1/174
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Adaptaties
aanpassingen
adaptieve radiatie
evolutionaire diversificatie van verschillende soorten afkomstig van 1 ancestrale soort gedurende een relatief korte periode
Adaptieve zones
nieuwe ecologische omstandigheden die niet door de ancestrale soort werden bewoond (ecologische niches)
Allopatrische speciatie
soortvorming tgv een geografische scheiding van de rest van de populatie
Allopolyploïden
organisme met meerdere sets van chromosomen afkomstig van twee of meer soorten tgv hybridisatieen
Autopolyploïden
organismen die meer dan twee chromosomensets hebben afkomstig van 1 enkele soort
Allozygoot
heterozygoten & homozygoten die hun allelen niet van een gemeenschappelijke voorouder kregen
Autozygoot
Wanneer een gen homozygoot is omdat het de allelen voor dat locus van een gemeenschappelijke voorouder kreeg
Altruïsme
het vertonen van gedrag dat erop gericht is de fitness van andere individuen te verhogen ten koste van de eigen overleving en reproductief succes
Anagenetische speciatie
De accumulatie van relatief kleine, progressieve, evolutionaire veranderingen gedurende lange tijdsreeksen in 1 enkele evolutionaire lijn
Anisogamie
gameten met verschillende proporties
assortatief paren
verwijst naar het feit dat individuen hun partners selecteren op basis van welbepaalde fenotypische kenmerken
Biologisch soortconcept
volgens dit soortconcept worden soorten gedefinieerd als 1 of meerdere populaties waarvan de leden onderling reproduceren, vruchtbare nakomelingen voorbrengen en reproductief geïsoleerd is van andere soorten
Catastrofeleer
zienswijze die stelt dat elke nieuwe samenstelling van fossielen een lokale catastrofe weerspiegelt, die gevolgd wordt door kolonisatie van immigranten vanuit andere niet getroffen regio’s
Cladogenetische speciatie
een patroon waarbij twee of meer populaties van een ancestrale soort via splitsing en divergentie elk evolueren tot twee of meerdere nieuwe soorten
Common-garden experimenten
experimenten waarin individuen onder identieke omstandigheden opgekweekt worden
Continentendrift
proces waarbij de grote landmassa’s op aarde over evolutionaire tijdschalen tov elkaar bewegen
Directe fitness
genen die een individu in zijn/haar nakomelingen overdraagt
Directionele selectie
treedt op wanneer fenotypes bevoordeeld worden die zich aan 1 kant van de normaaldistributie bevinden en oorspronkelijk slechts zeldzaam voorkwamen in de populatie
Disruptieve selectie
treedt op wanneer twee of meerdere verschillende fenotypes bevoordeeld worden tov het intermediar fenotype
Eveness
relatieve aandeel van individuen van elke soort in de gemeenschap
exaptaties
evolutionaire niewigheid ontstaan via de graduele verfijining van bestaande structuren voor nieuwe functies
Extra-paar copulaties
wanneer in monogame soorten partners van beide geslachten toch deelnemen aan heimelijke paringen met andere partners dan hun sociale partner
Fylogenetisch soortconcep
volgens dit soortconcept wordt een soort gedefinieerd als de kleinst diagnoseerbare, monofyletische cluster van individuen
Fysiologie
tak in de biologie die de levensverrichtingen (zoals stofwisselingen) van organismen bestudeert
Gametische isolatie
(pre-zygotische barrère) indien copulatie ‘wel’ plaats kan vinden kunnen moleculaire en/of chemische verschillen tussen de soorten effectieve bevruchting verhinderen
Gedrags-seksuele isolatie (pre-zygotische barrière)
Verhindering van copulatie omdat de soort specifieke gedragingen verschillen
Gene flow
genetische uitwisseling
Gene pool
een reservoir dat alle allelen omvat van alle verschillende genen die in een welbepaalde populatie aanwezig zijn
gradualisme
zienswijze die stelt dat grote geologische veranderingen het cumulatieve product vormen van trage maar continue geologische processen
Gradualism model
paleontologisch evolutiemodel, verondersteld het optreden van graduele evolutie van adaptieve kenmerken binnen populaties over lange tijdsperioden. overgangsvormen zouden schaars zijn ten gevolge van onvolledigheid van fossiele gegevens en dat enkel skeletale veranderingen weerspiegeld worden
Habitat isolatie
(pre-zygotische barrière) verhindering van copulatie omdat de twee soorten in gescheiden biotopen voorkomen
Habituatie
wanneer een individu leert om herhaalde, irrelevante stimuli te negeren
Hardy-Weinberg theorema
