1/90
Korte, feitelijke definities van kernbegrippen uit de lecture notes, gericht op begripskennis voor examenvragen.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Filosofie
Studie van algemene beginselen en kwesties over werkelijkheid, kennis, waarden en bestaan.
Mening of denkwijze
Een van de betekenissen van filosofie: een specifieke manier van denken.
Levens-/wereldbeschouwing
Een andere betekenis van filosofie: de gehele kijk op leven en de wereld.
Philosophia
Grieks voor 'wijsheid'; de liefhebberij van wijsheid.
Philein
Grieks: houden van, verlangen naar.
Sophia (Sophie)
Wijsheid (Grieks begrip).
Uil van Minerva
Metafoor voor wijsheid die pas achteraf komt na gebeurtenissen.
Minerva
Romeinse godin van de wijsheid (equivalent van Athena).
Attitude
Een van de drie afbakeningspunten van filosofie: de houding van kritisch denken.
Kritisch denken
Het kritisch evalueren van argumenten en bewijzen om rationele conclusies te trekken.
Methodologie
De methoden van filosofie, zoals intuïties, conceptuele analyse en gedachte-experimenten.
Intuïties
Welonderscheiden ideeën; 'commonsense' of gezond verstand als beginselen.
Conceptuele analyse
Het ontrafelen en verbeteren van concepten om cruciale begrippen beter te begrijpen.
Gedachte-experiment
Verbeelding om een probleem te verhelderen en ideeën te onderzoeken zonder empirische proef.
Brain in a vat
Gedachte-experiment over zekerheid, kennis en realiteit waarbij een brein ervaringen simuleert.
Trolley problem
Gedachte-experiment over morele keuzes bij het sturen van een trein richting één of vijf personen.
Domein
Het abstracte en vaak vreemde vlak waarop filosofische vragen liggen.
Paradigma’s
Wanneer wetenschappelijke ideeën elkaar opvolgen; voortgang verschilt binnen en tussen paradigma’s.
Metafysica
Study van het zijn en wat het betekent te bestaan; 'zijnsleer'.
Logica
Redeneerkunde: geldige versus ongeldig redeneren; drogredenen; slippery slope.
Epistemologie
Kennisleer: wat is kennis, hoe verwerven we kennis en wat zijn de grenzen ervan?
Ethiek
Zedenleer; moraalfilosofie over goed of juist handelen en normen.
Scientisme
Opvatting dat zekerheid uitsluitend via wetenschappelijke kennis verkregen kan worden.
Wetenschappelijke revolutie
16e–17e eeuw: modernie wetenschap ontstaat; verwerping van autoriteiten en toegenomen empirie en wiskundige methoden.
Wiskundige methode
Belang van observatie en experiment in de wetenschap; wiskundige benadering van natuurwetten.
Mechanisering
Natuur en levende organismen volgens mechanische wetten te verklaren.
Teleologie
Uitleg van processen via endelige doelen of functies, i.p.v. alleen oorzaken.
Natuurtheologie
Poging om het bestaan van God af te leiden uit observaties van de natuur.
Ontwerpargument
Complexe kenmerken in de natuur duiden op een intelligente ontwerper.
A posteriori
Kennis die gebaseerd is op ervaring (empirisch bewijs).
A priori
Kennis verkregen door logica of redenering, onafhankelijk van ervaring.
Gedachte-experiment (voorbeelden)
Kennisverwerving zonder empirical data, bv. brain in a vat of trolley problem.
Aristoteles’ vier oorzaken
Formele, Materiële, Bewerkstelligende (efficient) en Finale oorzaak.
Formele oorzaak
De vorm of het patroon dat bepaalt wat iets is (bv. stoel).
Materiële oorzaak
Het materiaal waaruit iets bestaat (bv. hout).
Bewerkstelligende oorzaak
De kracht of factor die creëert of verandert (bv. krachten).
Finale oorzaak
Doel of functie van een voorwerp (bv. stoel om op te zitten).
Artefacten
Door mensen gemaakte objecten die een doel vervullen en daarmee ook oorzaak van bestaan.
Mechanisering (verduidelijking)
Natuurfenomenen verklaard via mechanische oorzaken; organismen functioneren als machines.
Natuurtheologie (herhaling)
Zorg voor de combinatie van theologie en natuurwaarneming in argumenten voor God.
Uitwendige doelen
Externe, aanwijsbare doelen van organen of systemen.
Inwendige doelen
Functionele, essentiële doelen die vaak niet via empirische reductie verklaard worden.
Antinomie (Kant)
Tegenstrijdige maar redelijk standpunten over natuur en oordelen.
Evolutie
Langdurig proces van soortvorming en aanpassing door natuurlijke selectie en mutaties.
Genealogische blik
Historisch kijken naar levende natuur; voorgangers en transmutatie.
Transmutatie/Transformisme
Vérover van evolutie: soorten veranderen in andere soorten.
