1/156
Flashcards for Zorg & Welzijn P4
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Welbevinden
De mate waarin iemand zich tevreden voelt over het leven
Doelgroep
Een groep mensen met dezelfde hulpvraag waarop de zorg of de ondersteuning is gericht
Eerstelijnszorg
Zorg waar je zonder verwijzing naartoe kunt gaan.
Tweedelijnszorg
Zorg waar je een verwijzing voor nodig hebt.
Zorgvraag
Een vraag om hulp of zorg.
Intramurale zorg
Zorg die binnen de muren van een instelling verleend wordt, waar iemand meerdere nachten verblijft.
Extramurale zorg
Zorg die buiten de muren plaatsvindt – zorg aan mensen die nog thuis wonen.
Thuiszorg
Persoonlijke verzorging of verpleging, die aan huis wordt geboden.
Verpleeghuis
Een instelling waar zorgvragers 24 uur per dag kunnen worden verpleegd.
Zorgwoning
Een zelfstandige woning voor mensen met een beperking of ouderen.
Zintuiglijke beperking
Een beperking in het gehoor (auditief) of in het zicht (visueel).
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
De zorg aan mensen met psychiatrische stoornissen en psychische problemen, zoals een angststoornis of depressie.
Depressie
Een (psychische) aandoening waarbij je je een lange periode somber voelt, geen interesse hebt voor anderen, last hebt van concentratieproblemen.
Symptoom
Een verschijnsel, kenmerk of klacht van een ziekte of aandoening.
Zorgdossier
Een document waarin alle belangrijke informatie over een zorgvrager, de zorg en de behandeling staat beschreven.
ECD
Elektronisch cliëntdossier
EPD
Elektronisch patiëntdossier
Zorgleefplan
Een plan waarin alle afspraken staan over de zorg en ondersteuning die iemand nodig heeft.
Eigen regie
Zelf beslissen over je leven en over de manier waarop je verzorgd en ondersteund wordt.
Vraaggericht werken
Een manier van werken, waarbij de behoeften en de wensen van de zorgvrager centraal staan.
Observeren
Het aandachtig kijken en benoemen of beschrijven wat je ziet.
Rapporteren
Opschrijven wat je hebt observeert tijdens het uitvoeren van de zorg.
Objectief
Op basis van feiten, zonder oordeel, zonder gevoel.
Subjectief
mening
Formele zorg
De zorg door professionals die daarvoor opgeleid zijn en betaald worden.
Informele zorg
Alle zorg en ondersteuning waarvoor niet wordt betaald en die niet door een professional wordt uitgevoerd.
Mantelzorg
Onbetaalde en vaak langdurige zorg voor zieke familieleden of vrienden
Communiceren
Het overbrengen van gedachten, wensen, gevoelens en ideeën.
Verbale communicatie
Informatie die je doorgeeft met woorden (praten).
Non-verbale communicatie
Informatie die je overbrengt zonder woorden maar met lichaamstijl
Actief luisteren
Niet alleen horen wat de ander zegt, maar ook proberen te begrijpen wat hij zegt.
LSD
Gesprekstechniek waarbij je luistert, samenvat en doorvraagt.
Open vraag
Vragen die beginnen met wat, wie, waar, welke, wanneer en hoe.
Gesloten vraag
Begint met een werkwoord en krijg je meestal een ja of nee als antwoord.
Beroepshouding
De manier waarop je je gedraagt in je beroep.
Respect
De wijze waarop iemand met een ander omgaat, op een eerlijke en gelijkwaardige manier.
Normen
Wat je normaal vindt
Waarden
Wat je waardevol, belangrijk vindt.
Empathie
Je kunnen verplaatsen in de gevoelens van een ander.
Intieme zone
Minder dan 45 centimeter afstand tussen jou en de ander.
Revalidatie
Het opnieuw leren bewegen na een operatie of ongeval.
Assertief
Opkomen voor jezelf, waarbij je ook rekening houdt met de gevoelens en belangen van een ander.
Feedback
Een terugkoppeling die je geeft aan de ander over zijn gedrag of over iets wat hij gemaakt heeft
Persoonlijke verzorging
Alles wat iemand kan doen om ervoor te zorgen dat het lichaam goed wordt verzorgd.
Hygiëne
Alles wat je doet om ervoor te zorgen dat jezelf en je omgeving schoon is en blijft.
Weerstand
Het vermogen van je lichaam om je te beschermen tegen bijvoorbeeld ziekte.
Infectie
Een bacterie of een virus dat je lichaam binnendringt en zich daar vermenigvuldigt.
Bacterie
Piepkleine beestjes, die ziekte of bederf kunnen veroorzaken.
Besmetting
Overgaan van een ziekte van de ene naar de andere persoon.
Handhygiëne
Handen wassen, handen desinfecteren en handen verzorgen.
Desinfecteren
Iets ontsmetten oftewel zorgen dat er geen bacteriën meer in of op zitten.
Zelfredzaamheid
Je zelf kunnen redden, vermogen om zelfstandig je leven te leiden en om je eigen problemen op te lossen.
Talg
Een vettige stof die de huid en het haar soepel houdt.
Berg
huidschilfers op de hoofdhuid van de baby die geelbruine laag vormen.
Cariës
Gaatjes in de tanden die ontstaan door tandplak op de tanden
Implantaat
Een kunstwortel waarop een kunsttand wordt geschroefd.
