Looks like no one added any tags here yet for you.
3 fasen spermatogenese
1. spermatogonium tot spermatide (van diploid naar haploid) 2. spermatide tot niet-functioneel spermatozoön (vorm verandert) 3. functionele rijping (capacitatie in uterus)
sertoli cellen
hebben FSH & testosteron receptoren; stimuleren spermatogenese
leydig cellen
hebben LH receptoren; produceren testosteron
rijping primaire oöcyt tot ovum
1. ontwikkeling primaire follikel (o.a. zona pellucida) 2. ontwikkeling secundaire follikel (holtes gevormd) 3. ontwikkeling tertiaire follikel (1 per maand; door LH piek meiose 1 voltooid) 4. ovulatie (oöcyt uit follikel in ampulla eileider) 5. vorming corpus lutheum (oiv. LH progesteron aanmaken) 6. vorming corpus albicans (geen zwangerschap; fibroblasten groeien gele lichaam in)
androsteendion
geproduceerd in thecacellen; omgezet tot oestrogenen door aromatase
stappen bevruchting
1. contact en herkenning (rheotaxie, thermotaxie, chemotaxie, spiercontractie) 2. regulatie spermatozoön-intreden (na binnendringen 1 spermacel corticale reactie) 3. fusie genetisch materiaal en 4. activeren oöcyt metabolisme (oöcyt voltooid meiose 2, beide DNA synthese —> mitose = 2 diploïde cellen)
klievingsdelingen
totale volume blijft gelijk; tot 16 cellen = morula
hatching
4-5 dagen na bevruchting verdwijnt zona pellucida; is al richting uterus
blastocoel
holte met vocht die ontstaat in centrum morula
blastocyst
totipotente cellen morula gaan differentiëren —> buitenste cellen = trofoblast; binnenste cellen naar zijkant = embryoblast (pluripotente cellen = embryonale stamcellen)
innestelen
6-7 dagen na bevruchting met ICM richting endometrium
differentiatie trofoblast
dag 7 —> syncytiotrofoblast (geen celkern) & cytotrofoblast (wel mitose)
lacunae
dag 9 —> ontstaan in syncytiotrofoblast; rond dag 10 start uteroplacentaire circulatie
tweelagige kiemschijf
dag 7/8 —> ICM differentieert tot epiblast (wordt embryo) en hypoblast
amnionholte
dag 8 —> holte bovenin epiblast (wordt vruchtwaterzak)
primitieve dooierzak
dag 9 —> hypoblast cellen migreren en bekleden blastocoel = membraan van Heuser ; wordt holte gevormd
extra-embryonaal mesoderm
dag 10/12 —> aangemaakt tussen cytotrofoblast en membraan van Heuser
chorionholte
vallen gaten in extra-embryonaal mesoderm en smelten samen
hechtsteel
verbinding embryoblast en trofoblast; wordt navelstreng
secundaire dooierzak
de primaire dooierzak na de vorming van chorionholte
primitiefstreep
dag 13 —> gevormd door beweging epiblastcellen (vormen endo- en mesoderm) naar caudale middenas embryo; wordt groeve en groeit van caudaal naar craniaal (epiblast die niet door groeve gingen = ectoderm)
primitiefknop
ontstaat aan craniale zijde primitiefstreep
epitheliale-mesenchymale transitie (EMT)
verbindingen tussen cellen verdwijnen (mesenchymaal) —> cellen kunnen migreren (paracrienefactor FGF uit primitiefstreep maakt mogelijk door groeve)
mesenchymale-epitheliale transitie (MET)
verbindingen tussen cellen ontstaan weer (epitheliaal)
endodermlaag
eerste epiblastcellen door groeve; vervangen hypoblastcellen —> vormt spijsverteringskanaal (longen, lever, alvleesklier, darm, schildklier & galblaas)
mesodermlaag
epiblastcellen migreren tussen endoderm en ventrale epiblastcellen —> wordt paraxiale, intermediaire en laterale mesoderm gevormd (spieren, botten, nieren, geslachtsorganen, bloedvaten en bloed)