een nulmodel, een model dat voorspelt wat zal gebeuren als er geen selectie optreedt, het theorema stelt dat de frequentie van allelen en genotypes in het genetisch reservoir van een populatie niet wijzigt tussen generaties in afwezigheid van andere krachten dan Mendeliaanse segregatie en recombinatie van allelen
Homologe kenmerken
kenmerken afgeleid van éénzelfde structuur in een gemeenschappelijke voorouder
Homoplastische kenmerken (analoge kenmerken)
kenmerken die er gelijkaardig uitzien ten gevolge van gelijkaardige functies, maar niet verwijzen naar een gemeenschappelijke voorgeschiedenis
Hybrid breakdown
wanneer een paring tussen twee F1 individuen toch leidt tot een F2 hybride, maar deze nakomelingen echter niet kunnen reproduceren
Hybridisatiezones
Gebieden waar divergerende soorten met elkaar in contact komen en met elkaar hybridiseren, meestal kleiner dan parentale populaties
Inclusieve selectie
directie fitness + indirecte fitness
Indirecte fitness
genen die een individu helpt over te dragen in de nakomelingen van zijn/haar verwanten
Indirecte selectie (Kin selectie)
type natuurlijke selectie dat inclusieve fitness verhoogt via het reproductief succes van naaste verwanten
Infanticide
het doden van de aanwezige jongen in een groep wanneer deze overgenomen wordt door een nieuw mannetje of mannetjes
Instinct
aangeboren gedrag
Inteelt depressie
een verlaging in fitness (= relatieve mogelijkheid van bepaald genotype om genetische bijdrage te leveren tot volgende generatie) wegens inteelt
Inteeltcoëfficiënt (F)
geeft de kans weer dat een willekeurig individu uit een populatie autozygoot is (0<F<1)
Lekgedrag
wanneer mannetjes op traditionele plaatsen in groepen baltsgedrag vertonen en daarbij zeer kleine territoria verdedigen tegen seksgenoten
Mechanische isolatie
pre-zygotische barrière, verhindering van copulatie omdat respectievelijke morfologische structuren niet aan elkaa aangepast zijn
Micro-evolutie
veranderingen in de allelfrequentie van een populatie tussen generaties tgv genetische drift en natuurlijke selectie
Monofyletisch
afkomstig van 1 gemeenschappelijke voorouder
Monogame soorten
soorten waarbij elk mannetje maar met 1 vrouwtje paart per voortplantingsseizoen
Morfologie
tak in de biologie die de vorm en bouw van de organismen bestudeert
Morfologisch soortconcept
volgens dit soortconcept worden soorten afgebakend aan de hand van structurele kenmerken
Mutaties
veranderingen in genen
Onderbroken evenwichtsmodel = Punctuated equilibrium model
paleontologisch evolutiemodel, verondersteld dat fossiele gegevens niet onvolledig zijn, maar dat ze de evolutiepatronen wel degelijk accuraat weergeven, volgens dit model worden lange perioden van stasis onderbroken door korte perioden van snelle speciatie
Operationele seks ratio
de ratio van mannetje tov vrouwtjes die beschikbaar is voor paring
Parental effort
de sommatie van alle parentale investeringen in alle nakomelingen die tijdens de levensloop van een individu worden gereproduceerd
Polygamie
het bevruchten van eicellen van meerdere vrouwtjes tijdens hetzelfde voortplantingsseizoen
Polygenisch kenmerk
kenmerk waarbij verschillende genen betrokken zijn bij de expressie
Polygynandrie
een paarsysteem waar verschillende mannetjes met verschillende vrouwtjes paren
Polygnie
wanneer 1 vrouwtje met verschillende mannetjes paart
Post-zygotische barrières
reproductief isolerend mechanisme na de bevruchting
Pre-zygotische barrières
reproductief isolerend mechanisme voor de bevruchting
Proximate factoren
onderliggende genetische en fysiologische processen die een bepaald gedrag veroorzaken / hoe een bepaald gedrag tot stand komt
Reactienorm van een genotype
de range van fenotypes die tot expressie kunnen komen in verschillende omgevingen
Rudimentaire structuren
niet meer tot ontwikkeling komende structuren
Seksuele selectie
type natuurlijke selectie, treedt in werking wanneer individuen variatie vertonen in hun vermogen om competitie te voeren voor partners
Stabiliserende selectie
treedt op wanneer meer intermediaire fenotypes geselecteerd worden tov meer extreme fenotypes
Sympatrische speciatie
ontstaan van een nieuwe soort binnen dezelfde geografische regio van de parentale soort, algemener bij planten
Temporele isolatie
pre-zygotische barrière, verhindering van copulatie omdat de twee soorten op verschillende momenten reproduceren
The inheritance of acquired characteristisc
het principe waarmee Lamarck stelde dat veranderingen die organismen verwezenlijken tijdens hun leven kunnen doorgegeven worden aan nakomelingen in volgende generaties
