1/15
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Postkantoor in Gent op korenmarkt, Louis Cloquet, 1901-1903
spanning tussen programma en vorm
Ondanks zijn historiserend architecturale expressie is dit gebouw naar plan, structuur en functie een bij uitstek modern in de zin van eigen tijds gebouw.
Het historiserende aspect ervan maakt deel uit van de herinrichting van de Middeleeuwse Kuip in Gent, waarbij het zicht op de drie torens van de stad werd vrijgemaakt en ook de Sint Michielsbrug werd aangelegd.
Heinrich Hübsch
Duitse architect, stelde als eerste expliciet de vraag: “In welke stijl moeten we bouwen?”
Kritiek op neoclassicisme → vond dit ongeschikt voor zijn tijd.
Pleitte voor studie van andere historische stijlen om te ontdekken welke factoren leiden tot stijlontwikkeling.
Doel: via objectieve analyse een eigentijdse architectuurstijl vinden.
Ontstond uit twijfel aan de autoriteit van de Klassieke Oudheid, mede door nieuwe kennis uit archeologie en kunstgeschiedenis.
Bleek dat de Griekse en Romeinse oudheid niet perfect en homogeen waren, maar vol tegenstrijdigheden → relativatie van hun “absolute” waarde.
Conclusie: alle kunsthistorische periodes zijn evenveel waard als referentie.
Hübsch zelf baseerde zich op de Romeinse bouwprincipes → ontwikkeling van de Rundbogenstil (rondboogstijl).
Dit koppelde hij aan de jonge Duitse natie en Germaanse wortels.
Door architectuur te verbinden met ideologie en nationale identiteit, effende hij het pad voor historisme en eclectisme in de 19e eeuw.
sint-Hubertusgallerij in Brusseln(J.P. Cluysenaar, 1846-1847
Architectuur uit de Italiaanse Renaissance symboliseerde in de 16e eeuw de opkomst van het kapitalisme → geschikt voor commerciële functies.
Sint-Hubertus-Galerij: bekend voorbeeld in België van dit idee.
Functie & programma:
Overdekte winkelgalerij
Luxe appartementen op de verdieping
Modern stedenbouwkundig concept (kaarsrechte binnenstraat)
Contrast: straatgevels tonen Italiaanse palazzo-stijl, maar binnenin modern staal- en glasconstructie → technisch gedurfd voor die tijd.
Straatbeeld vs. binnenkant: representatieve gevels verhullen de moderne technische structuur van de overkapping.
Context: kaarsrechte galerij contrasteert met het middeleeuwse weefsel van de stad, toont moderniteit en efficiëntie.
Techniek: staal- en glasoverkapping als demonstratie van bouwkundig kunnen in de 19e eeuw.
Vlaamse Schouwburg in Brussel, Jean Baes, 1887
Ideologische ondertoon: historisme gebruikt om Nederlandstalige cultuur te benadrukken in een overwegend Fransstalige stad.
Architectuur en iconografie verwijzen naar de Gouden Eeuw van de Nederlanden (16e eeuw), vooral Antwerpen.
Kenmerken van die stijl:
Rode baksteen afgewisseld met speklagen van witte zandsteen
Trapgevels
Rijke ornamentiek
Symboliek: de stijlkeuze verwijst naar economische en culturele bloei van Antwerpen vóór de sluiting van de Schelde in 1585.
Doel: gebouw fungeert als cultureel symbool van bevrijding en identiteit van de Nederlandstalige gemeenschap.
histori(ci)sme
Betekenis: teruggrijpen naar een bepaalde stijl uit het verleden, ongeacht de oorspronkelijke culturele of ideologische context.
Onderliggende idee: een stijl uit een “gouden tijdperk” kon waarden, normen en het culturele/morele klimaat van die periode herleven.
Motivatie voor populariteit: vaak verbonden met religieuze, politieke of ideologische redenen.
Belang: gebruikt als middel om bestaande ideeën, identiteit of macht visueel te benadrukken via architectuur.
eclecticisme
Betekenis: combineren van planconcepten, vormen en bouwtechnieken uit verschillende historische stijlen.
Doel: ontwikkelen van een nieuwe, persoonlijke stijl.
