1/101
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
wat zijn de oorzaken van ruis
dialecten en moeilijke woorden
wat geeft een pictogram weer?
een boodschap, geen logo
soorten communicatie: 6 criteria
vorm, kanaal, conventionaliteit, situatie, ontvanger, milieu of veld
vertel over vorm
dit kan verbaal of non-verbaal zijn
vertel over kanaal
dit kan mondeling of schriftelijk zijn
vertel over conventionaliteit
formeel-zakelijk (professioneel) of informeel vrijblijvend (non-professioneel)
vertel over situatie
intern (binnen een organisatie) bv personeelsvergadering of extern (met de buitenwereld) bv persbericht
vertel over ontvanger
intrapersoonlijke communicatie, interpersoonlijke communicatie, massacommunicatie
intrapersoonlijk:
1 ontvanger, dezelfde persoon als de zender (bv aantekening in persoonlijke agenda)
interpersoonlijk:
kleine groep ontvangers (bv een brief)
massacommunicatie
grote groep ontvangers (bv radiobericht)
vertel over milieu of veld
bedrijfscommunicatie (communicatie in bedrijfswereld bv productpresentatie) en bestuurlijke communicatie (communicatie binnen overheidsdiensten bv gemeentelijk informatieblad)
mengvormen van communicatie
hand opsteken, smileys, een cartoon
formeel-zakelijke communicatie: kenmerken
zakelijke communicatie is functioneel, zakelijke communicatie gebeurt met of namens een organisatie, zakelijke communicatie heeft altijd een graad van openbaarheid
vertel over zakelijke communicatie is functioneel
de boodschappen hebben een doel. (verkoopbrief die bedoeld is om de omzet te verhogen)
vertel over zakelijke communicatie gebeurt met of namens een organisatie
de zender is altijd de organisatie waarvan hij uitmaakt of wendt zich tot een organisatie → de boodschap steunt het imago van de organisatie
vertel over zakelijke communicatie heeft altijd een graad van openbaarheid
de communicatie gebeurt vanuit of naar een organisatie en treed daardoor buiten de strikte privésfeer
eisen aan formeel-zakelijke communicatie
correctheid, duidelijkheid, aantrekkelijkheid, gepastheid
vertel: correctheid
inhoud moet correct zijn
vertel: duidelijkheid
inhoud moet duidelijk zijn voor ontvanger, ontvanger moet boodschap zonder misverstand kunnen achterhalen
vertel: aantrekkelijkheid
inhoud moet aantrekkelijk zijn → ontvanger moet op aangename manier kennis kunnen nemen van boodschap
vertel: gepastheid
inhoud moet gepast zijn → afgestemd op communicatiesituatie
de communicatieprocedure: effectief vs efficiënt
effectief = resultaatgericht, efficiënt = op best mogelijke manier
communicatie plannen: probleemstelling: analyse volgende vragen:
wat wil je precies bereiken? voor wie spreek/schrijf je precies? Hoe breng je de boodschap het best over? Met welke randvoorwaarden moet je rekening houden? Met welke situationele factoren moet je rekening houden?
de opdrachtanalyse: doelstelling: wat wil je precies bereiken
informeren, ontroeren, overtuigen, overhalen, amuseren
de opdrachtanalyse: tekstsoort
informatieve tekst, emotieve tekst, persuasieve tekst, activerende tekst, diverterende tekst
veel boodschappen hebben verschillende doelstellingen tegelijkertijd
bv overhalen product te kopen, ook vertellen over het nut ervan (informeren)
voor wie spreek/schrijf je?: referentiekader
geheel van factoren die de identiteit van een persoon of een groep bepalen
Hoe breng je de boodschap het best over?
je kiest een communicatiekanaal (=schriftelijk of mondeling) → rekening houdend met de situatie
criteria
doelgroep, betrokkenheid, feedback-mogelijkheid, controleerbaarheid, toelichting, non-verbale middelen, tempo, toegankelijkheid
vergelijk nu zelf alle criteria: mondeling en schriftelijk
/
Met welke randvoorwaarden moet je rekening houden?
tijd, plaats, omvang, hulpmiddelen, budget
Met welke situationele factoren moet je rekening houden?
tijdstip, concurrentie, bereikbaarheid van doelgroep
wat zijn situationele factoren?
