3.4 avoir (hebben)

5.0(2)
studied byStudied by 5 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/19

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

French

1st

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

20 Terms

1
New cards
ik heb
j'ai
2
New cards
ik heb twee broers
j'ai deux frères
3
New cards
jij hebt
tu as
4
New cards
heb jij een zus?
tu as une soeur?
5
New cards
hij heeft
il a
6
New cards
hij heeft een broer en een zus
il a un frère et une soeur
7
New cards
zij heeft
elle a
8
New cards
zij heeft een heleboel vriendinnen
elle a plein de copines
9
New cards
men heeft, we hebben
on a
10
New cards
we hebben een goed team
on a une bonne équipe
11
New cards
wij hebben
nous avons
12
New cards
wij hebben een groot huis
nous avons une grande maison
13
New cards
jullie hebben
vous avez
14
New cards
hebben jullie een grote tuin?
vous avez un grand jardin?
15
New cards
u heeft
vous avez
16
New cards
heeft u een hond?
vous avez un chien?
17
New cards
zij (m.mv.) hebben
ils ont
18
New cards
zij (m.mv.) hebben een computerspel
ils ont un jeu vidéo
19
New cards
zij (v.mv.) hebben
elles ont
20
New cards
zij (v.mv.) hebben een paard
elles ont un cheval