1/70
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
tentare
proberen, trachten
il tentativo
de poging
capace di
in staat om
abile (a)
handig, bekwaam
la capacitĂ
het vermogen, de capaciteit
fallire (fallisco)
mislukken, falen
il fallimento
het faillissement; de mislukking
il fallito, la fallita
de mislukkeling
il disastro
de ramp
disastroso, disastrosa
rampzalig
la competenza
de deskundigheid, de bevoegdheid
competente (in qc)
bekwaam (in)
Quest'ufficio non è competente
Dit kantoor is niet bekwaam.
essere in grado di
in staat zijn om
adoperare
gebruiken, bedienen
l'azione
de actie, de handeling
agire, agisco
handelen, doen, werken
Sei sicuro che questo prodotto agisca?
Weet je zeker dat dit product werkt?
Non credo che tu abbia agito bene in questo caso.
Ik denk niet dat je goed gehandeld hebt in dit geval.
applicare
toepassen, aanbrengen
l'applicazione
de toepassing
completare
voltooien, afmaken, aanvullen
il completamento
de voltooiing, de beëindiging
l'invenzione
de uitvinding, de vondst
inventare
uitvinden, verzinnen
Ti prego di non inventare storie, voglio sentire la veritĂ .
Verzin alsjeblieft geen smoesjes, ik wil de waarheid horen.
creare
creëren, scheppen
controllare
controleren, nakijken
il controllo
de controle
Abbiamo tutto sotto controllo.
We hebben alles onder controle
impadronirsi di (m'impadronisco)
zich meester maken van, meester worden
maneggiare qc
hanteren, omgaan met
compiere
verrichten, doen, afmaken, volbrengen
Abbiamo compiuto tutti il nostro dovere.
We hebben allemaal onze plicht gedaan.
modificare
wijzigen, veranderen
la modifica
de wijziging, de verandering
dimostrare
laten zien, aantonen, bewijzen
la dimostrazione
de uiting, het vertoon, het bewijs
intraprendente
ondernemend
intraprendere
ondernemen, aangaan
Marcello ha intrapreso una carriera molto difficile.
Marcello is een hele moeilijke carrière aangegaan.
l'organizzatore, l'organizzatrice
de organisator, de organisatrice
organizzare
plannen, organiseren
Se vuoi ti organizzo io una bella gita.
Als je wilt, organiseer ik een leuk uitje voor je.
concentrarsi (su qualcosa)
zich concenteren (op iets)
la concentrazione
de concentratie
osare
durven
dire
zeggen
Come osi dire queste cose?
Hoe durf je zulke dingen te zeggen?
ridire (su) (ridetto)
herhalen, (door)vertellen, kritiek hebben (op)
Non andare a ridirlo!
niet verder vertellen
Strano che lui trovi sempre da ridire.
Vreemd, hij heeft altijd ergens kritiek op.
provvedere a
zorgen voor, voorzien in
il provvedimento
de maatregel
perfetto, perfetta
perfect, volmaakt
la perfezione
de perfectie, de volmaaktheid
il piano
het plan, de opzet
Il piano è stato progettato alla perfezione.
Het plan is tot in de puntjes uitgedacht.
il progetto
het plan, het project
motivare
motiveren, toelichten
la motivazione
de motivatie; de beweegreden
essere pratico di
goed kennen, verstand hebben van
Siete pratici della cittĂ ?
Kennen jullie de stad goed?
realizzare
verwezenlijken, realiseren
Vorrei realizzare questo progetto quanto prima possibile.
Ik wil dit project graag zo snel mogelijk realiseren.
Quanto avete realizzato con la vendita della casa?
Hoeveel hebben jullie met de verkoop van het huis verdiend?
riuscire a (riesco)
erin slagen om
Sei sicuro che non ci riesci?
Weet je zeker dat het je niet gaat lukken?
improvvisare
improviseren, regelen
improvvisarsi
plotseling optreden als, even doorgaan voor
Ho dovuto improvvisarmi cantante per i miei nipoti.
Ik moest even als zanger spelen voor mijn neefjes en nichtjes.