Omstandigheden van buitenaf waarop je als zender weinig of geen invloed hebt
de tekst ontwerpen: dit betekent dat je
info moet verzamelen, de verzamelde info logisch moet ordenen
definitie vast vragenschema
bouwplan met een beperkte reeks van voor de hand liggende vragen die gewoonlijk aan bod komen bij een bepaald tekstgenre of bij een bepaald soort thema
soorten vaste vragenschema’s
niet elke zakelijke tekst snijdt noodzakelijk een volledig nieuw en origineel onderwerp aan, niet elke zakelijke tekst is per definitie volledig nieuw en origineel
nut van vaste vragenschema’s
verhogen de efficiëntie van je communicatie, waarborgen de volledigheid van je boodschap, garanderen een logische tekstopbouw, verhogen de herkenbaarheid van je boodschap, verhogen de toegankelijkheid van je tekst
vragenschema voor probleemanalyse
wat is het probleem precies? Waarom is het een probleem? Wat zijn de oorzaken van het probleem? Wat is er tegen het probleem te doen?
vragenschema maatregelbeschrijving en adviesverlening
wat houdt de maatregel/het advies precies in? waarom is de maatregel/het advies nodig? hoe wordt de maatregel/het advies uitgevoerd? wat zijn de effecten van de maatregel/het advies?
vragenschema voor evaluerende teksten
wat zijn de relevante eigenschappen ervan? wat zijn de positieve aspecten ervan? wat zijn de negatieve aspecten ervan? hoe luidt het eindoordeel erover? wat kan of moet in verband hiermee gedaan worden?
vragenschema voor onderzoeksbeschrijving
wat is precies het object van het onderzoek? waarom is het onderzoek nodig of nuttig? volgens welke methode verloopt het onderzoek? wat zijn de resultaten van het onderzoek? wat zijn de conclusies van het onderzoek?
vragenschema voor een handeling
wat is het doel van de handeling? wat zijn de voorwaarden voor de handeling? hoe verloopt de handeling? hoe wordt het resultaat van de handeling gecontroleerd?
vragenschema voor een boodschap met neutraal nieuws
waarom schrijf ik de boodschap (aanleiding), wat is de kern van de boodschap (kern), welke toelichting geef ik bij de boodschap (toelichting), wat verwacht ik van de lezer van de boodschap (verwachting), hoe sluit ik de boodschap positief af (goodwill)
definitie specifieke vragenschema’s
een bouwplan met een reeks zelfbedachte vragen die relevant zijn voor het doel en de doelgroep, vaak in combinatie met vragen uit de vaste vragenschema’s
implicaties van de formulering: inleiding (zie voorbeelden)
ik had de soep graag wat pittiger. Wilt u me even het zout en de peper geven? Die soep lijkt verdorie nergens op. Geef me snel het zout en peper. → ze hebben dezelfde boodschap maar niet dezelfde betekenis
aspecten van een boodschap
referentiële aspect, expressieve aspect, relationele aspect, appellerende aspect
wat is referentiële aspect
boodschap heeft zakelijke inhoud bv restaurantbezoeker verwijst naar smaak soep en aan zout en peper
wat is expressieve aspect
de restaurantbezoeker geeft iets prijs van zichzelf (oordeel over de soep)
wat is relationele aspect
de boodschap verraadt welke houding de restaurantbezoeker tegenover de ontvanger aanneemt (bv alstublieft zeggen)
wat is appellerende aspect
de restaurantbezoeker wil dat zijn tafelgenote hem het zout en peper geeft (je geeft een appel (oproep)
correcte tekstopbouw verkrijg je door
de tekstopmaak aan de heersende conventies aan te passen, de tekst op een oordeelkundige manier in tekstniveaus op te splitsen
zorg voor een correcte tekstopmaak: pas maw je tekstopmaak aan de heersende conventies aan
de kenmerken van het tekstgenre, de NBN-normen voor brieven, de huisstijl
hoe kan je zorgen voor een duidelijke tekstopbouw
titel, inhoudsopgave, inleiding, afsluiting, leesondersteunende alinea’s, typografische signalen
inhoudsopgave
voorzie langere teksten van een inhoudsopgave → 123 decimale code gebruiken, parallel tewerk gaan
inleiding
voorzie een inleiding van minstens 1 alinea met een structurerende functie
afsluiting: in een afsluiting kun je o.m.
de opbouw en de hoofdpunten van de tekst beknopt samenvatten, terugkoppelen naar de inleiding van de tekst, persoonlijke conclusies en toekomstverwachtingen presenteren, nieuwe uitdagingen in het vooruitzicht stellen, aanbevelingen formuleren
in een tekst van enige omvang kunnen leesondersteunende alinea’s
vooruitblikken, schakelen, terugblikken
typografische signalen
prenten, cursief, woorden in vet typen
aantrekkelijke tekstopbouw
dit kun je verkrijgen door illustraties (afbeeldingen), schema’s, tabellen, infografieken, grafieken en diagrammen
voorbeeld schema
organogram/organigram
soorten diagrammen
cirkeldiagram, staafdiagram
gepaste tekstopbouw: je moet zorgen voor
logisch verantwoorde gedachtengang, tactisch verantwoorde gedachtengang
deductieve of inductieve tekstopbouw
deductief
val meteen met de deur in huis en licht daarna je boodschap verder toe (eerst kern, dan uitwerking) → dit bij een boodschap met goed, neutraal of slecht nieuws
inductief
bouw je verhaal langzaam op en kom dan pas tot de essentie (eerst uitwerking, dan kern) → dit meestal bij een boodschap met slecht nieuws
correcte alineaopbouw: dit vereist dat je
de alineagrenzen duidelijk markeert, de alineagrenzen logisch vaststelt.
