1/57
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
avoir
hebben
être
zijn
penser
denken
étudier
studeren
manger
eten
avancer
vooruitgaan
acheter
kopen
appeler
roepen/ noemen
jeter
gooien
employer
gebruiken
espérer
hopen
finir
eindigen
partir
weggaan
ouvrir
openen
attendre
wachten
conduire
rijden
éteindre
uitzetten
aller
gaan
faire
maken / doen
venir
komen
tenir
houden / vast houden
prendre
nemen
pouvoir
kunnen / mogen
vouloir
willen
devoir
moeten
recevoir
krijgen
dire
zeggen
écrire
schrijven
lire
lezen
rire
lachen
croire
geloven
voir
zien
envoyer
sturen
savoir
kunnen / weten
boire
drinken
mettre
plaatsen
connaitre
kennen / herkennen
s’asseoir
gaan zitten
courir
lopen
vivre
leven
mourir
sterven
acquérir
verwerven
battre
slaan
conclure
besluiten
cueillir
plukken
émouvoir
ontroeren
falloir
moeten
fuir
vluchten
haïr
haten
plaire
aanstaan/ behagen
pleuvoir
regenen
résoudre
oplossen
rompre
breken
suffire
volstaan
suivre
volgen
se taire
zwijgen
vaincre
overwinnen
valoir
waard zijn