Onderzoeksmethoden Verpleegkunde Flashcards

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/127

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards over onderzoeksmethoden in de verpleegkunde, gebaseerd op collegeaantekeningen.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

128 Terms

1
New cards

Wat is de anamnese?

Het systematisch verzamelen van informatie over de patiënt, beginnend met open vragen.

2
New cards

Welke vragen zijn nuttig bij het uitvragen van de klacht?

Duur, locatie, uitstraling, aard, omstandigheden, evolutie.

3
New cards

Wat omvat de persoonlijke anamnese?

Vragen naar medische en sociale geschiedenis.

→ vroeger doorgemaakte ziekten, heelkundige ingrepen, usus en abusus, medicijnen, allergieën

4
New cards

Waarom is de familiale anamnese belangrijk?

Om familiale of erfelijke aandoeningen na te gaan.

5
New cards

Wanneer wordt de systeemanamnese uitgevoerd?

Wordt uitgevoerd in academische omstandigheden of bij uitgebreid preventief onderzoek.

6
New cards

Wat is inspectie in het klinisch onderzoek?

Observatie, beginnend bij de kennismaking.

7
New cards

Waarover geeft de percussie info?

Info over de dichtheid van de weefsels. bij vast weefsel hoor je een doffe klank, terwijl luchtgevende weefsels een holle klank geven.

8
New cards

Wat is auscultatie?

Het beluisteren van spontane geluiden uit het lichaam m.b.v. een stethoscoop.

9
New cards

Wat kan men te weten komen door palpatie?

Temp, vochtigheid, dikte, turgor, subcutaan vetweefsel.

10
New cards

Wat wordt bedoeld met normale of referentiewaarden?

De uiterste waarden waarbinnen 95% van de bevolking valt.

11
New cards

Waar is het belangrijk rekening mee te houden bij interpretatie van abnormale waarden?

Klinische context, grootte-orde van afwijkingen, relatie met andere analyses, evolutie in de tijd.

12
New cards

Waarom is kennis van fysiologie en pathologie belangrijk bij labo-resultaten?

Interpretatie van labo-resultaten vereist kennis van fysiologie en pathologie.

13
New cards

Wat wordt bepaald bij hematologie?

Bloedcellenconcentratie (rbc, wbc). Wordt ook wel PBO genoemd of perifeer bloedonderzoek

14
New cards

Wat doen ze bij biochemische bepaling?

Biochemische moleculen (elektrolyten, ureum, creatinine, glucose,…) bekijken.

15
New cards

Op welk bloed gebeurt bloedgasanalyse in principe?

Arterieel bloed, doch capillair bloed kan een benaderend idee geven.

16
New cards

Waarop worden stollingstesten bepaald?

Plasma waaraan citraat is toegevoegd.

17
New cards

Wat is serologie?

Opzoeken van specifieke merkers van infecties, meestal antistoffen.

18
New cards

Waarop wordt hormonale bepaling bepaald?

Serum via zeer nauwkeurige technieken omdat conc meestal zeer klein zijn.

19
New cards

Wat is immunologie?

Opzoeken van specifieke eiwitten die een rol spelen bij afweerprocessen.

20
New cards

Wat zijn tumor merkers?

Antigenen die in verhoogde mate voorkomen bij bepaalde kwaadaardige tumoren.

21
New cards

Wat wordt bepaald bij toxicologie en therapeutische drug monitoring?

Concentratiebepaling van lichaamsvreemde stoffen of medicamenten in het serum.

22
New cards

Wat is urinesediment?

Microscopisch onderzoek van vaste elementen in de urine na centrifugatie.

23
New cards

Wat wordt onderzocht bij biochemisch urineonderzoek?

Concentratie van opgeloste stoffen: elektrolyten, ureum,…

24
New cards

Waarom wordt hormonale bepaling meestal op 24u-urine gedaan?

Meestal op 24u-urine, idee over hormoonproductie over een ganse dag.

25
New cards

Waarom is toxicologische bepaling in urine nuttig?

Betere aantoonbaarheid door grotere concentratie.

26
New cards

Wat is bacteriologie?

Kweken van bacteriën op speciale voedingsbodems.