Mogelijk gemaakt door:
Betere kennis van het verleden (archeologie, kunstgeschiedenis)
Fotografie → documentatie en verspreiding van voorbeelden
Wereldtentoonstellingen → kennismaking met internationale stijlen en ideeën
he Dream of an Architect – Thomas Cole, 1840 (eclecticisme)
Weergave van eclecticisme: de architect overschouwt de geschiedenis van de bouwkunst als een catalogus van beroemde voorbeelden.
Architectuur uit verschillende periodes:
Egypte → piramides, tempel van Karnak
Griekenland → tempels in Dorische en Corinthische orde
Rome → aquaduct
Doel van de architect: zich met deze voorbeelden meten en ze naar believen inzetten bij het ontwerpen.
Visueel contrast:
Donkere gotische torens op de voorgrond
Witte marmeren klassieke gebouwen in zonlicht
Symboliek: contrast benadrukt de breuk tussen heidense klassieke architectuur en christelijke middeleeuwse architectuur.
Justitiepaleis, Brussel – Jozef Poulaert (eclecticisme)
Belangrijkste Belgische voorbeeld van eclecticisme.
Poulaert gebruikte alle architecturale middelen om:
Waardigheid en universaliteit van het recht uit te drukken
Het als fundament van de moderne rechtsstaat te verbinden
Architecturale inspiratie: vrij gebruik van historische en exotische voorbeelden, zoals het tempelcomplex van Anconwald.
Stedelijke functie:
Sluitstuk van de sanering van het zuidelijke deel van Brussel
Gebouw verving een verarmde arbeiderswijk
Locatie en schaal:
Gelegen op de Gougenberg, een van de hoogste punten van Brussel
Megalomane compositie, domineert de binnenstad
Destijds het grootste gebouw ter wereld
Bouw: nam meer dan twintig jaar in beslag
Japanse toren & Chinees paviljoen – Alexandre Marcel (eclecticisme/exotisme)
Exotische referenties: deel van 19e-eeuwse fascinatie voor het verre en vreemde in de bourgeoiscultuur.
Dubbele displacement:
Gebouwd voor de Wereldtentoonstelling van Parijs (19e eeuw)
Daarna verplaatst naar het koninklijk domein in Laken door koning Leopold II
Architectuur: ontworpen door Alexandre Marcel, Franse architect, niet authentiek Japans of Chinees.
Moderne toevoegingen: binnenin voorzien van centrale verwarming, elektriciteit, lift → westerse moderne technologie vermengd met exotische stijl.
Betekenis: reflecteert 19e-eeuwse Europese blik op exotische culturen, eerder dan echte culturele representatie.
Eclecticisme: combineert vormen uit verre culturen met moderne Europese technieken en comfort.
moderniteit
Betekenis: levensconditie voortkomend uit industrialiserings-, verstedelijkings-, rationaliserings- en individualiseringsprocessen.
Effect op het individu: losmaken uit lokale, familiale, traditionele contexten → meer autonomie en nieuwe leefpatronen.
Architectuur: stijl die de eigen tijd uitdrukt, niet een geïdealiseerde verwijzing naar het verleden of andere culturen.
Kenmerk: reflecteert de maatschappelijke veranderingen van de 19e eeuw en de eisen van moderne stedelijke en industriële samenleving.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770–1831)
Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770–1831) – moderniteit en geschiedenis
Duitse filosoof
Vooruitgang als kernconcept: menselijke geschiedenis verloopt via dialectische epochen (periodes) die elkaar tegenwerken en opvolgen.
Dialectisch principe: elke periode ontstaat als tegenreactie op de vorige → uit conflict ontstaat een nieuw “hoger” niveau (intellectueel of maatschappelijk).
Noodzaak van vooruitgang: elke nieuwe periode is beter dan de vorige → geschiedenis is essentieel progressief.
Zeitgeist: elk tijdperk heeft een eigen karakter, bestaande uit ideeën, vormen en culturele principes.
Artistieke expressie: de kunst en architectuur van een tijd tonen de zeitgeist:
Gotiek → mystieke katholieke middeleeuwen, angst voor God centraal
Barok → absolute monarchie, macht en expansie zichtbaar in kunst en architectuur
Belang voor modernisme: Hegels idee van historische vooruitgang en zeitgeist beïnvloedt het besef dat elke tijd zijn eigen architectuurstijl kan hebben, passend bij maatschappelijke omstandigheden.
ugène-Emmanuel Viollet-le-Duc (1814–1879)
ugène-Emmanuel Viollet-le-Duc (1814–1879) – rationalisme en waarachtigheid
Context: vond dat de 19e eeuw architecturaal weinig vernieuwde.
