereld met menselijke artefacten (zoals een horloge → maker).
📌 Hume’s kritiek: De wereld is niet echt vergelijkbaar met een artefact. Een horloge is duidelijk gemaakt door mensen, maar de natuur is radicaal anders – veel groter, organisch, complexer.
➡ Dus: je kunt niet zomaar van orde in de natuur concluderen dat die door een soort menselijke geest (God) ontworpen moet zijn.
🔍 2. Beperkt analogisch redeneren
Als we toch die analogie volgen, dan moeten we consequent zijn.
📌 Hume’s kritiek: Als de wereld lijkt op een menselijke creatie, dan zou God ook lijken op een mens – en dus:
Misschien zijn er meerdere goden (zoals bij teamwerk),
Of is God onvolmaakt (de wereld heeft ook fouten),
Of is het een proefversie (zoals beginners vaak dingen proberen).
➡ Conclusie: het leidt niet per se tot de traditionele, volmaakte God van het theïsme.
🔍 3. Alternatieve verklaringen voor orde
📌 Hume’s kritiek: Orde in de wereld hoeft niet per se te wijzen op een ontwerp.
➡ Misschien is orde een resultaat van natuurlijke processen, herhaling, toeval of noodzaak.
(Hume anticipeert hier zelfs op ideeën die later door Darwin verder zijn uitgewerkt.)
🔍 4. Beperkt menselijk verstand
📌 Hume’s kritiek: We hebben een beperkt perspectief – we kennen maar één universum.
➡ Dus we kunnen geen betrouwbare conclusies trekken over hoe werelden ontstaan, want we hebben geen vergelijkingsmateriaal of toegang tot 'de fabriek van het universum'.
💡 Samengevat:
Hume gelooft dat het teleologisch argument gebaseerd is op zwakke analogieën, dat het geen sluitende conclusie geeft over een alwetende, almachtige God, en dat er alternatieven zijn voor orde in de natuur zonder ontwerp.
William Alston’s Argument from Religious Experience & Its Critiques
Religieuze ervaringen zijn prima facie betrouwbaar: je mag ze vertrouwen, tenzij er goede redenen zijn om te twijfelen.
Dit is vergelijkbaar met hoe we onze zintuigen vertrouwen in het dagelijks leven, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat ze misleiden.
Belangrijkste Kritieken:
Identificeerbaarheid van het Object
Is God echt het object van de ervaring, of alleen een gevoel van heiligheid en ontzag?
Anders dan bij zintuiglijke waarneming is het onduidelijk of God echt “gezien” wordt.
Causale Gevoeligheid (Zangwill)
Een ‘but for’-oorzaak (zoals de Big Bang) rechtvaardigt geen waarneming. = noodzakleijkheid van iets heeft iet nog steeds effect op je leven
Ervaringen van Afwezigheid
Als het ervaren van Gods aanwezigheid bewijs is, waarom is het ervaren van afwezigheid dan geen tegenbewijs?
Moeilijkheid om Betrouwbaarheid te Beoordelen
Bij zintuiglijke waarneming weten we wanneer deze betrouwbaar is (goed licht, alertheid).
Bij religieuze ervaringen is dat moeilijker, mede door cultuur, dromen, hallucinaties.
Religieus Pluralisme
Verschillende culturen ervaren verschillende goden of spirituele werkelijkheden.
Moeilijk om te zeggen dat al deze ervaringen waar zijn of dat er een gedeelde kern is.
Cottinghams perspectief op bewijs en geloof ; Is het ontbreken van bewijs voor het bestaan van God een probleem voor religieuze overtuigingen?
Geloof is meer dan alleen rationele overtuiging:
Het is een combinatie van verstand 🧠, gevoel ❤, ervaring 🌟 en persoonlijke toewijding 🙏.
Drie manieren om te reageren als argumenten voor geloof niet overtuigen:
🔻 Catastrofe
Geloof wordt irrationeel of een illusie 🌪
Verlies van intellectuele geloofwaardigheid 📉
🔸 Onverschilligheid
Geloof staat los van bewijs en rede ❌📊
Geloof wordt een zaak van vertrouwen, gevoel en ervaring 🤝✨
🎉 Reden tot viering
Het ontbreken van bewijs maakt geloof juist betekenisvoller 🌈
Geloof als een moedige daad van vertrouwen, niet afhankelijk van bewijs 💪💖
Agency
het vermogen om zelf inatetief te nemen en bewgeing te vormen
zelfcontrole, zelf kiezen wat je doet,
door je zelf kan kiezen en beweging kan vormen - verantwooordelijkheid voor je acties
Agents zijn in staat doelen te stellen en na te streven (bv. dagelijkse doelen, levensplannen organiseren)
cutluur vershcillennde, in sommigeculturen zijn planten ok agency
agency is de kern van morale debatten
Selfhood
Vraag: Wat is het ‘ding’ dat agency bezit?