axiale mesoderm/chorda dorsalis
epiblastcellen via primitiefknop uiterst craniaal —> chorda dorsalis groeit dan in caudale richting en duwt primitiefknop weg —> chorda dorsalis over hele lichaamsas
3 lagige kiemschijf
endoderm, ectoderm en mesoderm (craniaal eerder klaar dan caudaal)
ectoderm
buitenste cellaag —> wordt zenuwstelsel & neurale lijstcellen (eerst neurectoderm) en epidermis (haar, huid & zweetklieren)
paraxiaal mesoderm
vormt 44 somieten; vallen uit in dermatoom, myotoom en sclerotoom (onderhuidsbindweefsel, rug- en skeletspieren en wervels + rib)
intermediair mesoderm
urogenitaal stelsel (nieren + afvoerbuizen en geslachtsorganen)
lateraal mesoderm
vasculaire systeem (hart en bloedvaten), viscerale blad (bekleding organen) en pariëtale blad (bekleding lichaamsholte)
lichaamsassen
anterior-posterior (hoofd-stuitje), dorso-ventraal (rug-buik) en links-rechts
Nodal
TGFβ eiwit —> posteriorizeert, induceert en onderhoudt primitiefstreep
Nodal remmers
Lefty-1 en Cerberus (uit AVE = anterior deel hypoblast)
BMP4
TGFβ eiwit —> ventralizeert intermediair en lateraal mesoderm —> actief ver weg van primitiefknop
BMP4 remmers
noggin, follistatin en chordin —> afgegeven door primitiefknop, actief in dorsale gebieden (axiaal en paraxiaal mesoderm)
specificatie linkerkant
FGF8 (uit primitiefstreep - en knop), Nodal, Lefty2 en transcriptiefactoren PITX2, Lefty1 en SHH verhinderen expressie linkerkant genen aan rechterkant
specificatie rechterkant
transcriptiefactor Snail (stuurt andere genen aan)
situs invertus
slechte ontwikkeling L-R as —> organen gespiegeld in lichaam (luchtwegafwijking of onvruchtbaarheid mannen)
nodal flow
cilia op primitiefknop zorgen voor linkswaartse stroming
platte drielagige kiemschijf
paraxiale, intermediaire en laterale mesoderm
cilindrisch embryo (vanaf 4e week)
longitudinale en transversale kromming door groei; amnionholte wordt groter (dooierzak niet; chorion nog grootste)
gevolgen longitudinale kromming
uiterst craniale deel embryo naar ventrale positie (zoals hart) en caudale hechtsteel (en cloacale membraan) naar ventrale zijde geduwd—> hechtsteel samen met dooierzak
gevolgen laterale kromming
pariëtale en viscerale blad naar ventraal en fuseren; ectoderm fuseert aan ventrale zijde & endoderm afgesnoerd door dooierzak —> darmbuis
navelstreng
dooierzaksteel + hechtsteel
zenuwstelsel
ontstaat begin 3e week; chorda dorsalis stuurt paracriene factoren naar ectoderm —> neurectoderm
neurale plaat
hoge concentratie factoren dichtbij chorda dorsalis
epidermis
lage concentratie paracriene factoren bij ectoderm
neurale buis
ontstaat uit neurale plaat; voorlopen van hersenen en ruggenmerg
neurulatie
ectoderm —> neurectoderm —> neurale buis
neurale buis sluiting
1. inductie neurale plaat 2. vorming median hinge point (MHP) 3. vorming neurale vouwen 4. vorming dorso-laterale hinge points (DLHPs) 5. fusie neurale wallen en delaminatie van neurale lijst cellen
neurale buis defecten
door afwijking in genen of omgevingsfactoren die betrokken zijn bij sluiting neurale buis kans op anencefalie (kattenkopje) en spina bifida (open ruggetje)
Neurale lijstcellen
migreren weg van neurale buis voor of na sluiting (dorsale of ventrale route)—> caudale en craniale worden verschillende celtypes
