1/35
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Massed practice
=alle leerstof in 1x grondig studeren totdat je ze allemaal kan reproduceren (Ebbinghaus)
Distributed practice
=leerstof in kleinere sessies verspreiden en herhalen (Ebbinghaus)
Spacing effect
=distributed practice beter dan massed practice (Ebbinghaus)
Congruïteitseffect
-moeilijker=beter onthouden want meer moeten nadenken (Craik & Lockhart)
Elaboratie
=de mate vd uitwerking vd informatie (Craik & Lockhart)
Distinctiviteit
=de mate waarin de gecodeerde informatie het te onthouden item specifieert (Craik & Tulving)
von Restorff-effect
=e. item dat afwijkt van andere items i.e. reeks wordt beter onthouden (distinctieve items beter onthouden)
Generatie-effect
=de mate waarin men de informatie verwerkt, is maximaal wanneer men de informatie zelf genereert
Tip-of-the-tongue toestand
=het gevoel dat je gaat genereren maar er niet opkomen (gevoel dat je weet, maar niet opkomen: mislukte generatiepoging)
Organisatie
=groeperen v. discrete items in grotere, samenhangende gehelen
Elaboratieproces
=relatie tss de te stockeren items & reeds in het geheugen gestockeerde kenniselementen.
Materiaal-geïnduceerde organisatie
=het veel beter onthouden van gecategoriseerde woordenlijsten dan van woordenlijsten waarin geen categorieën te onderscheiden vallen
->organisatie al aangeboden i.h. materiaal
Clustering in recall
=items die in 1 categorie samenhoren ook op die manier reprodcueren
Subjectieve organisatie
=als organisatie nog niet aanwezig in materiaal, zelf een organisatie maken (bv: volgorde vd aangeboden woorden)
->idiosyncratisch (individuele verschillen: ene persoon beter dan andere) (Tulving, 1962)
Verbeelding
=de rol v.h. je dingen kunnen voorstellen bij het onthouden v. dingen
Methode vd loci
-Tijdens leerfase: items associëren m. welbepaalde plaatsen i.e. gekende omgeving.
->Tijdens herinneringsfase: mentaal door die ruimte gaan en alle plaatsen a.h.w. bekijken
(=mnemotechnisch middel, geheugensteuntje)
Episodisch geh.
=opslag van informatie over heel specifieke gebeurtenissen (Endel Tulving)
Semantisch geh.
=de opslag van algemene kennis (betekenis) (Endel Tulving)
Netwerkmodellen
=alle kennis i.h. semantische geh.: gestockeerd i.d. vorm van concepten en hun interrelaties
Kenmerkmodellen
=concepten worden gestockeerd als een lijst kenmerken zonder verdere structuur
Verificatietaken
=is die uitspraak waar/niet waar (pp moeten zinnen verifiëren)
->empirische evidentie vinden modellen structuur semantisch geheugen
Categorie-grootte-effect
=het aantal verbindingen bepaalt hoe lang het duurt om een bepaalde stelling te verifiëren
->hoe groter categorie, hoe meer verbindingen doorlopen, hoe langer
Frequentie-effecten
=frequent genoemde eigenschappen sneller bepaald, ook als op zelfde niveau niet-frequente eig. (TLC, Quillian 1968)
Semantische-afstandseffecten
=sommige concepten zijn typischer voor een categorie dan andere (prototypes)
Retrieval cues
=extra info geven om iets terug te herinneren (elementen, helpen kennis oproepen uit LTG)
Associatieve sterkte
=hoe sterk is de retrieval cue gekoppeld aan wat je wilt oproepen (in het verleden vaak samen opgeroepen=sterk)
Encoding specificity
=retrieval cue is effectief als hij specifiek gecodeerd werd samen met de te herinneren gebeurtenis
Single process theory
=het juiste item wordt meteen en automatisch uit het LTG gehaald. (1 proces)
Dual process theory
=Na dit eerste automatische proces volgt nog een beslissingsproces (verschil tss herkenning & herinnering)
Recognition
=herkenning
Recall
=herinnering
Expliciete geheugentests
=pp wordt gevraagd om zich iets te herinneren of iets te herkennen
Impliciete geheugentests
=pp: betere prestatie door retrieval zonder erop gewezen/expliciet gevraagd om zich iets te herinneren
Cued recall test
=op basis 1e woord als cue moet men tweede woord v.e. woordenpaar herinneren (Graf & Schacter, 1985)
Word stem completion
=woord aanvullen bij paar gegeven letters, geen verwijzing naar dat het een geheugentest is (Graf & Schacter, 1985)
Höffding step
=bij aanbieding retrieval cue: meteen als georganiseerd geheel oproepen (niet via paarsgewijze associaties) (Gestaltpsy., obv gelijkenissen m/e ouder spoor)