Zelfheid wordt vaak uitgelegd als de basis of bron van agency= de centrale motivatie van agency
bewustzijn van wie je bent , je identiteit , gedachtes, gevoelens, heriningen en je vermogen om jezelf te herkennen als een ‘ik’ vrij wel zelfde blijft.
Essentie (noodzaklijk voor self zoals memories ) vs. accidenteel (niet noodzaklijk zoals haar)
counter example = als x verdwijnt is het self nog hetzezlfde ?
fusion philsoophy/ Chakrabarti and Weber 2016
is een methode die interculturele filosofie benadert als dialoog tussen filosofische tradities op gelijke voet, niet vanuit een hoger, etisch standpunt (zoals de 19e-eeuwse vergelijkende religiewetenschap dat deed).
Het betekent:
naast de onderzochte bronnen gaan staan, niet erboven;
deze bronnen gebruiken om ons eigen conceptuele denken aan te scherpen en te verrijken.
Plato (Phaedo) van self en agency
Zelf = Ziel: Plato zegt dat het echte ‘zelf’ je ziel is. Die ziel is iets dat blijft bestaan, ook nadat je lichaam sterft = Eternalisme.
Eeuwig en Onveranderlijk: Die ziel verandert niet; hij is eeuwig en substantieel, wat betekent dat het een vaste, onveranderlijke ‘kern’ is.
Agency (daadkracht) komt hieruit: Omdat de ziel stabiel en onveranderlijk is, is het ook de bron van jouw keuzes, wil en acties. Je hebt controle en verantwoordelijkheid omdat er een ‘echte jij’ is die alles aanstuurt.
Vroegboeddhisme (Milindapañha) over self en agency
Zelf = Niet-substantieel (anattā): Volgens het vroegboeddhisme is er geen vast, eeuwig zelf. Wat jij ‘ik’ noemt, is eigenlijk een verzameling van steeds veranderende dingen zoals gedachten, gevoelens, lichaam, herinneringen, enz. (ligth model)
Agency kan ook zonder vast zelf: Ook al is het ‘zelf’ geen vaste entiteit, je kunt nog steeds keuzes maken en dingen doen. Die ‘lichte’ en flexibele zelf is voldoende om agency te hebben. Het ‘zelf’ is een handige manier om te praten over hoe die processen samenwerken.
self is zoals een chariot, niet nodig maar wel handig om naar je bestemmin gte komen. de bestemming is ontwikkeling en ethiek (self ontwikkeling). the self is pragmatic spirit
Centrale these: Er bestaat géén blijvend, autonoom zelf.
🔹 Het “ik” is een illusoire samenstelling van:
🔸 Vijf Skandha’s (aggregaten):
➤ 🧍♂ Rūpa (vorm / lichaam)
➤ 💫 Vedanā (gevoelens / sensaties)
➤ 👁 Saṃjñā (waarneming)
➤ 🌀 Saṃskāra (mentale formaties / intenties)
➤ 🧠 Vijñāna (bewustzijn)
📌 Gevolg: Het ‘zelf’ is geen entiteit, maar een proces.
Vasubandhu
“Er is geen zelfstandig ‘zelf’. Wat jij ‘ik’ noemt is eigenlijk een bundel losse onderdelen.”
📦 Jij = 5 Skandha’s (= onderdelen van je ervaring):
🧠 Vorm / Lichaam (rūpa)
❤ Gevoelens (vedanā)
🧾 Waarnemingen / Herkenningen (saṃjñā)
🔄 Reacties / Intenties (saṃskāra)
👁 Bewustzijn (vijñāna)
📌 Alles wat jij bent, zit in deze vijf. Er is geen "ik" buiten deze onderdelen.
🛞 Metafoor:
Een wagen is gewoon een combinatie van wielen, as, plank, enz.
“Er is geen wagen op zichzelf.”
🔍 Conclusie:
Jij bent een samenstelling, geen los "ik" dat boven die delen hangt.
Śāntarakṣita 🔍
📜 zelfde as vasubundha
Stelling:
“Er is geen onveranderlijk bewustzijn. Alles verandert constant — dus ook wat jij ‘ik’ noemt.”
🔄 Alles verandert altijd:
🕰 Gedachten komen en gaan
💭 Gevoelens veranderen
👀 Wat je bewust ervaart is nooit hetzelfde
🧠 Illusie:
We denken dat er een stabiel 'ik' is dat alles meemaakt.
