ik heb
j'ai
ik heb twee broers
j'ai deux frères
jij hebt
tu as
heb jij een zus?
tu as une soeur?
hij heeft
il a
hij heeft een broer en een zus
il a un frère et une soeur
zij heeft
elle a
zij heeft een heleboel vriendinnen
elle a plein de copines
men heeft, we hebben
on a
we hebben een goed team
on a une bonne équipe
wij hebben
nous avons
wij hebben een groot huis
nous avons une grande maison
jullie hebben
vous avez
hebben jullie een grote tuin?
vous avez un grand jardin?
u heeft
vous avez
heeft u een hond?
vous avez un chien?
zij (m.mv.) hebben
ils ont
zij (m.mv.) hebben een computerspel
ils ont un jeu vidéo
zij (v.mv.) hebben
elles ont
zij (v.mv.) hebben een paard
elles ont un cheval