Incontinentie
Als je je urine en/of ontlasting niet meer kunt ophouden.
Urine
Plas
Ontlasting
Poep
Zindelijk
Je maakt gebruik maakt van het toilet als je moet plassen of poepen.
Eigenwaarde
Het gevoel dat je jezelf waardevol vindt, los van wat anderen ervan denken.
Dubbele vergrijzing
De groep ouderen wordt steeds groter en deze ouderen worden steeds ouder (bereiken een steeds hogere leeftijd).
Motorische beperking
Een stoornis in het bewegingsstelsel
Spasticiteit
Spieren die samentrekken, overactief en stijf zijn. Hierdoor is bewegen moeilijk.
ALS
Een ziekte van de zenuwen en spieren die steeds erger wordt. Doordat zenuwen afsterven, worden de spieren steeds zwakker. Bewegen, eten, praten en ademhalen gaat steeds moeilijker.
Hersenvliesontsteking
Het vlies om de hersenen is ontstoken door een virus of bacterie. Vaak zijn ook de hersenen ontstoken.
Beroerte
Doordat er iets mis gaat in de bloedvaten van de hersenen krijgt een deel van de hersenen op dat moment geen zuurstof en voeding meer. Klachten die ontstaan, zijn een verlamde arm/been, een scheve mond, moeite met praten, niet goed zien.
Artrose
Een aandoening aan het gewricht. Er kan een ontsteking plaatsvinden en het bot bij het gewricht kan veranderen.
Osteoporose
Een aandoening aan de botten. De botten worden minder sterk, waardoor er groter risico is op een botbreuk.
Amputatie
Het operatief verwijderen van een deel van het menselijk lichaam.
Revalideren
Opnieuw leren bewegen na een operatie of ongeval.
Fysiotherapie
Behandeling van mensen met klachten of belemmeringen in het bewegingsstelsel.
Ergotherapie
Behandeling die zich richt op het weer zo goed mogelijk kunnen uitvoeren van dagelijkse activiteiten in de eigen woon- , leef- en werkomgeving.
Rollator
Een hulpmiddel voor mensen die niet meer goed kunnen lopen.
Rolstoel
Een stoel met wielen.
Aangepaste buggy
Een vervoersmiddel voor een kind dat zelfstandig kan zitten. Een aangepaste buggy is voor kinderen met een beperking.
Veilig werken
Tijdens je werk zorg je voor de veiligheid van jezelf en van je collega's.
Ergonomisch werken
Je zorgt ervoor dat je geen lichamelijke én mentale klachten oploopt door je werk.
Transfer
Het verplaatsen van een zorgvrager.
Actieve tillift
Dit is een transferhulpmiddel waarmee de zorgvrager vanuit het bed of rolstoel verplaatst kan worden. De zorgvrager kan nog staan.
Passieve tillift
Dit is een transferhulpmiddel om de zorgvrager te verplaatsen. De zorgvrager kan zelf niet meer staan of zich verplaatsen.
EHBO
Eerste Hulp Bij Ongelukken
Risico
De kans op schade, verlies of letsel
Voorkomen is beter dan genezen
Door voorzichtig te zijn, kun je problemen en ongelukken voorkomen.
Slachtoffer
Iemand die je hulp nodig heeft.
Professionele hulp
Hulp, zoals ambulance, politie en brandweer.
Oververhitting
De lichaamstemperatuur van het slachtoffer stijgt boven de 40°C stijgt. (bij kinderen is dit hoger dan 38˚C)
Onderkoeling
De lichaamstemperatuur van het slachtoffer daalt onder de 35°C.
Rautekgreep
Een manier om het slachtoffer naar een veilige plek op korte afstand te verplaatsen.
Levensbedreigend
Levensgevaarlijk, waarbij het slachtoffer kan overlijden.
ABCDE-methode
Een methode waarbij kijkt hoe het gaat met een slachtoffer en beoordeelt welke hulp het belangrijkst is. De letters staan voor: Airway, Breathing, Circulation, Disabilities, Exposure
Buiten bewustzijn
Iemand die niet meer reageert op aanspreken of aanraken, slap voelt onderuit gezakt zit of op de grond ligt.
Stabiele zijligging
Een positie waarin een slachtoffer op de zij ligt, met de bovenste knie en heup gebogen om het evenwicht te bewaren. Deze positie helpt om de luchtweg open te houden en voorkomt dat het slachtoffer zich verslikt in braaksel of bloed.
Bloedcirculatie of bloedsomloop
De stroming van het bloed in het lichaam via de bloedvaten.
Besmet
In de wond zijn ziektekiemen aanwezig, waardoor een infectie kan optreden.
Ziektekiemen
Hele kleine, onzichtbare organismen zoals bacteriën, virussen en schimmels die ziekten kunnen veroorzaken als ze het lichaam binnendringen.
Tetanus
Een ernstige ziekte, veroorzaakt door straatvuil of een beet van een dier, leidt tot krampen in de spieren in het hele lichaam. Die krampen zijn heel gevaarlijk.
Oppervlakkige verbranding
Een oppervlakkige brandwond waarbij de huid gedeeltelijk zijn functie verliest.
Gedeeltelijke verbranding
brandwond waarbij de lederhuid is beschadigd.
Volledige verbranding
brandwond waarbij de opperhuid, lederhuid, zenuwen en haarzakjes volledig zijn beschadigd.