Maar dat is een vergissing van ons denken.
🕯 Metafoor:
Een kaarsvlam lijkt hetzelfde, maar verandert elke seconde.
🔥 Het “ik” is net zo: continu in beweging.
🔍 Conclusie:
Het idee van een blijvend "zelf" is een mentale projectie — een denkfout.
Nāgasena (Milindapañha) 🛞
📜 Stelling:
“Het woord ‘ik’ is gewoon een naam. Het verwijst niet naar iets dat écht op zichzelf bestaat.”
🧩 Alles bestaat afhankelijk van andere dingen:
Het woord ‘persoon’ verwijst naar het geheel van onderdelen, niet naar iets los daarvan.
👨🦲 Voorbeeld uit de tekst:
De koning vraagt:
"Wie is Nāgasena?"
Nāgasena antwoordt:
“Nāgasena is niet het haar, het lichaam, het gevoel… maar gewoon een naam die we gebruiken voor het geheel.”
🛞 Metafoor:
Een wagen bestaat niet als los ding.
Het is alleen een concept voor losse onderdelen samen.
💬 "Ik" = 📛 Label, geen ding
Vier Stadia van Vergelijkende Filosofie
xUniversalisme
Alles meten met westerse maatstaven.
🧠 → Niet-westerse ideeën worden vergeleken met Europese filosofie, alsof die de norm is.
📌 Voorbeeld: “Boeddhisme lijkt een beetje op existentialisme van Sartre.”
⚠ Probleem: Je reduceert andere filosofieën tot iets wat ze misschien niet zijn.
🏡 Lokalisme
Elk filosofisch systeem is uniek en hoort bij zijn eigen cultuur.
📌 Voorbeeld: “Boeddhisme is alleen goed te begrijpen binnen Aziatische tradities.”
🧭 Goed: je respecteert de eigenheid van niet-westerse denkers.
⚠ Risico: Je zegt eigenlijk dat we niets kunnen leren van elkaar (“relativisme”).
🤝 Kritische Samenvloeiing
Gelijkwaardige uitwisseling tussen culturen en ideeën.
📌 Voorbeeld: “Wat kunnen Afrikaanse filosofieën en Griekse filosofie van elkaar leren?”
🌱 Filosofieën groeien en worden rijker door confrontatie.
🔧 Werkt door vragen, vergelijken, aanpassen — zonder dat één filosofie “beter” is.
🌐 Grenzeloze Fusie (ideaalbeeld)
Filosofie zonder grenzen — iedereen denkt mee, wereldwijd.
📌 Je kan probleemloos begrippen en ideeën mixen van verschillende culturen.
💡 Voorbeeld: Je combineert het boeddhistische idee van “niet-zelf” met moderne psychologie.
🌈 Doel: een echte wereldfilosofie maken — open, creatief en inclusief.
Harry Frankfurt’s model van vrije wil
Kernidee:
Vrijheid = zelf nadenken over je eigen wensen en kiezen welke je echt wilt volgen.
👉 Niet gewoon doen wat je verlangt, maar nadenken over je verlangens.
📌 Voorbeeld:
Je wil snoep eten (1e orde wens),
maar je wil ook gezond zijn en vindt het belangrijk om dat verlangen te weerstaan (2e orde wens).
→ Dan ben je vrij als je kiest voor wat je écht belangrijk vindt.
n boeddhisme gaat het ook om reflectie en training van verlangens,
bijv. via meditatie, ethische regels, en zelfobservatie.
✔ Overeenkomst:
Beide zien vrijheid als iets interns — je wordt vrij door bewustwording en innerlijke discipline.
Frankfurt-style cases
Oetke's Vier Stellingen (over bewustzijn en zelf)
Geen Zelf: Ervaringen en bewustzijn bestaan, maar er is geen blijvend ‘zelf’ of ‘subject’ waarin ze wonen. = No ownership" theorie
Zelf als drager: Er is een ‘zelf’ waarin ervaringen en bewustzijn plaatsvinden.
Zelf is immaterieel: Het ‘zelf’ is een onsterfelijke, immateriële substantie die ervaringen draagt =Cartesian View of the Person (descrates)
Discussie over ātman: Het is niet duidelijk of het ‘zelf’ (ātman) echt bestaat of niet. boedisten zeggen van niet , hindoes van wel. atman is de essentie van innerlijke. het is onveranderlijk.
Stellingen 1 en 2 spreken elkaar direct tegen; ook 1 en 3 zijn tegenstrijdig.