23 Cirquit bleu - Les verbes pronominaux

wederkerende werkwoorden

s’amuser

zich amuseren

se blesser

zich kwetsen

se concentrer

zich concentreren

se dépêcher

zich haasten

se doucher

zich douchen

s’énerver

zich druk maken

s’essuyer

zich afdrogen

s’habiller

zich aankleden

s’installer

zich installeren

se laver

zich wassen

se maquiller

zich maquilleren

se peigner

zich kammen

se préparer

zich klaarmaken

se présenter

zich voorstellen

se rappeler

zich herinneren

se raser

zich scheren

se tromper

zich vergissen

se trouver

zich bevinden

s’appeler

heten

s’arrêter

stoppen

se baigner

zwemmen

se brosser les dents

zijn tanden poetsen

se coucher

gaan slapen

s’entraîner

trainen

se lever

opstaan

se promener

wandelen

se reposer

rusten

se réveiller

wakker worden