Kaarten: Gedragsneurowetenschappen (B-KUL-P0M09A): hoofdstuk 3 | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/99

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

100 Terms

1
New cards

Wat is elektrofysiologie?

De studie van de elektrische eigenschappen van cellen en weefsels. Elektrofysiologie houdt zich bezig met het meten van veranderingen in de elektrische spanning of de elektrische stroom op zeer uiteenlopende schaal, variërend van een enkel ionkanaal tot grote organen zoals het hart. (neurofysiologie, de cardiologie en de spierfysiologie), meten van de elektrische activiteit van zenuwcellen en meer in het bijzonder actiepotentialen.

2
New cards

Vanwaar komt de elektrische activiteit/spanning over de celmembraan van alle ons cellen?

Het is het gevolg van de ongelijke verdeling van elektrisch geladen deeltjes binnen en buiten de cel.

3
New cards

Wat zijn exciteerbare cellen?

Cellen die elektrische prikkels kunnen ontvangen en geleiden (zoals zenuwcellen en spiercellen).

4
New cards

Wat is elektrische activiteit van exciteerbare cellen het gevolg van?

Gevolg van stromen van geladen deeltjes doorheen en langsheen de celmembraan. Die geladen deeltjes zijn wateroplosbare ionen (omdat ons cellen in waterige milieus leven).

5
New cards

Wat beschikken (have at their disposal) elektrofysiologen?

Gebruiken hun apparatuur om de elektrische potentiaaltjes en stroompjes in exciteerbare cellen te registreren.

6
New cards

Wat doen Hodgkin en Huxley?

Experimenten op de reuzenaxonen (giant axon) van de pijlinktvis, ze toonden voor het eerste aan dat elektrische impulsen in dergelijke cellen berusten op snelle selectieve veranderingen in de doorlaatbaarheid van het membraan voor de ionen Na+ en K+.

7
New cards

Wat ontwikkelden Neher en Sakman?

De patch clamp techniek, micropipetten waarme ze zelfs de stromen die door ionenkanalen lopen konden meten in een klein stukje celmembraan (patch).

8
New cards

Wat ontdekte Faraday?

Dat in water opgeloste deeltjes, die hij ionen noemde, in beweging komen wanneer er een elektrische spanning wordt aangelegd. Hij noemde anion de negatief ion die naar een positieve elektrode beweegt, en met kation bedoelde hij een positief geladen ion dat door negatieve elektrode wordt aangetrokken.

9
New cards

Anion?

Nefatief ion die naar positieve elektrode beweegt.

10
New cards

Kation?

Positief ion die door negatieve elektrode beweegt.

11
New cards

Wat is een ion?

Een atom of molecule met een positieve of negatieve elektrische lading.

12
New cards

Wat is een hydrofiele stof?

Een stof die goed oplost in water, zoals natriumchloride (keukenzout).

13
New cards

Wat is een hydrofoob stof?

Stof die niet goed oplost in water, zoals de meeste vetten.

14
New cards

Waarom is zout opgelost in water?

Omdat het zout uiteenvalt in ionen onder invloed van de polaire watermoleculen die omringden de atomen van zout in een mantel. (Dus, hydrofiele)

15
New cards

Vanwaar komt het elektrische potentiaalverschil van een cel?

Vanuit het concentratieverschil van geladen deeltjes tussen de binnen- en de buitenkant van het celmbraan. Het intracellulaire cytoplasma en het extracellulaire weefselvocht hebben verschillende concentraties van positieve en negatieve ionen opgelost in deze waterige oplossingen.

16
New cards

Wat veroorzaakt het potentiaalverschil over het celmembraan?

Positief geladen natriumionen (Na+), kaliumionen (K+) en negatief geladen organische anionen (voornamelijk opgeloste eiwitten, die onder fysiologische omstandigheden negatief geladen zijn).

17
New cards

Waardoor komt de rustmembraanpotentiaal uit?

