1/121
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
la casa
het huis, de firma
el hogar
de haard, de thuis
el apartamento
het (klein) appartement, de (kleine) flat
el edificio de apartamentos
het flatgebouw
el piso
het appartement, de flat, de verdieping
el edificio
het gebouw
el castillo
het kasteel
el palacio
het paleis
la finca
het landgoed
mudarse
verhuizen, zich verkleden, veranderen
trasladarse
zich verplaatsen, verhuizen
el plano
het ontwerp, de plattegrond, kaart
el terreno
het terrein
construir
bouwen
la construcción
de bouw, aanleg
reconstruir
her(op)bouwen, reconstrueren
sostener
(onder)steunen, gaande/ staande houden onderhouden
destruir
afbreken
la destrucción
de vernietiging, vernieling
las ruinas
de ruïne
la ruina
de ondergang, bouwval
las obras
de werken
estar en obras
aan het verbouwen zijn, verbouwd worden
están en obras
zij zijn aan het verbouwen
la casa está en obras
het huis wordt verbouwd
la calle está en obras
ze zijn in de straat aan het werken
alojar
huisvesten
el alojamiento
de huisvesting
vivir
wonen, leven
vive en casa de su abuela
hij woont bij zijn grootmoeder
vive estrechamente
hij is kleinbehuisd
la habitación
de (slaap)kamer
la habitación de invitados
de logeerkamer
el habitante, la habitante
de bewoner, inwoner, bewoonster, inwoonster
instalar
installeren, inrichten
la instalación
de inrichting, installatie, opstelling
el cuarto
de kamer, de vierde verdieping, het kwart
no tengo cuarto
ik heb geen kamer
el dormitorio
de slaapkamer
la cocina
de keuken, de kookkunst, het fornuis
el baño
het bad, het toilet
tomar un baño
een bad nemen
ir al baño
naar het toilet gaan
el cuarto de baño
de badkamer
el servicio
het toilet, de dienst
el lavabo
het toilet, de wastafel
el aseo
het toilet, de wc
la ducha
de douche
la sala
de zaal, de kamer
la sala de espera
de wachtkamer, de wachtzaal
la sala de estar
de huiskamer, de living
el salón
het salon, de grote zaal
el jardín
de tuin
el patio
de patio, binnenplaats
el corral
de binnenplaats, het erf
el suelo
de grond, bodem
la terraza
het terras
el balcón
het balkon
la escalera
de trap
el ascensor
de lift
subir en (el) ascensor
met de lift naar boven gaan
la puerta
de deur, de poort
el garaje
de garage (autostaanplaats of werkplaats)
la ventana
het raam
la vidriera
het groot raam, het kerkraam, de glazen deur, de etalage
el cristal
de ruit, het kristal, het glas
la cortina
het gordijn
el comedor
de eetzaal, de eetkamer
el despacho
het kantoor, bureau
el muro
de muur
la pared
de wand, muur
el pasillo
de gang
el techo
het dak, het plafond
el tejado
het dak
la torre
de toren
el piso, la planta
de verdieping
colgar
ophangen, hangen
colgar un cuadro
een schilderij ophangen
colgar un cuadro en la pared
een schilderij aan de muur hangen
la lámpara cuelga del techo
de lamp hangt aan het plafond
el cuadro cuelga en la pared
het schilderij hangt aan de muur
decorar
versieren, decoreren
la decoración
de versiering, decoratie
equipar
inrichten, toerusten
renovar
renoveren, opknappen
la renovación
de renovatie, opknapbeurt
la ropa de cama
het beddengoed
el mueble
het meubelstuk
el armario
de (ingemaakte) kast
poner
plaatsen
reponer
terugzetten, vervangen, herstellen
colocar
zetten, plaatsen, schikken, aanstellen
voy a colocar la mesa ahí
ik ga de tafel daar zetten
coger
nemen
escoger
(uit)kiezen
recoger
oprapen, ophalen
tomar
nemen
toma
hier, pak aan
meter x en y
x in y stoppen
el estilo
de stijl