1/102
c'est parti 5: Défi 4, mission 1, 2, 3 vocabulaire
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
l’argent
geld
un budget
een budget
un caddie
een winkelkar
une calculatrice
een rekenmachine
une carte de credit
een kredietkaart
une carte de fidélité
een getrouwheidskaart
le circuit court
de korte keten
la date limite de consommation
de vervaldatum
une enseigne
een uithangbord, lichtreclame
le gaspillage
de verspilling
l’inflation
de inflatie
un intermédiare
een tussenpersoon
la marge
de marge
un montant
een bedrag
un panier de courses
een boodschappenmand
un producteur
een producent
un produit
een product
une réduction
een korting
abordable
betaalbaar
économe
zuinig, spaarzaam
fidèle
trouw
habituel(le)
gebruikelijk, gewoonlijk
infidèle
ontrouw
liquide
vloeibaar, cash
opportuniste
opportunistisch
périmé(e)
vervallen
superflu(e)
overbodig
bénéfecier de
genieten van
congeler
bevriezen
économiser (sur)
bezuinigen (op)
lésiner sur
beknibbelen op
opter pour
kiezen
optimiser
verbeteren
privilégier
bevoorrechten
réduire
veminderen
rembourser
teruggeven
se munir de
zich bevoorraden
substituer à
vervangen door
désormais
voortaan, nu
par ailleurs
bovendien, trouwens
en deux mots
kortom
faire des courses
boodschappen doen
une aubaine
een buitenkans
un boursier
een beursstudent
un cout
een kost
un fournisseur
een leverancier
le quotidien
het dagdagelijkse
financier, financière
financieel
bosser
werken
fournir
leveren
s’élever à
bedragen
s’en sortir
zich eruit redden
mettre de l’argent de côté
sparen
se serrer la ceinture
de broeksriem aanspannen, besparen
subvenir à ses besoins
in zijn behoeften voorzien
l’alimentation
de voeding
un emballage
een verpakking
le format
het formaat
une hausse
een stijging
un industriel
een industrieel
le manque
het gebrek
une matière première
een grondstof
une pratique
een praktijk
une stratégie
een strategie
la transparence
de transparantie
abusif, abusive
verkeerd, misleiden
illégal(e)
illegaal
masqué(e)
gemaskerd, vermomd
nombreux, nombreuse
veel, talrijk
augmenter
verhogen
avertir
waarschuwen
cacher
verbergen
changer
veranderen
dénoncer
aan de kaak stellen, hekelen
figurer
voorkomen, vermeld worden
peser
wegen
réduire
verminderen
en revanche
daarentegen
le prix aux kilo
de prijs per kilo
le prix au litre
de prijs per liter
mais
maar
alors que, tandis que
terwijl
au contraire
integendeel
par contre, en revanche
daarentegen
pourtant, cependant, néanmoins
nochtans
quand même
toch
malgré
ondanks
certes
weliswaar, zeker
bien que, quoique
(al)hoewel
d’un côté… d’un autre côté…, d’une part… d’autre part
enerzijds… anderzijds
soit… soit
ofwel… ofwel
car
want
parce que
omdat
comme, puisque
aangezien
à cause de
omwille van
grâce à
dankzij
alors
dan, dus
donc
dus
par conséquent
bijgevolg
c’est pourquoi, voilà pourquoi
daarom