De gezamenlijke concentratie van negatief geladen ionen is hoger aan de binnenzijde van het membraan dan erbuiten, waardoor de binnenzijde negatief geladen is ten opzichte van de buitenzijde. (Meer K+ en grote anionen (A-) binnen de cel, meer Na+ en chloor buiten de cel = de verschil is niet totale, licht verschil van concentratie).

18
New cards

Wat is de rustmembraanpotentiaal bij neuronen?

Rond -70mV (millivolt). Het negatieve teken heeft betrekking op de negatieve binnenzijde.

19
New cards

Wat zijn de twee krachten die veroorzaken beweging in ionen die in een waterige oplossing zich bevinden? (ook als ze doorheen het celmembraan bewegen)

1) Chemische drijfkracht= gevolg van de concentratiegradiënt: deeltjes in een vloeistof zich bewegen van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie (diffunderen deeltjes homogeen over een oplossing). 2) Elektrische drijfkracht= gevolg van een potentiaalverschil (of elektrische spanning) en aantrekkingskrachten tussen positieve en negatieve ladingen.

20
New cards

Wanneer bewegen ionen helemaal niet tussen de buiten- en de binnenkant van een cel, ook als er kanaaltjes waar de ionen door kunnen stromen?

Als de chemische kracht tegengesteld is aan de elektrische kracht, en de ionen in een bepaalde richting willen bewegen onder invloed van hun concentratieverschil, maar in de tegengestelde beweging ten gevolg van een elektrische kracht.

21
New cards

Wat is de evenwichtspotentiaal (of Nernstpotentiaal)?

De elektrische spanning die nodig is om de chemische drijfkracht tegen te werken, die het gevolg is van een bepaald concentratieverschil van ionen over het celmembraan.

22
New cards

Wat doet Walther Nernst?

Hij stelde een vergelijking op waarmee deze potentiaal kon worden berekend op basis van de onderliggende thermodynamische processen.

23
New cards

Wat moet elke cel doen om te overleven?

De ongelijke verdeling van elektrisch geladen deeltjes over haar membraan onderhouden. Het zorgt voor een potentiaalverschil over het celmembraan. Membraanpotentialen bij alle cellen worden gevonden, maar enkel exciteerbare cellen leiden prikkels door hun membraanpotentiaal te gebruiken.

24
New cards

Wat is het verschil tussen gewoon cellen en exciteerbare cellen?

Het celmenbraan van exciteerbare cellen reageert op stimuli door zijn doorlaatbaarheid voor ionen selectief te veranderen, ze kunnen actiepotentiaal vertonen.

25
New cards

Wat gebeurt als cellen zijn doorlaatbaarheid voor ionen selectief veranderen?

De elektrische polariteit van het menbraan wijzigt en het potentiaalverschil tussen de intracellulaire en de extracellulaire kant van het membraan groter of kleiner.

26
New cards

Hoe reageert het celmembraan van exciteerbare cellen om prikkels te geleiden?

Ze gebruiken hun membraanpotentiaal (ongelijke verdeling van elektrisch geladen deeltjes over haar membraan) om de doorlaatbaarheid voor ionen selectief te veranderen.

27
New cards

Wat is depolarisatie?

Wanneer het potentiaalverschil kleiner wordt. Dat doet zich bijv. waanneer natriumionen in de cel stromen (influx van Na+) en de binnenzijde van het membraan hierdoor positiever geladen wordt. (Exciterende)

28
New cards

Wat veroorzaakt instroom van natrium binnen een cel door een natriumkanaal?

Het kan het gevolg zijn van het openen van spanningsgevoelige natriumkanalen, die reageren op veranderingen in de membraanpotentiaal, of wanneer een neurotransmitter zich bindt aan een ligandgemedieerd natriumkanaal.

29
New cards

Wat is hyperpolarisatie?

Wanneer het potentiaalverschil toeneemt. Kan zich voordoen wanneer kaliumionen buitenstromen (efflux van K+) of chloorionen binnenstromen (influx can Cl-). (Inhiberende)

30
New cards

Wat veroorzaakt potentiaalveranderingen?

