1/86
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
de knutselaar, de doe-het-zelver
le bricoleur
de energie
l’énergie
de werking
le fonctionnement
de uitvinder, de uitvindster
l’inventeur, l’inventrice
de uitvinding
l’invention
het voorwerp
l’objet
het product
le produit
het systeem
le système
aanpassen
adapter
knutselen, doe-het-zelven
bricoler
ontwikkelen
développer
gebruiken
employer
uitvinden
inventer
dienen tot/voor
sevir à
gebruiken
utiliser
het doel
le but
kiezen
choisir
voorstellen om te
proposer de
het voordeel
l’avantage
ecologisch
écologique
efficiënt
efficace
innoverend
innovant(e)
nutteloos
inutile
origineel
original(e)
praktisch, handig
pratique
herlaadbaar
rechargeable
herbruikbaar
réutilisable
zonne-
solaire
nuttig
utile
veranderen
changer
creëren, ontwikkelen
créer
wegnemen, verwijderen
enlever
fabriceren
fabriquer
moeten, men moet/ er is nodig
falloir, il faut
meten
mesurer
wegen
peser
produceren
produire
gebruikmaken van
se servir de
de adapter
l’adapteur
de knop
le bouton
het gebruik
l’emploi
activeren, inschakelen
activer
drukken op
appuyer sur
aansluiten
brancher
uitschakelen
désactiver
insteken
insérer
programmeren
programmer
bevestigen
valider
met behulp van
à l’aide de
het toestel
l’appareil
de elektriciteit
l’électricité
het werktuig, het gereedschap
l’outil
de afmeting, de omvang
la dimension
de vorm
la forme
het gewicht
le poids
de maat, de grootte
la
simpel, eenvoudig
simple
de slaap
de zwaarlijvigheid, obesitas
l’obésité
een gebrek (aan)
un manque (de+ subs)
la mémoire
het geheugen
le cerveau
de hersenen
een aflevering
un épisode
de ondertitels
les sous-titres
een woord
un parole
een kijker
un spectateur
de rust
le repos
een eetgewoonte
une habitude alimentaire
een band
un lien
een politiereeks
une série policière
beschikbaar
disponsible
emotioneel
affectif, affective
van de moeder, de moedertaal
maternel(le), la langue maternelle
een vreemde taal
une langue étrangère
shaden aan iemand
nuire à quelqu’un
iets blijven doen
continuer à + infinitif
verstoren
perturber
verwaarlozen
négliger
missen
rater
verbeteren
améliorer
bewijzen
prouver
iemand aansporen om iets te doen
inciter quelqu’un à faire quelque chose
… nodig hebben
avoir besoin de
plaats vinden
avioir lieu
beginnen met/te
se mettre à
rusten
se reposer
veroorzaken
causer