Ultimate factoren
waarom een bepaald gedrag tot stand komt
Use and disuse
principe waarmee Lamarck stelde dat intensief gebruikte lichaamsdelen groter en sterker worden, terwijl niet gebruikte delen een tegenovergestelde tendens vertonen
Verwantschapscoëfficiënt ( r )
de kans dat twee individuen hetzelfde allel van een gemeenschappelijke voorouder overerven, r = 0,5 tussen een ouder en een nakomeling
Populatie densiteit
het aantal individuen per oppervlakte- of volume-eenheid
Cascade-effecten
secundaire extincties als gevolg van primaire extincties
Declining population paradigma
denkrichting die aandacht besteed aan manieren om patronen van populatie-afnames te detecteren, diagnoseren en remediëren (natuurbeheer)
Demografische stochasticiteit
Groot onderliggend mechanisme van populatie-afname, weerspiegelt random variatie in geboorte- en sterfteratio’s die door kanseffecten tot extinctie kan leiden
Densiteitsafhankelijke populatieregulatie
regulatie die optreedt wanneer de sterkte van het regulerende effect van een omgevingsparameter afhangt van de densiteit van de populatie
Densiteitsonafhankelijke populatieregulatie
regulatie die optreedt wanneer de sterkte van het regulerende effect van een omgevingsparameter niet afhangt van de densiteit van de populatie
Deterministisch
geen toeval, de gevolgen kunnen afgeleid worden uit de oorzaken
Dispersie
beweging van individuen tussen verschillende populaties
Draagkracht (K)
theoretische maximale populatiewaarde
Ecologisch specialisatiemodel
hypothese die stelt dat generalisten meer algemeen en wijdverbreid zullen zijn
Exponentiële populatiegroei
populatiegroei die wordt uitgezet in een typische J-vormige curve
Fecunditeit
de potentiële capaciteit om nakomelingen te produceren
Geaggregeerde distributie = clumped, aggregated, patchy
het meest algemeen ruimtelijk distributiepatroon die onstaat wanneer individuen geconcentreerd zijn in welbepaalde delen van de habitat
Generalisten
soorten die een brede waaier aan hulpbronnen kunnen exploiteren
Genetische stochasticiteit
groot onderliggend mechanisme van populatie-afname, aangezien evolutie niet kan optreden in afwezigheid van genetische variatie, kan het verlies aan genetische variabiliteit aanleiding geven tot extinctie
Groeiratio (=r)
ratio van verandering in aantal individuen van een populatie
Ideal free distribution
wanneer individuen zich volledig vrij kunnen bewegen tussen verschillende habitats
Intrinsieke groeiratio (=rmax)
maximum ratio waarmee een populatie kan toenemen onder ideale omstandigheden, dwz wanneer hulpbronnen niet limiterend zijn en de initiële densiteit laag is
Iteropaar = Iteroparous
Soorten die zich herhaaldelijk voortplanten tijdens hun levenscyclus
Key factor analyse
een benadering om de dynamiek van natuurlijke populaties te bestuderen, onderliggende oorzaken van veranderingen in populatiegrootte worden geanalyseerd via het opstellen van levenstabellen en een retrospectieve analyse van jaarlijkse veranderingen in mortaliteit en reproductie
K-geselecteerde soorten
soorten waarbij vooral levenskenmerken worden aangetroffen die de kans op overleving maximaliseren in een omgeving waarbij het aantal individuen van een populatie zicht dicht bij de draagkracht (K) bevindt
Levins metapopulatie model
Model van metapopulatiedynamiek dat toelaat welke proportie van alle habitatvlekken bezet is op een welbepaald tijdstip als vergelijking van de kansen op extinctie en kolonisatie
Levins metapopulatie model
het beschrijft een oneindig aantal habitatvlekken die elk al dan niet een lokale populatie van het beschouwde studieorganisme bevatten, elke afzonderlijke populatie wordt bijgevolg gekarakteriseerd door 1 van volgende toestanden: evenwicht (N=K) of uitgestorven (N=0)
Limiterende factor
een factor die een verandering in gemiddelde of evenwichtsdensiteit veroorzaakt
Logistische populatiegroei
populatiegroei die wordt uitgezet met een curve waarbij r evolueert naar 0, weergegeven door een S-vorm
Lokaal populatiemodel
model waarin populaties ruimtelijk opgedeeld zijn in kleine, discrete deelpopulaties die onderling met elkaar verbonden zijn via uitwisseling van individuen
Mainland-island model
complexer metapopulatiemodel waarin de kans op uitsterven van de populatie in het vasteland vrijwel wordt gereduceerd tot 0, en de kans op kolonisatie niet langer toeneemt met het aantal bezette habitatplekken, daar zo goed als alle immigranten afkomstig zijn van het vasteland