Kaarten: retorische middelen, stijlfiguren | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/20

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

21 Terms

1
New cards

drieslag/ tricolon/ de regel van drie

verbind drie elementen, zoals woorden, zinsdelen of zinnen aan elkaar die vergelijkbaar zijn qua vorm en je hebt een gedenkwaardige combinatie. De ... is nog krachtiger als die in stijgende lijn gaat (naar een climax). vb. Ik kwam, ik zag, ik overwon

2
New cards

anafoor

het herhalen van eenzelfde woord(groep) aan het begin van twee of meer opeenvolgende zinsdelen om meer nadruk te leggen. Vb. Niemand kent u, niemand gelooft u, niemand vertrouwt u.

3
New cards

vergelijking & metafoor

betekenisoverdracht tussen twee termen. Vb. Mijn geliefde is (als) een engel. (1) met als, (2) zonder als

4
New cards

retorische vraag

de spreker stelt een vraag waarop niet moet worden geantwoord. Hij drukt zekerheid of verontwaardiging uit. Vb. Hoe lang nog, Catilina, zul jij ons geduld op de proef stellen?

5
New cards

captatio benevolentiae

heilwens of lofprijzing bij het begin van een redevoering om de aangesprokenen gunstig te stemmen. Vb. Beste kameraden, het is een eer en genoegen na zoveel jaar weer in uw midden te zijn.

6
New cards

contrast/ niet dit, maar dat

een punt verduidelijken door het af te zetten tegen iets anders. Zeg eerst wat het niet is en laat het meteen volgen door wat het wel is. Vb. We kunnen het klimaat nog redden. Niet met woorden, niet met vage beloftes, maar met een mondiaal krachtdadig beleid.

7
New cards

herhaling

als je wilt dat je woorden de grootst mogelijke impact hebben, herhaal ze dan. Herhaal een hele zin, slechts één zin per toespraak, zolang deze de kern van je betoog samenvat en deze goed in elkaar steekt zoals I have a dream van Martin Luther King. Of je herhaalt een enkel woord of zinsdeel gedurende een deel van je toespraak.

8
New cards

humor/ knipoog

humor doet wonderen in een toespraak. Je kan hiermee bv. een moeilijk onderwerp ontmijnen. Je creëert een gevoel van herkenning bij je publiek. Dit kan een simpele woordspeling zijn of een knipoog naar de actualiteit. Het is iets waarbij je appelleert aan de intelligentie van je publiek. Als de humor werkt, dan krijgt het publiek het gevoel dat het 'intelligent' is. Om humor te begrijpen moet je immers tussen de regels kunnen lezen.

9
New cards

parallellisme

de spreker bouwt verschillende zinnen na elkaar op een gelijkaardige manier op. De zinsbouwvolgorde wordt herhaald. Vaak gebruikt bij een opsomming. Bv. O + WW + BWB Kinderen gaan naar school. Ouders moeten naar het werk. Grootouders blijven thuis.

10
New cards

chiasme

kruisstelling, stijlfiguur waarbij twee paren van woorden in kruis gesteld worden. Vb. In vredestijd vraag je om oorlog, in oorlog verlang je naar vrede.

11
New cards

opsomming/ enumeratio

door je argumenten/vragen op te sommen, geef je de indruk dat je argumentatie overweldigend is, zeker als je in je opsomming toewerkt naar een climax. Vb. Nogal wat kinderen vertonen psychische stoornissen. Waarom? Omdat ze de prestatiedruk niet aankunnen, omdat ze ongeïnformeerd zijn, omdat ze een identiteitscrisis doormaken, kortom omdat ze hun plaats op de wereld niet meer vinden.

12
New cards

climax

opstelling van woorden, woordgroepen of zinnen in stijgende lijn, wat betekenis of lengte betreft. Vb. Ga, loop, vlieg!

13
New cards

hyperbool

sterke overdrijving. Vb. Een oceaan van tranen. / Ik wacht hier al een eeuw!

14
New cards

asyndeton

het zonder voegwoorden naast elkaar plaatsen van woorden, zinsdelen of zinnen. Deze stijlfiguur is o.a. nuttig om tegenstellingen te scherpen. Vb. Niet ik, hij heeft het gedaan.

15
New cards

polysyndeton

een voegwoord wordt herhaald in een reeks woorden (vaak bij een opsomming). Vb. We zijn gisteren noch gaan zwemmen, noch gaan dansen, noch gaan winkelen.

16
New cards

epifoor

herhaling van éénzelfde woord aan het einde van opeenvolgende zinnen. Vb. Yes, we can.

17
New cards

ironie

men zegt het tegenovergestelde van wat men bedoelt. Vb. Morgen hebben we examen wiskunde, mijn geluk kan echt niet op!

18
New cards

litotes

een begrip wordt omschreven om het tegendeel te ontkennen. Vb. Martine is inderdaad niet lelijk.

19
New cards

soundbite

citaat dat bestaat uit 1 of 2 zinnen dat gemakkelijk blijft hangen. Vaak gebruikt door politici. Vb. • Ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country • Read my lips. No new Taxes

20
New cards

oxymoron

combinatie van twee of meer in wezen tegenstrijdige begrippen. Vb. De stilte was oorverdovend. Oorverdovende stilte.

21
New cards

neologisme

een nieuw woord in een taal. Men kan een neologisme hoofdzakelijk gebruiken om esthetische of expressieve redenen. Verder kan men er eveneens een humoristisch of origineel effect mee beogen. Vb. Tegenwoordig zijn er veel zangers die klassieke muziek willen verlottiën. (naar Helmut Lotti)