Ionenstromen, die de polariteit van het celmembraan beïnvloeden. De grootte van de potentiaalverandering is afhankelijk van de sterkte van de ionenstromen en neemt af met de afstand tot de oorsprong van de verandering (dat is de plaats waar de ionenstromen optreden).

31
New cards

Wat zijn de twee soorten potentiaalveranderingen?

1) Receptorpotentialen (als reactie op zintuiglijke prikkels) ter hoogte van zintuiglijke receptorcellen, 2) Synaptische potentialen (als reactie op chemische prikkels) ter hoogte van de contactplaats tussen neuronen.

32
New cards

Wat veroorzaakt synaptische potentialen?

Veroorzaakt doordat chemische stoffen (neurotransmitters), die door de synapsspleet worden vrijgesteld, de doorlaatbaarheid van het membraan beïnvloeden.

33
New cards

Wat doen neurotransmitters?

Ze binden aan transmembranaire eiwitten, die functioneren als receptoren voor de neurotransmitter in kwestie en de membraanpotentiaal beïnvloeden wanneer ze geactiveerd worden door binding van de neurotransmitter.

34
New cards

Wat is EPSP & IPSP?

Exciterende- of inhiberende postsynaptische potentiaalveranderigen (potentialen) afhankelijk van hun respectievelijk depolariserende of hyperpolarisende effect op de membraanpotentiaal.

35
New cards

Wat gebeurt wanneer een exciteerbare cel depolariseert tot ongeveer -50mV ten gevolge van een EPSP?

Er zullen een grote aantallen spanningsgevoelige natriumkanalen (voltage-gated sodium channels) in het membraan openen, waardoor de permeabiliteit van het membraan voor natriumionen plots aanzienlijk toeneemt.

36
New cards

Wanneer is gate/poortje 1 van de spanningsgevoelig natriumkanaal opent?

Wanneer het membraan, waar het kanaal zich in bevindt, depolariseert.

37
New cards

Wanneer is gate/poortje 2 van de spanningsgevoelig natriumkanaal opent?

Deze gate is niet spanningsgevoelig, maar begint traag te sluiten wanneer gate 1 geopend is.

38
New cards

Wat is de actiepotentiaal?

Een kortdurende, bijna explosieve verdere depolarisatie van het membraan wanneer natrium ionen massal instromen (de eerste kanaaltjes openen bij de drempelwaarde).

39
New cards

Waarom stromen natrium ionen binnen?

Omdat hun elektrische en chemische drijfkrachten naar binnen gericht zijn.

40
New cards

Wat is overshoot?

Wanneer de membraanpotentiaal overslaat van negatief naar positief (zelfs tot +40mV) zeggen we dat de cel depolariseert met een overshoot.

41
New cards

Welke twee processen zorgen voor dat de depolarisatiefase van de actiepotentiaal overgaat in repolarisatie?

1) Inactivatie al snel na opening van de natriumkanalen ten gevolge van de sluiting van het tweede, trage poortje van het kanaal. 2) Overshoot ten gevolge van de depolarisatie naar de positieve binnenkant van het membraan -> kaliumionen naar buiten beginnen te stromen, omdat nu de elektrische en chemische drijfkrachten van kalium naar buiten gericht zijn.

42
New cards

Wanneer stoppen kaliumionen buiten te stromen?

Wanneer de evenwichtspotentiaal van kalium bereikt wordt (ca. -75mV)

43
New cards

Wat is het refractaire periode?

Het toestand waarin de ionenkanalen zal het membraan tijdelijk geen nieuwe actiepotentiaal kunnen vertonen, omdat de efflux van kalium tijdens de repolarisatie resulteert in een lichte hyperpolarisatie.

44
New cards

Wat veroorzaakt het refactaire periode?

1) De veranderde toestand van de ionenkanalen 2) De lichte hyperpolarisatie door de efflux van kalium.

45
New cards

Wat speelt een belangrijke rol voor het onderhoud en herstel van de rustmembraanpotentiaal?

De Na+/K+ pompen.

46
New cards

Wanneer sterven hersencellen zo snel wanneer ze zonder voedingsstoffen of zuurstof komen te zitten? (bijv. bij verminderde doorbloeding ten gevolge van de verstopping van een bloedvat).