somitomeren (oersegmenten)
ontstaan uit paraxiale mesoderm in craniale-caudale richting; per 6 uur een nieuwe (gereguleerd door Notch en Wnt)
HOX-genen
coderen voor homeoboxfamilie (transcriptiefactoren) —> sterk geconserveerd; reguleren specificatie verschillende delen A-P as (wervels etc.) —> liggen achter elkaar in 4 clusters op 4 chromosomen (1-13 op A,B,C of D) —> lage nummers komen tot expressie in craniale deel (3’ kant chromosoom)
posteriore prevalentie principe
het HOX-gen dat het meest posterior tot expressie komt, onderdruk de meer anteriore genen
homeotische transformatie
slechte expressie HOX-genen (verstoring specificatie A-P as) door verstoring concentratie retinoïne zuur of mutatie RA-receptor etc. —> lichaamsdeel wordt omgezet in soortgelijk lichaamsdeel, maar klopt net niet
urogenitaal systeem
ontstaat uit intermediair mesoderm; urinaire en genitale systeem
Urinaire systeem
in 4e week wordt pronefros gevormd en verwijdert; vroege bloedfiltratie—> mesonefros ontstaat tijdens regressie pronefros; vooral belangrijk voor urine productie —> metanefros ontstaat in 5e week; vormt uiteindelijk nefronen tot 34e week
hemangioblasten
ontstaan eind 3e week uit laterale mesoderm (oiv. FGF2) —> oiv VEGF vasculogenese & angiogenese (vorming & vertakking bloedvaten uit hemangioblasten) —> bloedvatenstelsel ontstaat
hemapoetische stamcel
ontstaat rond aorta; migreert naar lever en maakt van 2e tot 7e maand bloed —> daarna beenmerg bloedvormend
angiogene clusters
ontstaan aan beide kanten embryo —> vormen endocardiale buis —> fuseren door kromming tot hartbuis & myocardcellen ontstaan (hartspieren); hart klopt al na 3 weken
verwijding hartbuis
boven naar beneden: bulbus cordis - ventrikel - atrium
looping
ventrikel naar rechts, trekt bulbus cordis mee en atrium naar links (tussenschotten ventrikel en atrium)
primitieve darm
ontstaat uit endoderm; door laterale kromming sluit endodermbuis —> 3 delen: voordarm (wordt mondholte), middendarm (via ductus vitellinus aan dooierzak) en achterdarm (wordt anus) —> via differentiatie ontstaat maag, slokdarm, dunne en dikke darm —> lever en alvleesklier ontwikkelen als uitsteeksel darmkanaal
fysiologische herniatie
deel van darmkanaal puilt uit in navelstreng door snelle groei lever; keert later terug naar buikholte (begin 6e week)
einde embryonale fase
8 weken na bevruchting
zwangerschapsduur berekenen
1. vanaf moment conceptie (38 weken; moeilijk) 2. vanaf eerste dag laatste menstruatie (conceptie na 14 dagen dus 40 weken) 3. echografisch onderzoek grootte embryo bepalen
eerste trimester
tot week 13: bij tellen vanaf laatste menstruatie week 2-10 organogenese (orgaanaanleg); week 10-13 groei
tweede trimester
week 13-26: functionele ontwikkeling organen en weefsels (aan t eind foetus 1000g)
derde trimester
week 27 tot eind: gewicht neemt flink toe; bij geboorte 3370 tot 3500 gram (meisje vs jongen)
lengtegroei bepaling
kruin-hiellengte (lastig want foetus niet gestrekt; 5 cm begin foetale periode, 50 cm geboorte), kruin-stuitlente, lengte femur, diameter hoofd & lengte voet
placenta
doorbloede structuur in wand baarmoeder tijdens zwangerschap —> voedings- en afvalstoffen uitwisselen
= decidua basalis & chorion —> vergroeien met uterus bij groei amnionholte