Kernconcept: waarachtigheid
Oprechtheid tegenover bouwprogramma → voldoen aan functionele eisen
Oprechtheid tegenover constructiemethoden → materialen gebruiken in overeenstemming met hun eigenschappen
Artistieke aspecten zoals symmetrie of uiterlijke vorm zijn bijkomstig.
Eigen tijdse architectuur: ontstaat niet via academisch of formeel experiment, maar uit functionele en structurele eisen.
Inspiratie uit het verleden: gotiek werd gewaardeerd om structurele helderheid, niet om ideologische of culturele connotaties.
Voortzetting Franse rationalistische traditie:
Geïnspireerd door 18e-eeuwse theoretici zoals Durand en Laugier
Materialistische en deterministische visie → vorm evolueert door materiaaleigenschappen en structurele innovaties, niet door esthetiek.
Hoogtepunt van rationalistisch denken: Augustus Choisy, Histoire de l’architecture (1899)
Architectuur = resultaat van materiaalkeuze, verwerking, locatie en klimaat, niet van individuele genialiteit
De ontwerper = vertolker van context en milieu
Auguste Choisy – Histoire de l’Architecture (1899)
Auguste Choisy – Histoire de l’Architecture (1899)
Benadering van architectuurgeschiedenis: niet als verhaal van stijlen of geniale ontwerpers, maar als verslag van constructieve en bouwtechnische evoluties.
Vormgeving: ontstaat uit combinatie van beschikbare materialen, hoe deze bewerkt worden, en invloeden van locatie en klimaat.
Rationalistisch perspectief: architectuur is product van milieu of context, niet van individuele genialiteit; de ontwerper is vertolker van deze omstandigheden.
Doel: functionele en structurele logica verklaren hoe architectuur zich ontwikkelt, voortbouwend op het rationalisme van Viollet-le-Duc.
Godfried Semper (1803–1879) – Die vier Elemente der Baukunst (1851)
Godfried Semper (1803–1879) – Die vier Elemente der Baukunst (1851)
Tegenover Frans rationalisme: Duitse idealisme → geschiedenis evolueert niet door externe factoren, maar via intrinsieke dynamiek in de fenomenen zelf.
Architectuur geanalyseerd via vier elementaire onderdelen: fundering, wanden, dakstructuur, ornament/haard, niet via stedelijke kenmerken of technieken.
Methode geïnspireerd door natuurwetenschappen: vergelijken van bouwdelen zoals biologen dieren vergelijken (bijv. vogel = bek, achterpoten, vleugels; kleur/grootte irrelevant).
Architectuur evolueert functioneel en structureel: van primitieve hut tot moderne woning, aangepast aan biologische, klimatologische en culturele omstandigheden.
Inspiratie: Karaïbische hut op Wereldtentoonstelling Londen 1851; vertrouwd met Darwins evolutietheorie (1859).
Bibliothèque Nationale, Parijs – H. Labrouste (1857–1867)
Innovatie: gebruik van nieuw materiaal zoals gietijzer, innovatieve structurele principes en experimentele constructietechnieken.
Toon van structuur: in tegenstelling tot veel 19e-eeuwse gebouwen werden de gietijzeren spanten zichtbaar gelaten, zij het rijkelijk gedecoreerd.
Architecturale context: veel gebouwen verstopten nieuwe technieken achter representatieve gevels met kolommen, galerijen, trappen, kroonlijsten, stambeelden.
Belang: toont een vroege integratie van techniek en esthetiek, waarbij structurele innovatie ook visueel ervaren wordt.
St. Pancras Station, Londen – Barlow & Ordish / Sir Gilbert Scott (1868–1874)
Constructie door ingenieurs: utilitaire structuren zoals stationoverkappingen en markthallen werden ontworpen door ingenieurs, die vrij experimenteerden met nieuwe materialen en technieken.
Overkapping: door Barlow & Ordish → spanwijdte van 75 m, destijds de grootste ter wereld.
Stationgebouw en Midland Grand Hotel: ontworpen door Sir Gilbert Scott, in neogotische stijl.
Dualiteit: imposante technische hal is niet zichtbaar vanaf straat, verstopt achter representatieve gevel → contrast tussen functionele techniek en esthetische architectuur.
Vergelijking: dezelfde dualiteit zichtbaar in Centraal Station Antwerpen.