Omdat de Na+/K+ pompen (membraaneiwitten) die continu natrium naar buiten pompen en kalium naar binnen met gebruik van energie onder de vorm van ATP-moleculen. Deze actieve transportmoleculen verbruiken erg veel energie.

47
New cards

Waar is de actiepotential bij het typische neuron opgewekt?

In de axonheuvel.

48
New cards

Wat bepaald of een neuron vuurt?

De input die het ontvangt. Meer precies, de som van de inhiberende & exciterende input van een neuron in kwestie. Zodra de drempel om een actiepotentiaal op te wekken wordt overschreden, zal hij ook effectief optreden.

49
New cards

Waar krijgen neuronen input?

Ter hoogte van synapsen op hun dendrieten, cellichaam of axon. Deze kunnen inhiberend of exciterend zijn.

50
New cards

Hoe leiden inhiberende synapsen tot hyperpolarisatie?

Door efflux van kationen (K+ bijvoorbeeld) of influx van anionen (Bijv. Cl-) waardoor de kans op een actiepotentiaal kleiner wordt.

51
New cards

Hoe leiden exciterende synapsen naar depolarisatie?

Door influx van kationen (bijv. Na+) wat de kans op het optreden van een actiepotentiaal vergroot, maakt de binnenzijde van het cel meer positief geladen.

52
New cards

Wat zijn actiepotentialen?

Actieve, depolariserende impulsen van korte duur, en die niet-gradueel verloopt ('alles of niets).

53
New cards

Wat maakt dat synapsen exciterend of inhiberend zijn?

Hun neurochemische en elektrofysiologische eigenschappen.

54
New cards

Wat zijn neuronen die convergeren? (+neuronschakkeling)

Neuronen van het centrale zenuwstelsel waar impulsen vanuit verschillende richtingen samen convergeren. Meerdere presynaptische neuronen maken contact met een klein aantal postsynaptische neuronen.

55
New cards

Wat zijn neuronen die divergeren? (+neuronschakkeling)

Neuronen van het centrale zenuwstelsel die contacten maken met een groot aantal doelwitten (divergeren). Een presynaptisch neuron maakt door middel van axonale vertakkingen (collateralen) contact met meerdere postsynaptische neuronen.

56
New cards

Voorbeeld van neuronen die convergeren?

Veel neuronen in de hersenen en het ruggenmerg, bijv. groepen motorneuronen in het ruggenmerg, die ontvangen input van 5 tot 10 keer meer sensoriële neuronen, waardoor dergelijke motorneuronen informatie van verschillende sensoriële neuronen integreren.

57
New cards

Voorbeeld van neuronen die divergeren?

Neuronen in de prefrontrale cortex, op deze manier kunnen ze controle uitoefenen op een groot aantal verschillende neuronen in andere delen van de hersenen.

58
New cards

Wat is duidelijk geïllustreerd tijdens epileptische aanvallen, die wijst op een belangrijk aspect van het werking van het zenuwstelsel?

Het onderdrukken van ongewenste of disfunctionele impulsen, die enkel maar voor ruis zouden zorgen. Tijdens epileptische aanval, verlies van bewustzijn en convulsies.

59
New cards

Wat voorzorgen inhiberende interneuronen?

Dat ongewenste neurale activiteit onderdukt wordt en neuronen enkel vuren op de momenten dat dit ook functioneel is. Zenuwcellen kunnen hun eigen activiteit of die van naburige cellen onderdrukken en de excitatie binnen neuronale circuits onder controle houden.

60
New cards

Wat is voorwaartse (feedforward) inhibitie?

De activatie van inhiberende interneuronen, die contact maken met verder in de schakeling gelegen zenuwcellen. (pg 71 illustratie boek)

61
New cards

Wat is teruggekoppelde (feedback) inhibitie?

