1Psy Meth d1: 3.1. + 3.2.

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/15

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

16 Terms

1
New cards

Variabelen

1) Concrete variabelen

 =makkelijk te definiëren, direct observeerbaar, eenvoudig te meten

  ->lengte, leeftijd, score statistiek,…

 

2) Abstracte variabelen

 =niet direct observeerbaar, complexer o.t. meten

  ->motivatie, persoonlijkheid, leerstijl,…

2
New cards

Theorie

=set stellingen over onderliggende mechanismen bep. gedrag

 ->organiseert + integreert versch. obs rond dit gedrag & relatie m. andere var.

 ->goede theorie genereert predicties over het gedrag

(hoe zit bep gedrag in elkaar, constructen helpen verklaren)

3
New cards

Constructen

=var. die hypothetische entiteiten zijn die we creëren obv theorie & speculatie

 ->helpen gedrag i/e theorie verklaren & voorspellen

 ->kunnen niet direct meten/aflezen:

 =>meten constructen indirect dr externe stimuli & extern gedrag te meten

 

Externe stimuli=factoren die het construct beïnvloeden

Extern gedrag=gedrag dat door construct beïnvloed wordt

 Ext sti -> construct -> ext gedrag

 

Bv: beloning (meetbaar) -> motivatie -> prestatie (meetbaar)

4
New cards

Operationele def

=procedure om indirect var te meten & definiëren die niet direct meetbaar zijn

 

 ->specifieert manier o. extern, observeerbaar gedrag te meten

 ->gebruikt dit gedrag als def. & meting v. hypothetisch construct

=>concepten operationaliseren

5
New cards

Let op! (probl. operationaliseren)

Bv: IQ meten, operationaliseren via IQ test

 ->resultaat IQ test≠intelligentie

                                       =slechts benadering vd gezochte score

 

-2 problemen op. def dr indirecte connectie var & meting

1) Op. def mist soms factoren

2) Op. def heeft soms extra componenten (bv: taalvaardigheid bij begrijpen vragenlijst)

6
New cards

2 belang. concepten/criteria goede metingen

1) Validiteit

 =meet ik wat ik wil meten?

 

2) Betrouwbaarheid

 =bij herhaling zelfde procedure: ongeveer zelfde res.?

 -Adhv consistentie 2 metingen:

 1. Scatterplot

 2. Correlatie berekenen

  ->varieert tss -1 en 1, 0=geen relatie

7
New cards

Validiteit

=meet onze meting wat het beoogt te meten?

(meet operationalisatie de variabele die we willen meten?)

 

-Versch meth. validiteit meten (vaak combo)

1) Indruksvaliditeit (‘face validity’)

 2) Concurrente validiteit

 ->niveau vd metingen zelf

 

 3) Predicitieve val

 4) Construct val

 5) Convergente & divergente val

 ->niveau constructen

8
New cards

OV

=onafhankelijke variabele =predictor (X)

<->AV (afhankelijke var. =outcome (Y))

 

-Wetens. ond., mogelijk doel: impact van var. op andere var meten

9
New cards

Indruksvaliditeit

=face value (oppervlakkig)

“Lijkt het erop dat de metign meet wat het beoogt te meten?”

~subj. beoordeling

 

Bv: zien weegschaal, onmiddellijk “weegt gewicht”

10
New cards

Criteriumvaliditeit

=komen res nieuw onderzoeksinstrument overeen met die van andere, gevalideerde instrumenten?

 

1) Concurrente validiteit

 =in welke mate zijn scores nieuwe meettechniek (operationalisatie) gerelateerd aan scores oudere, reeds gevalideerde techniek

 

2) Predictieve validiteit

 =in welke mate voorspelt de operationalisatie het voorspelde gedrag? (volgens de theorie)

->voorspelt theorie accuraat de metingen?

11
New cards

Constructvaliditeit

=in welke mate gedraagt operationalisatie construct zich zoals het construct zelf? (nooit absoluut)

 

1) Convergente val

 =in welke mate komen versch metingen van hetzelfde construct overeen?

 

2) Divergente val

 =in welke mate verschillen metingen van verschillende constructen (ongerelateerde metingen)

 ->hoe minder overlap, hoe beter (moeten verschillen)

12
New cards

Betrouwbaarheid

=meetprocedure betrouwbaar als bijna identieke res. bij herhaling vd meting (zelfde individu, zelfde condities/omstandigheden)

 

~consistentie vd metingen bekomen m/e specifieke meetprocedure

13
New cards

Gemeten score

=ware score + fout

 ->betrouwbaar bij zo klein mogelijke meetfouten (kleine versch bij herh)

->toenames/afnames score door meetfout opgeteld moeten gemiddeld 0 zijn

14
New cards

Versch bronnen meetfout

~betrouwbaarheid

1) Proefleider

 =observer: verwachtingen, menselijk oordeel

 

2) Omgeving

 ->omstandigheden nooit identiek (tijdstip, weer…)

 

3) Participantfouten

 =pp kunnen veranderen van 1 meting naar de andere (focus, aandacht, honger, vermoeidheid…)

15
New cards

Types betrouwbaarheid

1) Test-hertestbetrouwbaarheid

 =mate van zelfde res. bij:

  ->zelfde meetprocedure

  ->zelfde groep pp

  ->verschillende tijdstippen

 

2) Interbeoordelaarsovereenstemming

 =correlatie scores 2 beoordelaars/pl bij:

  ->zelfde meetprocedure

  ->zelfde groep pp

  ->zelfde tijdstip

3) Interne consistentie

 =mate consistentie tss vragen/items die samen 1 construct meten

 ->elke vraag meet deel v/h construct: vormen die vragen effectief samen construct? (bv IQ)

 ->split-half betrouwbaarheid: items in 2 delen splitsen & correlatie tss de scores op beide helften berekenen (mogen n te veel verschillen)

16
New cards

Relatie tss validiteit & betrouwbaarheid

-Betrouwbaarheid=voorwaard vr validiteit

 ->meetprocedure kan nooit valide zijn als niet betrouwbaar (wel omgekeerd)

Bv: IQ 1 pp schommelt extreem tss 2 metingen, kan niet: betr. + valide, meting geen goede operationalisering intelligentie

 

-Zonder betr. sws geen val.

-Zonder val. niet per se geen betr.