27
New cards

Wat is anatomopathologie en cytologie?

Microscopisch onderzoek van cellen en weefsels op afwijkingen.

28
New cards

Hoe kunnen rode bloedcellen (RBC) gekwalificeerd worden?

Aantal RBC/mm3, hematocriet (volume vaste elementen in percentage van totale bloedvolume), hemoglobineconcentratie (Hgb).

29
New cards

Wat is het belang van de rode reeks in de hematologie?

Diagnose van anemie (onvoldoende RBC) en polycytemie (verhoogd aantal).

30
New cards

Welke bepalingen zijn nodig voor een etiologische diagnose van anemie?

IJzerconcentratie, ijzerbindingscapaciteit, ferritine, vitamine B12, foliumzuur, bilirubine, haptoglobine.

31
New cards

Wat zijn de belangrijkste vormen van anemie?

IJzergebrek anemie, macrocytaire anemie, hemolytische anemie, secundaire anemie, anemie door onderdrukking beenmergfunctie.

32
New cards

Wat meet men bij het onderzoek van de witte bloedcellen of leukocyten?

Totaal aantal/mm3 en de leukocytaire formule (procentuele verdeling van de verschillende soorten WBC).

33
New cards

Wanneer komt een stijging van de WBC (leukocytose) voor?

Acute infecties, inflammatoire toestanden en leukemie.

34
New cards

Welke soorten witte bloedcellen worden onderscheiden?

Neutrofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten, basofiele granulocyten, lymfocyten, monocyten.

35
New cards

Wat kan een stijging van verschillende soorten WBC betekenen?

Neutrofillie = bacteriële infectie; Lymfocytose = virale infectie; Eosinofilie = allergische en parasitaire infecties.

36
New cards

Waar leidt trombopenie meestal tot?

verlengde bloedingstijd en puntvormige huidbloedingen. is meestal een reactie op ernstige aandoeningen

37
New cards

Hoe wordt de sedimentatiesnelheid (bezinkingssnelheid der erytrocyten) bepaald?

Het bloed in een verticale kolom plaatsen en na één en twee uur het aantal mm meten dat het cellulair compartiment gedaald is.

38
New cards

Wat zijn de voordelen van de sedimentatiesnelheid test?

Vrij grote sensitiviteit en geringe kostprijs.

39
New cards

Wat is een nadeel van de sedimentatiesnelheid test?

Helemaal geen specificiteit dus geen verklaring voor gestegen waarden

40
New cards

Welke lipiden kan men in het bloed bepalen?

Cholesterol en de triglyceriden.

41
New cards

Welke lipoproteïnen worden onderscheiden?

VLDL, LDL en HDL.

42
New cards

Waardoor wordt de glucoseconcentratie bij gezonde personen binnen vrij strikte grenzen gehouden?

Dankzij Insuline/glucagon uit de pancreas.

43
New cards

Wat zijn de oorzaken van verlaagde natriumwaarden in het bloed?

Verlaagde waarden overmatig verlies van natrium; dilutiehyponatriëmie; zeldzame gevallen van overproductie aan ADH.

44
New cards

Wat zijn de oorzaken van verhoogde kaliumwaarden in het bloed?

Ernstige nierinsufficiëntie; uitgebreide weefseldestructie; hemolyse; metabole acidose.

45
New cards

Wat zijn de gevolgen van hypokaliëmie?

Verhoogt de prikkelbaarheid van de hartspier en kan leiden tot hartritmestoornissen, spierzwakte en vermoeidheid.

46
New cards

Wat zijn de oorzaken van verhoogde calcemie?

Botmetastasen, multipel myeloom (ziekte van Kahler), primaire hyperparathyreoïdie, intoxicatie met vitamine D, ziekte van Paget, langdurige immobilisatie, gebruik van sommige diuretica, hypofosfatemie

47
New cards

Wat zijn de oorzaken van verlaagde calcemie?

Verlaagde proteïnemie (door malabsorptie), chronische nierinsufficiëntie, vitamine D-gebrek, primaire hypoparathyreoïdie.