primaire villi
begin 3e week: kolom cytotrofoblasten gevormd bedekt met syncytiotrofoblasten
secundaire villi
extra-embryonale mesodermcellen dringen centrum villi binnen; worden de kern
tertiaire/definitieve villi
einde 3e week: ontstaan clusters mesodermcellen in sec. villi —> capillairen (bloedvaten) —> maken contact met capillaire in chorionplaat en hechtsteel
spiraalarteriën
voorzien lacunae om villi heen van moederlijk bloed
cytotrofoblastschil
cytotrofoblasten groeien om syncytiotrofoblasten heen —> tegen endometrium aan en chorionzak hecht —> omringt door decidua
chorion frondosum
embryonale pool
chorion laeve
niet-embryonale pool
decidua basalis
decidua bij frondosum groot; veel lipiden & glycogeen; hecht met chorion frondosum
decidua capsularis
bij laeve; rekt uit en degenereert
cotyledon
ontstaat uit elke primaire villi; hebben intervilleuze ruimtes —> stroomt moederlijk bloed in uit spiraalarteriën—> zuurstofrijk bloed in chorionvilli
humaanchoriongonadotrofine (hCG)
eerste 2 maanden geproduceerd door syncytiotrofoblast voor in stand houden corpus luteum —> na 4 maanden genoeg progesteron van placenta
oestrogenen
vooral oestriol —> stimuleert groei uterus en ontwikkeling borstklieren
somatomammotropine
bevordert extractie glucose uit moederlijkbloed en ontwikkeling melkproductie
vruchtwater
in amnionholte; in 2e trimester meer door functioneren nier; ongeveer 1 liter aan einde foetale periode; belangrijk voor ontwikkeling organen (ademhalingsbewegingen, slikmechanisme en ledematen) en als stootkussen
diverticulum respiratorius (longknop)
ontwikkelt aan ventrale zijde voordarm 4 weken na bevruchting
trachea (luchtpijp)
ontwikkelt na afsnoering voordarm; vertakt zich in 2 hoofdbronchiën —> links krijgt 2 kwabben, rechts 3 (duurt tot week 5) —> blijft vertakken
pseudoglandulaire fase
5-16 weken: vertakkingen bekleed met pleura visceralis, borstkast met pleura parietalis —> tussenruimte heet pleuraholte (volume neemt af)
canaliculaire fase
16-24 weken: segmentatie bronchi klaar —> kleinere vertakkingen = bronchioli; luchtwegen nu bedekt met kubisch epitheel
sacculaire fase
24-36 weken: capillairen naar bronchioli & bedekking dunner —> worden sacculi —> bloedgaswisseling mogelijk
surfactant
houden longen ontplooid bij uitademing; geproduceerd door type 2 pneumocyten in wanden sacculi
alveolaire fase
36 weken-8 jaar na geboorte: ontwikkeling alveoli (longblaasjes)
grote bloedsomloop foetus
naar foetus via vena umbilicalis, mondt uit in lever = ductus venosus —> loopt leeg in vena cava inferior —> O2 rijk met O2 arm (onderlichaam) —> in rechteratrium —> weinig met O2 arm (hoofd&armen) —> linkeratrium —> met O2 arm (longen) —> linkerventrikel —> aorta —> via arteriae umbilicalis naar placenta
kleine bloedsomloop foetus
O2 arm in rechteratrium —> rechterventrikel —> truncus plumonalis —> veel via ductus arteriosus naar aorta; hoge druk; O2 arm met O2 rijk
nefrogenese
na 34 weken voltooid; beide nieren 1 miljoen nefronen —> filtratie en concentratievermogen neemt na week 35 toe
bij geboorte lage drempelwaarde filtratie Na, Glucose, BiCarb & aa —> resorptie Na en Glucose door tubuli; Bicarb & aa minder
cerebrum
grote hersenen —> grijze stof (veel neuronen) en witte stof (glia & myeline)
cerebellum
kleine hersenen