Duolingo Dutch

Jullie moeten deze kant op

You have to go this way

De winkel is dan aan de linkerkrant van de straat

The shop is then on the left side of the street

Ga rechtdoor tot het einde van de straat

Go straight until the end of the street

Je gaat de verkeerde kant op

You are going the wrong way

Ga bij het park rechtdoor

Go straight ahead at the park

Ik woon in een dorp ten westen van een grote rivier

I live in a village west of a big river

Ze volgen de rivier totdat ze de zee kunnen zien

They follow the river until they can see the sea

De steden liggen aan de kust

The cities are on the coast

Dat zijn heuvels, geen bergen

Those are hills, not mountains

Onze route gaat door de vallei

Our route goes through the valley

Nederland ligt ten noorden van België

The Netherlands lies north of Belgium

Dit restaurant heeft een geweldige keuken

The restaurant has an amazing kitchen

Hebben jullie nog steeds diezeflde bank?

Do you still have that same couch?

Dat antwoord is verkeerd

That answer is wrong

Die man lijkt een beetje op mijn vader

That man looks a bit like my father

Het eten zit in deze dozen

the food is in these boxes

kom naar juis

come home

nee, blijf bij ons

no, stay with us

wacht op mij

wait for me

ga naar bed

go to bed

laat het gaan

let it go

de winkel verkoopt geen kindershoenen

the shop does not seel children’s shoes

Hoeveel brandweermannen zitten er in de brandweerauto?

How many firemen are there in the fire truck?

De vogel legt haar ei in het vogelhuis

The bird lays its egg in the birdhouse

Volgens mij zitten er weining aardbeien in jouw aardbeiensap

I think there are not many strawberries in your strawberry juice

Ze luistert naar luisterboeken terwijl ze kookt

She listens to audiobooks while she cooks

Hij hoeft nooit te werken, omdat hij rijke ouders heeft

He never needs to work, because he has rich parents

Zijn we saai?

Are we boring?

We proberen stil te zijn terwijl onze baby slaapt

We are trying to be quiet while our baby is sleeping

Jij bent zo bijzonder

You are so special

Zijn we een normale familie?

Are we a normal family?

Ben jij verliefd op iemand?

Are you in love with anyone?

Ik ben verliefd op jou

i am in love with you

De vader is trots op zijn kinderen

The father is proud of his children

Ik ben een beetje jaloers op jouw mooie haar

I am a bit jealous of your pretty hair

Ik ben vandaag zo vrolijk!

I am so cheerful today!

Ik heb hulp nodig

I need help

De dief is een fiets aan het stelen

The thief is stealing a bike

De brandweerman haalt de kat uit de boom

The fireman gets the cat out of the three

Het gebouw staat in brand!

The building is on fire!

Snel bel de brandweer!

quick, call the fire department!

Wij hoeven niet te betalen

We do not need to pay

Hij gaat weg zonder te betalen

He leaves without paying

We hebben nog veel te doen

We still have a lot to do

De hond heeft geleerd om de brant naar mij te brengen

the dog has learned to bring the newspaper to me

Hij besluit om te fietsen in plaats van te lopen

He decides to bike instead of walking

Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen

I do not know how i should explain it

waar moeten we de builnisbak neerzetten

Where do we have to place the trash can?

Zij gaat vaak uit in het weekend

She often goes out on the weekend

Jij houdt op, terwijl ik doorga

You stop, while I continue

Wanneer kom je aan op het vligveld?

When do you arrive at the airport?

Ik kom aan om negen uur

I arrive at nine o’clock

waar is de kasa?

Where is the checkout counter?

De banaan kost zestig cent

The banana costs sixty cents

Hier is alles te koop!

Everything is for sale here!

Heb jij vijftig cent voor de winkelwagen?

Do you have fifty cents for the shopping cart?

De bakkerij om de hoek verkoopt vers brood

The bakery around the corner sells fresh bread

de kinderen hebben naar hun ouders geluisterd

the children have listened to their parents

Het feet gisteren in Nederland geregend

It rained in the Netherlands yesterday

Ze hebben de bank al in de woonkamer gezet

They have already put the couch in the living room

Wij zijn naar het strand gefietst

We have biked to the beach

Ik heb nog nooit zo hard gewerkt

I have never worked so hard before