hoofdstuk 1: fundamenten van DNA, chromosomen en cellen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/11

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

12 Terms

1
New cards

functie nucleïnezuren

  • Leveren het genetisch materiaal van cellen en virussen + zorgen voor functie en replicatie van virussen

  • Gevoelig voor kleine veranderingen in structuur = mutaties

2
New cards

waarom verschillen individuele organismen van dezelfde soort van elkaar?

=> genetische variatie + mechanismen (= shuffing van genetische materiaal v/d ene generatie op de andere)

3
New cards

structuur nucleïnezuren

  • Nucleïnezuren zijn polymeren van nucleotiden

    • Nucleotide = base + fosfaatgroep + suiker

      • Basen:

        • Pyrimidines: thymine (T), cytosine (C)

        • Purines: adenine (A), guanine (G)

    • Bij DNA: suiker = deoxyribose (bij RNA: suiker = ribose)

=> Nucleïnezuren hebben een suikerfosfaat ruggengraat

4
New cards

dubbele helix

  • DNA bestaat uit 2 strengen, gelinkt via complementaire basen = complementaire sequenties

    • Basenparen: G-C (3 H-bruggen) en A-T (2H-bruggen)

  • DNA is anti-parallel: een streng groeit continu, andere discontinu

  • Dubbele helix helpt het uitleggen van DNA-replicatie mechanisme

5
New cards

structuur en functie van chromosomen

  • Typisch eukaryoot chromosoom kan honderden miljoenen basenparen (bp) lang zijn

    • Probleem: heel lang + moet passen in kern van de cel (2-4 µm) => sterke opvouwing

  • Chromosomen bestaan uit chromatine (=histonen + DNA)

    • DNA-proteïne complex

    • Chromosomen = dynamische structuren die switchen tussen dichte + losse opvouwing

  • Drie niveaus van opvouwing voor euchromatine

    • Opvouwing rond histonen: 7 keer korter (“beads on string”)

    • 30 nm fiber: 7 keer korter

    • Chromatine lussen: variabel

  • Heterochromatine: supercompact DNA, nog meer dan de 3 niveaus (vaak genetisch inactief)

6
New cards

gespecialiseerde sequenties die nodig zijn voor chromosoomfunctie

  • centromeren (hierop binden kinetechore MT voor celdeling)

  • origins of replication

  • telomeren

    • = gespecialiseerde structuren aan einden van chromosomen

  • nodig voor behoud van integriteit van het chromosoom

  • 6N repeats (TTAGGG)

  • T-loop (dubbelstrengig) om te beschermen tegen cellulaire exonucleasen

  • bacteriën hebben geen telomeren omdat DNA circulair is

  • probleem telomeren: laatste primer kan niet vervangen worden → elke celdeling chromosoom korter = na x aantal generaties bereiken telomeren hun bereik

    => oplossing: telomerase= enzym dat telomeren verlengd

7
New cards

telomeren en cellulaire veroudering

  • Lichaamscellen hebben een vooraf bepaalde levensduur = delen een beperkt aantal keer

  • Cellen die niet meer delen = senescent

  • Progressieve verkorting van telomeren met celdelingen

  • Telomerase is aanwezig:

    • In kiemlijncellen

    • In snel delende somatische cellen

  • Telomerase functie vermindert met de leeftijd

  • Introductie van telomerase kan cellijn “immortaliseren”

  • Telomerase geactiveerd in 90% van alle menselijke kankers

8
New cards

verschil in DNA copy number tussen cellen

  • ploïdie: het aantal kopies van de basis chromosomen set

    • meeste cellen bij de mens zijn diploïd (2C)

    • spermacellen en eicellen (=gameten) zijn haploïd (1C)

    • sommige gespec. cellen zijn nulliploïd (0C) bv. erythrocyten → hebben geen kern

    • sommige zijn polyploïd → kan veroorzaakt worden door 2 mechanismen

      • replicatie zonder celdeling

      • celfusie (bv. spiercellen)

  • copy number verandert tijdens de celcyclus

  • mitochondriaal DNA kan een copy number van 100 tot zelfs duizend hebben

9
New cards

celcyclus

  • tijdens de S-fase worden het DNA verdubbeld om zo aan elke dochtercel één chromosoom mee te geven

  • in de M-fase onderscheiden we nog de mitose (kerndeling) en de cytokinese (celdeling)

  • na de M-fase gaat de cel over in de interfase= S-fase, G1 en G2 fase

  • daarnaast is er ook een G0-fase= rustfase (tijdelijke of permanente resistentie)

10
New cards

celcyclus: mitochondriën (= cytoplasmatische organellen)

  • energieproduct d.m.v. oxidatieve fosforylatie

  • beschikken over eigen DNA + eigen genetische code + eigen transcriptie/translatie

  • geen introns of recombinatie

  • genetische code =/= universele omdat er heel weinig eiwit coderende genen zijn (slechts 13 polypeptiden moeten gemaakt worden)

    • verhoogde kans op mutaties (% mutatie bij dochtercel niet altijd gelijk aan oudercel)

  • mitochondrieel DNA geven ook ziektes → afgegeven in maternale lijn

    • eicel bevat veel mitochondriën → mRNA komt van moeder

  • replicatie van mtDNA moleculen is niet gekoppeld aan de celcyclus

  • sommige mtDNA moleculen kunnen meer gerepliceerd worden dan andere

  • opdelen van mtDNA moleculen bij de celdeling kan ongelijk zijn

11
New cards

celcyclus: meiose

  • dubbele deling maar 1 replicatie: geeft aanleiding tot haploïde sperma-en eicellen

  • bij eicellen is de deling speciaal

    • asymmetrisch: geeft aanleiding tot grote eicel en klein poollichaampje (gaat weg)

    • meiose stopt in meiose I gedurende de foetale ontwikkeling, vervolg vanaf de pubertijd met één deling per menstruele cyclus

  • paring van paternaal en maternaal homoloog tijdens meiose (t.g.v. hoge sequentieovereenkomst)

  • paring van X en Y bij de man alleen t.h.v. de pseudoautosomale regio’s (gelijkaardige sequenties aanwezig)

  • cross-overs komen ook voor => recombinatie

    = breken van homologe chromosomen + terug aan elkaar zetten van maternale en paternale fragmenten

  • chiasmata (plaatsen waar cross-over gebeurt) zijn niet-random verdeeld

  • er bestaan hotspots voor recombinatie (bv. subtelomere gebieden)

  • bij XY → altijd recombinatie in pseudoautosomale regio

    => voordeel= genetische diversiteit

12
New cards

waarom elk van onze gameten uniek is

  • door selecteren van verschillende combinaties van DNA-sequenties op maternale + paternale homologen

  • door meiose zijn 2 spermacellen nooit genetisch gelijk (zelfde voor eicellen)

  • door recombinatie (+ paring paternaal en maternaal) oneindig aantal mogelijke combinaties