Een zelfregulerend mechanisme, waarbij een cel naast een exciterende connectie met een postsynaptisch neuron ook een synaps vormt met een inhiberend interneuron. Dat inhiberende interneuron vormt terug een synaps met het eerste neuron, waardoor hyperexcitatie binnen de schakeling wordt voorkomen. (illustratie pg. 71 boek)

62
New cards

Wat maakt dat het membraan aan de basis van het axon (axonheuvel) depolariseert?

Wanneer depolarisatie gebeurt, overwicht van positieve ladingen binnenstroomt, ze zijn aangetrokken (attracted) door delen van het membraan die negatief geladen zijn. Deze ladingsverschuiving zal uiteindelijk ook het membraan aan de basis van het axonheuvel depolariseren.

63
New cards

Hoe is het dat actiepotentialen soms over lange afstanden geleiden zijn langheen het membraan van de zenuwuitlopers?

APs opgewekt zijn ter hoogte van de axonheuvel, lopen van daar over het membraan van het axon naar het zenuwuiteinde. Deze geleiding van APs is het gevolg van ladingsverschuivingen, waardoor op elk nabijgelegen stukje van het axonale membraan opnieuw een actiepotentiaal wordt opgewekt zodra de drempelwaarde wordt bereikt.

64
New cards

Hoe is het dat naast de plaats waar net een AP optrad, opnieuw een AP opgewekt wordt?

De dichtst gelegen stukken membraan zullen het sterkst depolariseren en wellicht de drempelwaarde voor het opweken van AP bereiken. Dit is doordat de binnengesroomde positieve ionen worden aangetrokken door de negatieve binnenzijde van het naburige membraan. Deze ladingsverschuiving zal naburige stukjes membraan depolariseren. De invloed neemt af met de afstand van de plaats van depolarisatie.

65
New cards

Hoe is het dat APs alleen in één richting bewegen?

De zenuwimpuls kan immers niet terug naar de plaats waar hij vandaan kwam, aangezien dat gebied zich nog in de refractaire periode na de laatste AP bevindt, waardoor er gedurende een korte tijd geen nieuwe AP kan worden opgewekt.

66
New cards

Wat is continue transmissie? (+ snelheid)

Bij ongemyeliniseerde zenuwvezels. Nieuwe AP optreden in het meest nabijgelegen stukje membraan. Snelheid: >1m/sec (omdat gaat gepaard met openen en sluiten van ionenkanaaltjes, maakt het relatief traag process).

67
New cards

Wat zorgt voor een grotere snelheid?

Een grotere spreiding van het opwekken van nieuwe AP in nabijgelegen stukjes membraan door gemyeliniseerde axonen, waar het contact tussen het axonmembraan en de extracellulaire vloeistof beperkt is tot de onderbrekingen in de myelineschede (knopen van Ranvier).

68
New cards

Waarom in gemyeliniseerde axonen treedt AP enkel ter hoogte van de knopen van Ranvier?

Omdat er geen ionenuitwisseling plaatsvinden in de geïsoleerde (myeliniseerde) segmenten van het axon, dus geen AP. Op knopen van Ranvier is het celmembraan uitzonderlijk rijk aan spanningsgevoelige natrium- en kaliumkanaaltjes.

69
New cards

Wat kenmerkt de afstand tussen de knopen van Ranvier?

Het is net klein genoeg opdat ladingsverschuivingen ervoor zorgen dat de grenswaarde voor een nieuwe actiepotentiaal bereikt wordt bij de volgende knoop. AP's worden ter hoogte van de knopen opgewekt en tussenin wordt de zenuwimpuls verder geleid door snelle ionaire ladingsverschuivingen.

70
New cards

Snelheid van gemyeliniseerde axonen?

Tot 120 m/s! Ook saltatorische transmissie genoemd, omdat het een sprongsgewijze geleiding is.

71
New cards

Wat gebeurt wanneer de AP uiteindelijk aankomt ter hogte van het zenuwuiteinde?

1) Depolarisatie 2) Spanningsgevoelige calciumkanaaltjes opengaan, 3) Calciumionen binnenstromen in presynaptische zenuwuiteinde. 4) Influx van Ca zal het proces van vrijstelling van neurotransmitter in de synaptische spleet in gang zetten. 5) De versmelting van het vesikelmembraan en het celmembraan is afhankelijk van Ca2+, die optreedt wanneer een AP het zenuwuiteinde bereikt.