48
New cards

onder welke vorm is ijzer in stapelplaatsen aanwezig?

ovv ferritine

49
New cards

Wat is de ijzerconcentratie bij ijzergebrek

Concentratie van ijzer in het serum laag en de ijzerbindingscapaciteit verhoogd

50
New cards

Wat is de ijzerconcentratie bij inflammatoire toestanden?

Gedaalde ijzerconcentratie, en een gedaalde ijzerbindingscapaciteit.

51
New cards

Waardoor komen enzymen in verhoogde mate vrij in het bloed?

Verhoogde celafbraak of necrose.

52
New cards

Waarop wijst een stijging van enzymconcentraties in het bloed?

Een stijging kan wijzen op weefselbeschadiging of ziekte.

53
New cards

Waar komen transaminasen (ALAT en ASAT) voor?

Lever, hartspier en skeletspieren.

= enzymen die betrokken zijn bij aminozuurmetabolisme.

54
New cards

Wanneer komt een stijging van transaminasen voor?

Leveraandoeningen, hartaandoeningen, spierziekten.

55
New cards

In welke fracties kunnen alkalische fosfatasen (AF) gedifferentieerd worden?

Botfractie, lever- en galfractie, intestinale fractie, placentaire fractie en tumorale fractie.

56
New cards

Wanneer komt een stijging van hepatobiliaire alkalische fosfatasen voor?

Galwegobstructie (biliaire obstructie), tumorale infiltratie van de lever.

57
New cards

Wanneer komt een stijging van alkalische fosfatasen uit het bot voor?

Kinderen zolang de groeifase nog niet voorbij is, na botfracturen, botmetastasen, ziekte van Paget en osteomalacie.

58
New cards

Waar is gamma-GT (gamma-glutamyl-transferase) hoofdzakelijk afkomstig van?

Lever en de galwegen.

59
New cards

Welke organen zijn rijk aan LDH (lactaatdehydrogenase)?

Skeletspier, lever, nier, myocard, rode en witte bloedcellen.

60
New cards

Wanneer komt een stijging van LDH voor?

Aandoeningen waarbij de organen die rijk zijn aan LDH in verhoogde mate celnecrose vertonen.

61
New cards

Waar komt amylase voor?

Speekselklieren en pancreas.

62
New cards

Wanneer veroorzaakt amylase een stijging van de amylasemie?

Ontstekingsprocessen van speekselklieren of pancreas, pancreascarcinoom, nierinsufficiëntie.

63
New cards

Wanneer komt Lipase in verhoogde mate vrij bij?

Pancreatitis.

64
New cards

Waar komt creatinefosfokinase (CK) voor?

Gestreepte spieren en de hartspier.

65
New cards

Wanneer vindt men een snelle stijging van de concentratie van creatinefosfokinase (CK) in het bloed?

Spiernecrose.

66
New cards

Welke types van creatinefosfokinase (CK) kunnen van elkaar onderscheiden worden?

CKMM (dwarsgestreepte spieren), CKBB (hersenen), CKMB (hart).

67
New cards

Wat zijn afbraakproducten van het eiwitmetabolisme die door de nier worden uitgescheiden?

Ureum en creatinine.

68
New cards

Wanneer komen verhoogde uremie en creatininemie voor?

Verminderde glomerulaire filtratie.

69
New cards

Wanneer kan een gestegen uremie voorkomen met een normale creatininemie?

Maagbloeding (door bloedresorptie), dehydratatie.

70
New cards

Wanneer komt een verlaagd ureumgehalte voor?

Te lage eiwitinname en zware leverinsufficiëntie.

71
New cards

Hoe ontstaat bilirubine?

Afbraak van rode bloedcellen in de milt.

72
New cards

Waaraan bindt bilirubine zich?

Bindt zich aan albumine → kan daardoor niet door niermembraan

73
New cards

Waaraan wordt bilirubine in de lever gebonden?

Aan glucuronzuur.

74
New cards

Hoe wordt de geconjugeerde vorm van bilirubine uitgescheiden?

80% in de galwegen en zo via de darm verwijderd, 20% komt in het bloed terecht.

75
New cards

Hoe noemt men de aan albumine gebonden vorm bilirubine?

