1/56
Vocabulary flashcards generated from lecture notes on Ecology & Milieu, covering topics such as organisms, ecological research, biotic and abiotic factors, ecosystems, populations, food webs, and sustainability.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Ecologie
Studie van de omgeving waarin we leven.
Genoom
De verzameling van alle DNA-moleculen in een cel.
Individu
Levend wezen.
Populatie
Groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die onderling kunnen voortplanten.
Levensgemeenschap
Alle populaties in een bepaald gebied.
Abiotische factoren
Levenloze natuur (milieu).
Biotische factoren
Levende natuur (organismen).
Biotoop
Een gebied met specifieke abiotische factoren waarin organismen kunnen leven.
Ecosysteem
Levensgemeenschap + abiotische factoren.
Habitat
Leefgebied van een organisme binnen een ecosysteem, wordt bepaald door (a)biotische factoren.
Het klimaat
Combinatie van verschillende abiotische factoren in een bepaald gebied: temperatuur, licht, lucht (wind), water (neerslag).
Humus
Bovenste laag van de bodem, bestaande uit dood organisch (plantaardige & dierlijk) materiaal.
Autotroof
Kunnen zelf hun organische stoffen maken uit anorganische stoffen (fotosynthese/ koolstofassimilatie).
Heterotroof
Andere organismen nodig om aan organische stoffen te komen.
Tolerantie
Wanneer een organisme schommelingen in de abiotische factoren kan verdragen.
Optimum
Een optimaal bereik van een abiotische factor waarbinnen een organisme het beste functioneert.
Populatie
Groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die onderling kunnen voortplanten.
Concurrentie (competitie)
Relatie tussen individuen in een populatie gericht op het strijden om dezelfde hulpbronnen.
Coöperatie (samenwerking)
Relatie tussen individuen in een populatie gericht op de samenwerking tussen individuen.
Mutualisme
Voordeel voor beide individuen.
Commensalisme
Voordeel voor het ene individu, geen voordeel of nadeel voor het andere.
Parasitisme
Voordeel voor het ene, nadeel voor het andere individu.
Symbiose
Langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten.
Populatiedichtheid
Het gemiddeld aantal individuen per oppervlakte of volume eenheid.
Dichtheidsafhankelijke factoren
Factoren die de populatiegrootte beïnvloeden afhankelijk van de populatiedichtheid.
Dichtheidsonafhankelijke factoren
Factoren die de populatiegrootte beïnvloeden onafhankelijk van de populatiedichtheid.
Sterftecijfer
Het aantal sterfgevallen in een populatie.
Geboortecijfer
Het aantal geboorten in een populatie.
Immigratie
Het binnentrekken van individuen in een populatie.
Emigratie
Het wegtrekken van individuen uit een populatie.
Biologisch evenwicht
Evenwicht in een ecosysteem waarbij de populatiedichtheid van verschillende soorten schommelt om een evenwichtswaarde.
Draagkracht
Maximale populatiegrootte die over een langere tijd in een ecosysteem kan worden behouden.
Voedselketen
Een reeks soorten, waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort.
Voedselweb/ voedselnet
Het geheel van voedselrelaties in een levensgemeenschap.
(Koolstof)assimilatie
De opbouw van grote organische moleculen uit kleinere (anorganische) moleculen; lichtenergie wordt vastgelegd in groter organische moleculen = chemische energie.
Dissimilatie
De afbraak van grote organische moleculen; er komt energie vrij.
Afvaleters
Ruimen detritus (organisch afval van organismen) op.
Reducenten
Maken de kringloop van stoffen in een ecosysteem sluitend; breken dode resten af tot anorganische stoffen (mineralisatie), die door producenten kunnen worden opgenomen.
Biomassa
Het totale gewicht van alle organische stoffen (zonder H2O).
Bruto primaire productie (BPP)
Alle biomassa die in een ecosysteem door producenten wordt gevormd.
Netto primaire productie (NPP)
Biomassa die overblijft na dissimilatie (na energie verlies).
Successie
Een opeenvolging van verschillende plantensoorten en diersoorten in een bepaald gebied.
Pioniersecosysteem
De eerste groei op een kale plek.
Climaxecosysteem
Een stabiel ecosysteem dat het eindstadium van de successie vertegenwoordigt.
Gradiëntecosysteem
Ecosysteem met geleidelijke overgangen.
Duurzame ontwikkeling
Ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen.
Kringloopeconomie
Grondstofvoorraden worden niet uitgeput en reststoffen worden opnieuw ingezet in het proces.
Biodiversiteit
De soortenrijkdom binnen een ecosysteem.
Fotosynthese/ Koolstofassimilatie
De opbouw van glucose uit CO2 en water m.b.v. lichtenergie.
Stikstoffixatie
Het vastleggen van stikstofgas uit de lucht in bruikbare stikstofverbindingen door bacteriën.
Denitrificatie
Het omzetten van nitraat in stikstofgas door bacteriën in zuurstofarme omstandigheden.
Voedsel productie
Voedsel produceren voor de mens.
Monocultuur
Op een groot landbouwgebied wordt 1 soort gewas geteeld.
Bemesting
Het toevoegen van mineralen aan de bovenste laag van de landbouwgrond.
Eutrofiëring
Een overmatige hoeveelheid voedingsstoffen in het water, vaak veroorzaakt door uitspoeling van meststoffen.
Biobrandstoffen
Brandstoffen afkomstig uit biomassa = organisch (rest)materiaal, zoals bv hout en gft-afval.
Het broeikaseffect
Het vasthouden van warmte in de atmosfeer door broeikasgassen.