Verbs NL-EN Collocations

0.0(0)
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/132

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

133 Terms

1

zich aanpassen aan

to adjust oneself to

2

afhangen van

to depend on

3

akkoord gaan met

to agree with

4

antwoorden op

to answer to

5

balen van

to be fed up with

6

bang zijn voor

to be afraid of

7

bedanken voor

to thank for

8

bekend staan om

to be known for

9

zich bemoeien met

to interfere with

10

benieuwd zijn naar

to be curious about

11

beschermen tegen

to protect against

12

beslissen over

to decide on

13

bestaan uit

to consist of

14

zich bewust zijn van

to be aware of

15

bezig zijn met

to be busy with

16

blij zijn met

to be happy with

17

boos zijn op (iemand)

to be angry at (someone)

18

boos zijn over (iets)

to be angry about (something)

19

zich concentreren op

to concentrate on

20

confronteren met

to confront with

21

deelnemen aan

to participate in

22

denken aan

to think of

23

discussiëren over

to discuss about

24

dromen van/ dromen over

to dream of/ to dream about

25

het eens zijn met (iemand)

to agree with (someone)

26

het eens zijn over (iets)

to agree on (something)

27

eindigen met iets

to end with something

28

zich ergeren aan

to be annoyed by

29

ervaring hebben met

to have experience with

30

feliciteren met

to congratulate on

31

focussen op

to focus on

32

gebruikmaken van

to make use of

33

geïnteresseerd zijn in

to be interested in

34

gek zijn op

to be crazy about

35

geloven in

to believe in

36

gelukkig zijn met

to be happy with

37

genieten van

to enjoy

38

genoeg hebben van

to have had enough of

39

geschikt zijn voor

to be suitable for

40

geven aan

to give to

41

gewend zijn aan

to be used to

42

goed zijn in

to be good at

43

grenzen aan

to border on

44

(n)iets hebben aan

to have (no) use for

45

een hekel hebben aan

to hate

46

hopen op

to hope for

47

horen bij

to belong to

48

houden van

to love

49

huilen om

to cry over

50

onder de indruk zijn van

to be impressed by

51

informeren naar

to inquire about

52

zich interesseren voor

to be interested in

53

jaloers zijn op

to be jealous of

54

kans maken op/ kans hebben op

to have a chance

55

kennismaken met

to get acquainted with

56

kijken naar

to look at

57

klaar zijn voor

to be ready for

58

klaar zijn met

to be ready with

59

klagen over

to complain about

60

krijgen van

to receive from

61

kwaad zijn op (iemand)

to be mad at (someone)

62

kwaad zijn over (iets)

to be mad about (something)

63

lachen om

to laugh about

64

letten op

to pay attention to

65

lijken op

to resemble

66

luisteren naar

to listen to

67

te maken hebben met

to deal with

68

medelijden hebben met

to have pity for

69

meedoen met

to join in with

70

moe zijn van

to be tired of

71

moeite doen voor

to make an effort for

72

nadenken over

to think about

73

nieuwsgierig zijn naar

to be curious about

74

ophouden met

to stop with

75

overleggen over

to discuss about

76

overtuigen van

to convince of

77

passen bij/ passen op (kinderen, dieren)

to suit (children, animals)

78

plezier hebben in

to take pleasure in

79

praten met

to talk with/ to talk to/ to talk about

80

praten over

to talk about

81

praten tegen

to talk to

82

profiteren van

to benefit from

83

protesteren tegen

to protest against

84

reageren op

to react to

85

rekenen op

to rely on

86

rekening houden met

to take into account

87

ruiken naar

to smell like

88

zich schamen voor

to be ashamed of

89

scheiden van

to separate from

90

schrikken van

to be startled by

91

slagen voor

to pass (an exam)

92

smaken naar

to taste like

93

solliciteren naar

to apply for

94

zich specialiseren in

to specialize in

95

spreken met

to speak with

96

spreken tegen

to speak to

97

spreken over

to speak about

98

spijt hebben van

to regret

99

stoppen met

to stop with

100

teleurgesteld zijn in

to be disappointed in