Kaarten: el subjonctif: voegwoorden | Quizlet

in de veronderstelling dat

à supposer que (+ subjonctif)

vooraleer

avant de (+ infinitif)

hoewel

bien que (+ subjonctif)

wanneer / toen

lorsque (+ indicatif)

behalve dat

sauf que (+ indicatif)

door steeds te

à force de (+ infinitif)

opdat

pour que (+ subjonctif)

hoewel

quoique (+ subjonctif)

omdat

vu que (+ indicatif)

op voorwaarde dat (anders niet)

à condition que (+ subjonctif)

op het ogenblik dat / toen

au moment où (+ indicatif)

het is niet dat

ce n'est pas que (+ subjonctif)

beoogd gevolg = doel

conséquence voulue = but (+ subjonctif)

waardoor (gewoon gevolg)

de sorte que (+ indicatif)

met de bedoeling dat (bedoeld gevolg)

de sorte que (+ subjonctif)

op hetzelfde moment

en même temps (+ adverbe)

tegelijkertijd met

en même temps que (+ indicatif)

totdat

jusqu'à ce que (+ subjonctif)

wie ook

qui que (+ subjonctif)

wat ook

quoi que (+ subjonctif)

terwijl (met tegenstelling)

tandis que (+ indicatif)

zolang (als)

tant que (+ indicatif)

om de ... (bv. om de 2 dagen)

tous les (deux jours, etc.) (+ adverbe)

dankzij

grâce à (+ préposition)

zelfs als

même si (+ indicatif)

omdat

parce que (+ indicatif)

als

si (+ indicatif / conditionnel)

naarmate (dat)

à mesure que (+ indicatif)

vanaf (bv. 8 uur)

à partir de (+ préposition)

na

après (+ préposition / indicatif)

voor het geval dat

au cas où (+ conditionnel)

naarmate dat

au fur et à mesure que (+ indicatif)

voordat

avant que (+ subjonctif)

temeer omdat

d'autant plus que (+ indicatif)

sinds

depuis que (+ indicatif)

zodra

dès que (+ indicatif)

voortaan

désormais (+ adverbe)

in afwachting dat

en attendant que (+ subjonctif)

bij / op het moment van

lors des (+ préposition)

niet dat ...

non que (+ subjonctif)

waar ook

où que (+ subjonctif)

tijdens / bij

pendant (+ préposition)

terwijl

pendant que (+ indicatif)

tenzij, mits

pourvu que (+ subjonctif)

tenzij als niet

sauf si (+ indicatif)

te / te weinig ... om te

trop/trop peu ... pour que (+ subjonctif)

door, vanwege

à cause de (+ préposition)

om te

afin de (+ infinitif)

opdat

afin que (+ subjonctif)

terwijl, daarentegen

alors que (+ indicatif)

nadat

après que (+ indicatif)

aangezien, doordat

comme (+ indicatif)

uit schrik om te

de peur de (+ infinitif)

uit schrik dat

de peur que (+ subjonctif)

in geval van

en cas de (+ préposition)

wegens

en raison de (+ préposition)

gezien het feit dat

étant donné que (+ indicatif)

bij gebrek aan

faute de (+ préposition)

ondanks dat

malgré que (+ subjonctif)

om te

pour (+ infinitif)

vermits

puisque (+ indicatif)

welke ook

quel que (+ subjonctif)

zodat

si bien que (+ indicatif)

zo... dat

tellement que (+ indicatif)

Nog leren (27)

Je hebt een begin gemaakt met het leren van deze termen. Hou vol!