signaalwoorden/woordgroepen
opsomming, tijd, reden, oorzaak, gevolg, conclusie, tegenstelling, doel, illustratie, voorwaarde/veronderstelling, opwerping, bevestiging
verwijzingen
verwijswoorden, synoniemen, omschrijving, samenvatting
verwijswoorden
de directeur van onze onderneming vertrekt morgen naar hamburg. DAAR zal HIJ
synoniem
dagblad = krant
omschrijving
eddy merckx → deze beroemde wielrenner…
samenvatting
elk jaar gaan we in de paasvakantie naar de ardennen → van die gewoonte…
zie onderschikking, nevenschikking, zelfstandige zin, persoonsvorm, samengestelde zin…
besteed aandacht aan werkwoordelijke eindgroep: bv
ik zal er even moeten over nadenken → ik zal er even over moeten nadenken
samentrekking van nevengeschikte zinnen
jan is ziek en jan blijft thuis → jan is ziek en blijft thuis
beknopte bijzin
ik vind het aangenaam dat ik u kan helpen → ik vind het aangenaam u te kunnen helpen
symmetrische of gelijkvormige constructie van nevengeschikte zinnen
ik hoop dat zij er ook is en haar te kunnen helpen → ik hoop dat zij er ook is en dat ik haar kan helpen
zelfstandige zin 2 kenmerken
1 pv en onderwerp en pv zijn onscheidbaar
je verhoogt de duidelijkheid en leesbaarheid van zinnen als je
opsommingen puntsgewijs uitwerkt, overspannen tangconstructies vermijdt
voorbeelden opsomming: woordgroepen
komma na iedere opsomming. opsomming voorafgegaan door een dubbelpunt → voorafgaande zin = aanloopzin. op einde een vraagteken omdat de aanloopzin een vraag is
voorbeelden opsomming: bijzinnen
na aanloopzin een dubbelpunt, puntkomma na iedere opsomming → omdat aanloopzin mededelend is (opsomming a b c)
voorbeelden opsomming: zelfstandige zinnen
dubbelpunt na aanloopzin, punt na iedere opsomming. gebruik 1 2 3
nominale en werkwoordelijke tang, nesting
/
PAGINA 140
sophia learn 7.13
aantrekkelijke zinsbouw: om aantrekkelijke zinnen te bouwen moet je
een kernachtige formulering beogen
woordomhaal, taalhandeling, betrekkelijke bijzin, nominalisering, voorzetseluitdrukkingen oefeningen sophia learn
woordomhaal
bv vermoedt en waarschijnlijk, weer hervat,…
taalhandeling
zin zo kort mogelijk maken: we delen u mee dat uw pakket onderweg is → uw pakket is onderweg
betrekkelijke bijzin
de mensen die bij ons kopen, zijn altijd tevreden → onze klanten zijn altijd tevreden
nominalisering
kun je enkele argumenten geven voor je mening? → kun je je mening argumenteren
voorzetseluitdrukkingen
met betrekking tot, met het oog op, ondanks het feit dat
waarom is onderzoek nodig?
in het dagelijks leven, in het bedrijfsleven, op maatschappelijk niveau, voor onderwijs en professionele ontwikkeling
stappen in het onderzoeksproces
de verkenningsfase, onderzoeksmethode en planning, gegevens verzamelen, analyse en interpretatie van gegevens, conclusie formuleren, evaluatie, rapporteren
wat willen we weten/onderzoeken
= onderzoeksvraag
waarom willen we dat weten, wat doen we met de resultaten
onderzoeksdoel
wat moet je doen om te komen tot een goeie onderzoeksvraag
het maken van een mindmap
soorten onderzoek: indeling naar methode
kwalitatief (op zoek naar meningen, ideeën) en kwantitatief onderzoek (verzameling van cijfergegevens)
indeling op basis van gebruikte gegevens
primair (verzamelen van nieuwe gegevens) en secundair onderzoek (gebruik van bestaande gegevens)
indeling naar doelstelling
verkennend, beschrijvend, verklarend, toetsend onderzoek