Natuurlijke selectie
Process waarin variaties zorgen voor overleving en voortplanting; gunstige eigenschappen behouden.
Adaptatie
Kenmerken die organismen ontwikkelen voor betere aanpassing aan omgeving.
Reproductief overschot
Overschot aan nakomelingen waardoor competitie ontstaat.
Essentieel
Essentie van een levend wezen; onveranderlijke kern als doeloorzaak.
Doelgerichtheid
Intentie of gerichtheid op een doel.
Doelmatigheid
Efficiëntie in het bereiken van een doel.
Incommensurabiliteit
Paradigma’s of modellen die niet met elkaar vergeleken kunnen worden.
Probabilistische wetenschappelijke logica (falsificatie/verificatie)
Kernidee van Popper: wetenschappelijke theorieën moeten gefalsificeerd kunnen worden; verificatie geeft slechts waarschijnlijkheid.
Verificatie
Principe van bevestiging; geeft waarschijnlijkheid, geen absolute zekerheid.
Falsificatie
Principe van weerlegging; cruciaal voor wetenschappelijke vooruitgang.
Corroboratie
Herhaalde bevestiging van een theorie, versterkt geloof in juistheid zonder absoluut bewijs.
Oplossing 4/5 voor demarcatieproblemen
Geen falsifieerbaarheid of geen verifieerbaarheid; discussie in de filosofie van de wetenschap.
Demarcatie
Grens tussen wetenschap en pseudowetenschap.
Pseudowetenschap
Ideeën of praktijken die zich als wetenschap voordoen maar niet voldoen aan wetenschappelijke criteria.
Wiener Kreis
Logisch positivisme: kennis moet gebaseerd zijn op logische redenering en empirisch bewijs.
Observatiegeladen (theoriegeladen) observatie
Observaties worden beïnvloed door bestaande theorieën en verwachtingen.
Probleem van inductie
Kritiek dat inductie geen zekere kennis biedt voor toekomstige waarnemingen.
Wetenschappelijk realisme
Veronderstelling dat de wereld onafhankelijk van ons bestaat en theorieën grotendeels waar zijn.
Disfunctie
Stoornis in normaal functioneren; essentieel onderdeel bij ziekte-interpretaties.
Schade
Pijn of leed die samen met disfunctie de ziektedefinitie beïnvloedt.
Stoornis
Disfunctie vergezeld van schade; combinatie van factoren die ziekte kenmerken.
Hybrisme (hybridisme)
Ziekte als combinatie van schadelijke disfunctie en schade; beide voorwaarden soms noodzakelijk.
Pluralisme
Meerdere geldige perspectieven op wat een ziekte is; geen enkele definitie heilig.
Disability (inclusieve termen)
Lichaam/Geest-impairment en de sociale barrières die participatie belemmeren; sociale constructie.
Impairment
Lichamelijke of zintuiglijke beperking.
Handicap
Verlies van maatschappelijke deelname door beperking.
Disability rights movement
Beweging voor gelijke rechten en kansen voor mensen met disabilities.
Medicaliseren
Normalisering van levensprocessen als medische kwesties.
Iatrogenese
Schade of ziekte veroorzaakt door medische behandeling.
Disease mongering
Pathologiseren van normale variaties om meer geneesmiddelen te verkopen.
Fat studies / Fat activism
Kritische studies naar gewicht, lichaam en maatschappelijke constructies rond obesitas.
Sluier van onwetendheid
Rawlsianisch principe: regels formuleren zonder te weten welke positie men inneemt.
Seksualiteit
Definitie: verstandhouding tussen geslachtelijkheid, verlangens, ervaring, activiteit en oriëntatie.
Seksueel verlangen
Drift of intentie achter seksuele handelingen; kan geformaliseerd zijn.
Consent / Instemming
Toestemming en geïnformeerde beslissing bij medische behandeling.
Kant – categorische imperatief
Behandel ieder mens als doel op zichzelf en nooit als middel.
Fetisjisme
Lustgevoelens bij objecten; overdreven nadruk op object of idee.
Natural law (Natuurlijke wet)
Morele wet die onafhankelijk van menselijke wetten bestaat, gebaseerd op natuur of God.
Seksuele ethiek
Wat is moreel aanvaardbaar? Rol van instemming, vrijwilligheid en autonomie.
Vrijwillig
Beslissing gemaakt zonder dwang of manipulatie.
Instemmen (toestemming)
Bewuste toestemming van een patiënt voor behandeling.
Maxime
Persoonlijke regel die iemand voor zichzelf opstelt.
Utilitarisme
Ethiek die het grootste geluk voor het grootste aantal zoekt.
Toegepaste ethiek
Toepassen van ethische theorieën op concrete dilemma's in de praktijk.
The expiernce machine
Nozick’s gedachte-experiment: zou een leven vol alleen plezierervaringen wenselijk zijn?