Indirecte bilirubine of niet- geconjugeerde vorm.

76
New cards

Hoe noemt men de aan glucuronzuur gebonden bilirubine?

Geconjugeerde vorm of directe bilirubine.

77
New cards

Waardoor wordt stijging van het bilirubinegehalte in het bloed veroorzaakt?

Verhoogde afbraak van rode bloedcellen (hemolyse), gestoorde leverfunctie, gestoorde galuitscheiding.

78
New cards

Wat zijn de voornaamste bronnen van urinezuur?

Voedingsmiddelen en endogene afbraak van nucleïnezuren.

79
New cards

Waar kan een verhoogde uricemie toe leiden?

Jicht, uraatstenen in de nieren, nierinsufficiëntie (in extreme onbehandelde gevallen).

80
New cards

In welke twee delen zal de medische beeldvorming behandeld worden?

Diagnostische onderzoeken en richtlijnen i.v.m. radioprotectie.

81
New cards

Wat zijn de algemene beschermingsmiddelen tegen ioniserende stalen?

Bescherming door afstand, afscherming, beperken van blootstellingtijd, dosis optimaliseren.

82
New cards

Wat zijn de 3 basisprincipes voor beschermingsmiddelen?

Rechtvaardiging, optimalisatie (ALARA-principe, as low as reasonable achievable), dosislimieten.

83
New cards

Waar aan moet de dosimeter aan voldoen?

Moet van een erkend type zijn en worden gedragen ter hoogte van de borst.

84
New cards

Wat is belangrijk voor stralingsbescherming RX van de werknemer?

Werknemer mag nooit met enig lichaamsdeel in de primaire bundel komen.

85
New cards

Wat is lekstraling?

Straling die in de focus ontstaat en door de omhulling van de buis gefilterd naar buiten treedt.

86
New cards

Wat kan aangeraden worden om zo min mogelijk strooistraling te ontvangen?

Röntgenbuis zoveel mogelijk onder de tafel plaatsen, loden schort dragen.

87
New cards

Waar is een goede pasvorm van een loden schort belangrijk voor?

Belangrijker voor radioprotectie dan een “dikkere” loodschort.

88
New cards

Wat is verkeerd bij doorlichting?

Rustig bekijken van een doorlichtingsbeeld wanneer de patiënt ondertussen wordt bestraald is verkeerd.

89
New cards

Wat is "last image hold"?

Het doorlichtingsbeeld behouden zonder de patiënt te bestralen.

90
New cards

Wat kan men bij interventionele radiologie gebruiken?

Gebruik maken van gepulseerde scopie.

91
New cards

Wat is diafragmeren?

zo weinig mog organen in primaire bundel, strooistralen beperken en bij elke opname of doorlichting zoveel mogelijk diafragmeren

92
New cards

Wat zijn röntgenstralen?

Hoogfrequente elektromagnetische straling/golven, hebben een korte golflengte en kunnen door materialen zoals weefsel en bot heen dringen.

93
New cards

Waar worden elektronen gegenereerd en versneld binnen de röntgenbuis?

Kathode en anode.

94
New cards

Wat is de penetratievermogen rangschikking

Lucht < vetweefsel < overig zacht weefsel < botweefsel.

95
New cards

Wat is luminiscerend vermogen

Bepaalde stoffen kunnen oplichten

96
New cards

Wat is fotografische werking?

Film met fotografische emulsie absorbeert gedeelte van de stralen -> chemische ontwikkeling, handig om te kijken of botten gebroken zijn

97
New cards

Wat resulteert in sterke, matige en zwakke absorptie van röntgenstralen op een scherm?

Sterke absorptie: blijft wit (bvb bot); matige absorptie; grijs; zwakke absorptie: wordt donker (bvb longen).

98
New cards

Wat zijn afbeeldende systemen?

Fotografische film of beeldversterker.

99
New cards

Wat zijn digitale technieken binnen de röntgentechnologie?

Substractie (vnl angiografie), fosforplaten (tvv klassieke film), flat panel detector (straling wordt omgezet nr elektrische signalen).

100
New cards

Wat is het verschil tussen Radiografie en fluoroscopie?

Radiografie (momentopname)