72
New cards

Wat zit klaar in het zenuwuiteinde?

Grote aantallen membraanblaasjes (vesikels) gevuld met neurotransmitter, om precies op het juiste moment te versmelten met het presynaptische membraan en hun inhoud vrij te stellen.

73
New cards

Wat doen de complementaire SNARE-eiwitten bij transmittervrijstelling?

SNARE-eiwitten in het vesikelmembraan (v-SNARE) binden aan specifieke targetreceptroen (t-SNARE) in het presynaptische membraan. Hierdoor worden beide membranen tegen elkaar getrokken en zal de versmelting plaatsvinden (membraanfusie).

74
New cards

Hoe komen de neurotransmitters vrij in de synaptische spleet?

Door exocytose, de versmelting van het vesikelmembraan en het celmemraan.

75
New cards

Wat zijn soluble N-ethylmaleimide-sensitive factor attachement protein receptors?

Ook SNARE-eiwitten genoemd, ze spelen een centrale rol in de calciumafhankelijke, exocytotische versmelting van de membranen bij de transmittervrijstelling.

76
New cards

Wat is het endocytic membrane transport pathway?

Het cyclisch proces waardoor vesikels zijn gevuld, geledigt (emtpied), en gerecycleerd, dit proces maakt vesikels circuleren tussen het endosoom en het presynaptische membraan.

77
New cards

Wat is het endosoom?

Groot membraanorganel geassocieerd met het glad ER en Golgi-apparaat, dien als centrale verzamelplaats, waar de gerecupereerde membranen zijn terug verzamelen en opnieuw nieuw vesikels afsplitsen, die opnieuw met neurotransmitter gevuld kunnen worden. (zie tekening pg 75)

78
New cards

Wat doen clathrinemolecules?

Ze splitsen de membraanvesikels van het endosoom en bewegen naar het presynaptische membraan waar ze precies op het juiste moment hun inhoud vrijstellen. Ze zorgen ook ervoor dat het membraan terug wordt gerecupereerd in een endocytotisch proces na de versmelting van membranen.

79
New cards

Wat zijn de 4 fasen geopereerd door Rab-eiwitten?

1) Targetting, 2) Docking, 3) Priming, 4) Fusion

80
New cards

Wat is targetting?

Als de Rab-eiwitten transporteren de gevulde vesikels naar de actieve zone van het presynaptische membraan. Ze zich vasthechten aan de vesikels en ervoor zorgan dat deze op de juiste plaats aankomen (targetting).

81
New cards

Wat is docking?

De 2de fase, waar Rab-eiwitten zorgen dat de synaptische vesikels worden vatgehecht ter hoogte van de actieve zone van het presynaptische membraan.

82
New cards

Wat is priming?

De 3de fase, waar de vesikels worden voorberedie, ze dichter tegen het presynaptische membraan komen te liggen.

83
New cards

Wat is fusion?

Het membraan van de vesikel versmelt met het celmembraan.

84
New cards

Wat is presynaptische inhibitie?

Wanneer een inhiberende neuronen zullen via een axo-axonale synaps met het presynaptische zenuwuiteinde de hoeveelheid neurotransmitter, die het presynaptisch neuron vrijstel, reduceren, door te zorgen dat de influx van Ca2+ in het presynaptische neuron afneemt, waardoor er minder neurotransmitter wordt afgescheiden.

85
New cards

Wat is presynaptische facilitatie?

Wanneer exciterende neuronen zorgen dat het presynaptische neuron meer neurotransmitter vrijstelt, door de influx van Ca2+ in de presynaptische cel te bevorderen.

86
New cards

Waarom zijn presynaptische inhibitie en facilitatie belangrijk?

Om te zorgen dat precies de jusite hoeveelheden neurotransmitter worden vrijgesteld en de impulsgeleiding over de synaps correct verloopt. Deze modulatie speelt verder ook een rol in de plasticiteit van het zenuwstelsel, die essentieel is voor de werking van het geheugen.

