1/32
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
sistere
doen stilstaan; stoppen (-o, stiti, statum)
impetus
de aanval (-us)
vix
met moeite, nauwelijk; zo juist, pas (bw.)
tacere
zwijgen (-eo, tacui, tacitum)
defendere
verdedigen; beschermen (-o, -ndi, -nsum)
quies
de rust; de kalmte (-etis)
metuere
vrezen (-o, metui, --)
ignavus
krachteloos, laf (-a, -um)
tunc
toen, dan (bw.)
probare
goedkeuren; bewijzen; testen (-o)
virtus
de deugd; de moed (-utis)
numquam
nooit (bw.)
spes
de hoop (-ei)
sperare
hopen (-o)
abire
weggaan (-eo, -ii, -itum)
coniunx
de echtgeno(o)t(e) (-iugis) (m. of vr.)
fides
de trouw, het vertrouwen (-ei)
ferrum
het ijzer; het zwaard (-i)
mori
sterven (morior, mortuus sum)
decere
passen, betamen (-eo, -ui, --)
superesse
overblijven (supersum, superfui, --)
mare
de zee (-is)
timere
vrezen (-eo, timui, --)
edere
voortbrengen; baren; uitgeven (-o, edidi, editum)
fuga
de vlucht (-ae)
fieri
gebeuren; worden (fio, factus sum)
prius
eerder (bw.)
sequi
volgen (-or, secutus sum)
invenire
(uit)vinden (-io, -veni, -ventum )
mora
het dralen; het uitstel; de belemmering; het oponthoud; de vertraging (-ae)
parcere
sparen (-o, peperci, --) ( + dat.)
auferre
wegnemen, wegdragen (-fero, abstuli, ablatum)
Nog leren (20)
Je hebt een begin gemaakt met het leren van deze termen. Hou vol!