LCC flashcards Nederlands

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/44

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

resit

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

45 Terms

1
New cards

Faculty of Language in the Narrow sense (FLN)

Uniek menselijk onderdeel van taal, omvat o.a. recursie en merge. Voorbeeld: "De hond die de kat die de muis at beet" toont geneste zinnen.

2
New cards

Faculty of Language in the Broad sense (FLB)

Alle cognitieve systemen die bijdragen aan taal, ook gedeeld met dieren. Voorbeeld: geheugen, motoriek, aandacht.

3
New cards

Recursie

Het vermogen om zinnen in zinnen te nestelen – essentieel voor syntaxis. Voorbeeld: "De man die zei dat hij kwam, is er niet."

4
New cards

Merge

Uniek menselijk syntactisch mechanisme dat twee elementen combineert. Voorbeeld: Woorden combineren tot "de rode appel".

5
New cards

Poverty of the stimulus

Stelling dat taalverwerving niet volledig verklaard kan worden door input. Kinderen leren grammatica ondanks beperkte voorbeelden.

6
New cards

Lexicon

Alle betekenisvolle woorden in een taal. Bijvoorbeeld: het mentale woordenboek.

7
New cards

Universal Grammar

Chomsky's idee dat we geboren worden met een taalspecifiek regelsysteem. Universele principes, aangevuld met taalspecifieke regels.

8
New cards

Baldwin effect

Lerend gedrag beïnvloedt evolutie, zonder directe genetische verandering. Voorbeeld: taalgebruik leidt tot selectie op leervermogen.

9
New cards

Mirror neurons

Neuronen die vuren bij het uitvoeren én observeren van acties – mogelijk relevant voor taal. Voorbeeld: gapen is 'besmettelijk'.

10
New cards

Tooby & DeVore's Cognitive Niche

Adaptieve strategie van mensen om via intelligentie, taal en samenwerking de omgeving te beheersen.

11
New cards

Symbolische communicatie

Gebaseerd op arbitraire relaties tussen symbool en betekenis. Voorbeeld: het woord "boom" heeft geen fysieke link met een boom.

12
New cards

Indexicale communicatie

Directe fysieke of tijdelijke relatie tussen teken en betekenis. Voorbeeld: rook wijst op vuur.

13
New cards

Iconische communicatie

Teken lijkt op datgene wat het voorstelt. Voorbeeld: verkeersbord met afbeelding van overstekende kinderen.

14
New cards

CHILDES Corpus

Database met transcripties van kindertaal om verwerving te bestuderen. Wordt vaak gebruikt om grammaticale ontwikkeling te volgen.

15
New cards

Dual-route model of reading

Model met twee paden voor lezen: lexicaal (bekende woorden) en sublexicaal (nieuwe woorden). Voorbeeld: “cake” via lexicaal, “blap” via sublexicaal.

16
New cards

High-Amplitude Sucking (HAS)

Methode om perceptie van baby’s te meten via zuigsnelheid. Meer zuigen = interesse of herkenning.

17
New cards

Head-turn paradigm

Testmethode waarbij baby’s hun hoofd draaien bij veranderingen in auditieve input. Wordt gebruikt om spraakdiscriminatie te testen.

18
New cards

Statistical learning

Het vermogen om patronen en waarschijnlijkheden te detecteren in taal. Voorbeeld: baby's herkennen dat "pre" vaak gevolgd wordt door "tty".

19
New cards

Magnet effect

Prototypische klanken trekken perceptie aan – versterkt fonemische categorieën. Voorbeeld: Engelse "ee" trekt variaties dichterbij.

20
New cards

Native Language Neural Commitment (NLNC)

Vroege blootstelling vormt het brein naar eigenschappen van de moedertaal. Maakt latere veranderingen moeilijker.

21
New cards

Transitional probabilities

Kans dat bepaalde syllaben elkaar opvolgen – cruciaal voor woordherkenning. Voorbeeld: "ba" → "by" komt vaker voor dan "by" → "ku".