87
New cards

Wat is continu naar het zenuwuiteinde getransporteerd vanuit het cellichaam?

Grote aantallen structurele en functionele eiwitten (receptoren, ionenkanaaltjes, enzymen, transporters, enz).

88
New cards

Wat zijn de twee oorsprongen van neurotransmitters?

1) Sommige worden in het cellichaam volgens de instructies uit het neuronaal DNA gemaakt en daarna verpakt door het Golgi-apparaat en vervolgens getransporteer naar het presynaptische zenuwuiteinde. 2) Andere worden door enzymatische reacties in het presynaptische zenuwuiteinde zelf gesynthetiseerd.

89
New cards

Wat ervoor zorgt dat neurotransmitters in het zenuwuiteinde gemaakt kunnen worden?

1) Transporters die importeren de nodige bouwstoffen in het cytoplasma van het neuron. 2) Mitochondria in het zenuwuiteinde die voorzien de nodigt energie om deze stoffen om te zetten in neurotransmitters en vesikels te verpakken.

90
New cards

Hoe kan het dan een zelfde neurotransmitter verschillende werkingen hebben?

Het is het gevolg van binding aan heel verschillende receptoren. Inderdaad, de aard van de receptor bepaalt de actie van de neurotransmitter.

91
New cards

Wat zijn de verschillende rollen van de neurotransmitter acetylcholine en wat illustreet het?

Op vele plaatsen zal acetylcholine het membraan van spiercellen depolariseren door natriumkanaaltjes te openen, maar elders maakt acetylcholine membranen hyperpolariseren door chloorkanaaltjes te activeren. Dat is het gevolg van aan welke receptor het bindt, want dat bepaalt de actie van de neurotransmitter.

92
New cards

Wat zijn ionotrope receptoren?

Ligandgemedieerde ionenkanalen.

93
New cards

Wat zijn de drie grote genenfamilies die coderen voor ionenkanalen?

1) Gap junctions, 2) Spanningsgevoelige ionenkanalen (voltage-gated ion channels), 3) Ligandgemedieerde ionenkanalen (ligand-gate ion channels).

94
New cards

Wat doen spanningsgevoelige ionenkanalen?

Onder meer instaan voor het genereren van APs, ze zijn geactiveerd door depolarisatie en zijn selectief voor verschillende types van ionen.

95
New cards

Wat doen ligandgemedieerde ionenkanalen?

Ze bevatten eveneens transmembranaire alfa-helices, maar bovendien een bindingsplaats voor neurotransmitters. De molecule zal van vorm veranderen wanneer de neurotransmitter zich eraan bindt en het ionenkanaal onmiddelijk opent.

96
New cards

Wat zijn metabotrope receptoren?

Niet verbonden met ionenkanaal: zorgt voor productie van second messengers zoals cAMP.

97
New cards

Wat doen second messengers zoals cyclisch AMP?

1) Ze brengen de informatie van de 'eerste' boodschapper (de neurotransmitter) van het membraan naar het cytoplasma. 2) Ze kunnen verschillende intracellulaire molecule activeren, zoals proteïnekinasen. 3) Ze kunnen genexpressie beïnvloeden voor langdurige werking.

98
New cards

Wat zijn proteïnekinasen en wat doen ze?

Intracellulaire moleculen, of enzymen, die fosforgroepen aan andere eiwitten binden en aldus bijv. de doorlaatbaarheid van bepaalde kanaaltjes veranderen.

99
New cards

Welke zijn twee soorten aminozuurneurotransmitters die cruciaal zijn om het evenwicht tussen excitatie en inhibitie te regelen in centrale neuronen?

1) Glutamaat (exciterende neurotransmitter), 2) GABA (inhiberenede neurotransmitter, vrijgesteld door inhiberende neuronen die doorheen het hele centrale zenuwstelsel te vinden zijn en maken deel uit van neuronenschakelingen.)

100
New cards

In wat speelt glutamaatneurotransmissie een rol?

Alle functies van het centrale zenuwstelsel.