1e Bachelor Journalistiek - AP
Zijn of haar kleren uitdoen
retirer/enlever ses vêtements
Zich aankleden
s’habiller
Zich utkleden
se déshabiller
Zich omkleden
se changer
Iets dragen
porter qqch
Dat kreukt gemakkelijk
Cela se froisse facilement
Dat wast heel goed
cela se lave très bien
Met de hand wassen
laver à la main
In de wasmachine wassen
laver en machine
Hij heeft schoenmaat 42
il chausse du 42
De schoenen klemmen haar
les chaussures la serrent
Iemand (doen) verdikken
grossir qqn
Iemand (doen) afslanken
amincir qqn
Zich er slecht in voelen
se sentir mal dedans
Iets aandoen
mettre qqch
Ik heb niets meer om aan te doen
je n’ai plus rien à me mettre
Goed gekleed zijn
être bien habillé(e)
Slecht gekleed zijn
être mal habillé(e)
De winkels doen
faire les magasins
In de mode zijn
être à la mode
Het wordt veel gedragen
cela se fait beacoup
Welke maat heb je?
Quelle taille fasse-tu?
Ik heb maat 40
je fais du 40
Één maat kleiner
une taille en dessous
Één maat groter
une taille en dessus
Dat staat hem of haar goed
Cela lui va bien
Goed samen gaan met
aller bien avec
Hij heeft schoenmaat 42
Il fait du 42
Een outfit
une tenue
Een casual outfit
une tenue décontractée
Een sport outfit
une tenue de sport
Een geklede outfit
une tanue habillée
Een party outfit – avondkledij
une tenue de soirée
Een pak (voor mannen)
un costume
Een mantelpak of een broekpak (voor vrouwen)
un ensemble
Een sweater
un sweat
Een legging
un legging
Een t-shirt
un t-shirt
Een short
un short
Een parka
une parka
Een jogging
un jogging
Een jeans
un jean
Een polo
un polo
Een gilet
un gilet
Iets wat boven een rok wordt gedragen
un haut
Een pull met rolkraag
un pull a col roulé
Een pull met V-hals
un pull en v
Een pull met ronde hals
un pull à coll rond
Een hemd
une chemise
Met korte mouwen
à manches courtes
Met lange mouwen
à maches longes
Een mouw
une manche
Een kleed
une robe
Een rok
une jupe
Een plooirok
une robe plissée
Een rechte rok
une robe droite
Een bermuda
un bermuda
Een salopette
une salopette
Een badjas
un peignoir de bain
Een kamerjas
une robe da chambre
Een korte winterjas – wintervest
un blouson
Een donsjas
une doudoune
Een anorak met kap
un anorak avec une capuche
Een voetbaltruitje
un maillot
De onderrok
la combinaison
Kanten lingerie
de la lingerie en dentelle
Een boxershort
une caleçon
Een slipe
un slip
Een onderbroek
une culotte
De bh
le soutien-gorge
De collant – panty
le collant
Een kous
le bas
Een korte sok
une chausette
De schoenen
les chaussures (f)
De laarzen
les bottes (f)
De korte laarsjes
les bottines (f)
De sportschoenen
les baskets (m)
De pantoffels
les pantoufles (f)
De sandalen
les sandales (f)
De hakken
les escarpins (m)/les talons (f)
De zool
la semelle
De stof
le tissu/la matière
Een effen stof
un tissu uni
Een bedrukte stof
un tissu imprimé/ à motifs
Een gekleurde stof
un tissu à couleurs
Een stof met schotste ruitmotief
un tissu écossais
Een stof met ruitjesmotief
un tissu à carreaux
Een stof met streepjesmotief
un tissu à rayures
Een stof met bolletjesmotief
un tissu à pois
Een stof met bloemtjesmotief
un tissu à fleurs
Een wollen stof
un tissu en laine
Een fluwelen stof
un tissu en velours
Een katoenen stof
un tissu en coton
Een linnen stof
un tissu en lin
Een bontjas
un manteau de fourrure
Een zijden stof
un tissu en soie
Een leren jas – vest
un blouson en cuir
De hoed
le chapeau
Een muts
le bonnet
De pet
la casquette