22
New cards

Theory of Mind (ToM)

Het vermogen om mentale toestanden toe te schrijven aan jezelf en anderen. Voorbeeld: weten dat iemand iets niet weet.

23
New cards

Sally-Anne test

Test om false-belief begrip bij kinderen te meten. Voorbeeld: kind voorspelt dat Sally zoekt waar ze het laatst het object zag.

24
New cards

False belief

Begrijpen dat iemand anders iets kan geloven dat onjuist is. Bijvoorbeeld: denken dat een snoepje nog in de lade zit terwijl het verplaatst is.

25
New cards

Pyers et al. (2005)

Toonde aan dat taal (Nicaraguan Sign Language) nodig is voor goed false-belief begrip. Cohort met rijkere taal had beter ToM-inzicht.

26
New cards

Initiating Joint Attention (IJA)

Kind stuurt actief aandacht van ander. Voorbeeld: kind wijst naar speelgoed en kijkt naar ouder.

27
New cards

Responding to Joint Attention (RJA)

Kind volgt aandacht van ander. Voorbeeld: kind kijkt waar ouder naartoe kijkt.

28
New cards

Mismatch Negativity (MMN)

ERP-component rond 100ms bij auditieve afwijkingen – automatisch proces. Voorbeeld: een afwijkend piepje in een reeks tonen.

29
New cards

ELAN (Early Left Anterior Negativity)

Reflecteert vroege automatische syntactische verwerking (rond 200ms). Voorbeeld: fout zoals "the in room" triggert ELAN.

30
New cards

N400

Negatieve ERP-piek rond 400ms – gevoelig voor semantische anomalieën. Voorbeeld: “I take my coffee with cream and… dog.”

31
New cards

P600

ERP-component geassocieerd met heranalyse – syntactische fouten of complexiteit. Voorbeeld: “The child throw the toy” roept P600 op.

32
New cards

ERP

Event-Related Potentials: meten van hersenactiviteit na stimulus. Nuttig voor timing van taalverwerking.

33
New cards

fMRI

Techniek met hoge ruimtelijke, maar lage temporele resolutie – meet hersenactivatie via zuurstofgebruik. Niet geschikt voor milliseconde-nauwkeurigheid.

34
New cards

Stress-timed languages

Talen met onregelmatige timing, gebaseerd op beklemtoonde lettergrepen. Voorbeeld: Engels.

35
New cards

Syllable-timed languages

Talen met regelmatige timing per syllabe. Voorbeeld: Frans, Spaans.

36
New cards

Trochaic pattern

Sterk-zwak. Voorbeeld: "apple".

37
New cards

Iambic pattern

Zwak-sterk. Voorbeeld: "about".

38
New cards

ToBI-systeem

Labelingssysteem voor prosodische structuren zoals toonhoogte en intonatie. Wordt gebruikt in spraakanalyse.

39
New cards

Infant-directed speech (IDS)

Taal gericht aan baby’s – langzamer, hogere toon, overduidelijke prosodie. Helpt bij taalsegmentatie.

40
New cards

Wat is het verschil tussen FLB en FLN?

FLB omvat algemene cognitieve systemen; FLN is uniek voor menselijke taal (recursie, merge).

41
New cards

Waarom is de KE-familie belangrijk voor taalonderzoek?

Ze hadden een mutatie in het FOXP2-gen, wat leidde tot articulatie- en grammaticaproblemen.

42
New cards

Wat toont de studie van Gergely et al. (2002) aan over imitatie?

Baby’s imiteren rationeel: ze houden rekening met intentie en context van de handeling.

43
New cards

Welke drie componenten vormen het werkgeheugenmodel van Baddeley?

Fonologische lus, visuospatiële schetsblok, centrale executieve functie.

44
New cards

Wat is de rol van prosodie bij zinsverwerking?

Helpt bij het interpreteren van syntactische structuren en het oplossen van ambiguïteit. Bijvoorbeeld: "Anna said, Maria is stupid" vs "Anna, said Maria, is stupid."

45
New cards