1/294
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Kwalitatief interview
Een vorm van informatieverzameling, kan zowel ongestructureerd (alleen het onderwerp), als semigestructureerd (onderwerp + eerste vraag).
Face to face interview
Je kan goed zien hoe iemand reageert, tijdrovend, maar grote opbrengst.
Online interview
Kleine tijdsinvestering, gemis van informatie, gebrek aan controle (zorgen dat de ruimte passend is), instabiele internetverbinding.
Go-along
Langere tijd met respondent doorbrengt (dagdeel). Je loopt mee met de respondent, een ommetje lopen of op stap met de werkzaamheden; dynamischer, informatief op meerdere wijzen, lastig om te managen (lastig om op te schrijven, aantekeningen maken, of je komt een bekende of hond tegen, afgeleid).
Etnografisch onderzoek
Meerdere dagen meelopen in een samenleving
Vraag-antwoord model
Als wij een vraag stellen gebeurt er veel bij een respondent. Ze moeten het begrijpen (comprehension) -> ze moeten nadenken over het antwoord en het ophalen van informatie (retrieval) -> ze moeten selecteren van alle relevante informatie (judgement) -> wat wil ik delen en dus het verbaliseren van antwoorden (response).
Rapport opbouwen (vertrouwen)
Je moet zorgen dat de respondent zich op gemak voelt om een eerlijk en relevant response te krijgen. Je faciliteert dit door vragen te stellen en te motiveren. Je wil een rapport opbouwen maar de respondent moet niet denken dat er een relatie vormt buiten interviewer en respondent.
Onderdelen van een interview
- Stage 1: aankomst en introductie; je kan het hier verpesten door niet professioneel op te stellen door zaakjes niet op orde te hebben, hierdoor gaan ze geen persoonlijke informatie delen, dus je moet voorbereid zijn, op tijd zijn etc.
- Stage 2: introductie onderzoek; je maakt de switch naar het interview, hoe gaat een interview, consent, wat er wordt verwacht. ruimte voor vragen
- Stage 3: begin van interview; je moet gaan opbouwen. Van gezellig praten naar interview, dus je wordt een interviewer. Je moet in de flow komen en dus niet een lijst met vragen afgaan zoals leeftijd en woonplaats maar eerder (kan je eens wat over jezelf vertellen).
- Stage 4: tijdens het interview; de eigenlijke vragen waar je benieuwd naar bent. Volledig in de top van focus.
- Stage 5: einde interview; geen abrupt einde, dus je brengt respondent terug naar dagelijks niveau als stage 2/3. Weer vragen stellen die minder relevant zijn voor onderzoek en juist makkelijk zijn. Ook kruipen uit rol van interviewer.
- Stage 6: na het interview; nababbelen en afscheid nemen. -> doorknob effect; op het moment dat je een sessie hebt gehad en ze hun hand op de deurklink leggen benoemen ze iets heftigst. Op het moment dat de spanning er af is kan iemand nog met nieuwe informatie komen. tip: stap 5 oprekken zodat er minder kans is dat er veel informatie komt.
Doel van interviews
Begrijpen van ervaringen en daardoor kan een interview erg nuttig want je kijkt naar ervaringen en individuele visies.
Kwaliteit van interview
- Betrouwbaarheid (reliability): Verloop van interview hangt af van de interviewer, Interviewer moet zich bewust zijn van eigen rol.
- Validiteit (validity): Interviewer kan doorvragen om er achter te komen wat de respondent echt bedoelt. Interviewer moet zich bewust zijn van non-verbale signalen van de respondent. Deze geven informatie over hoe zeker of eerlijk de respondent is over het gegeven antwoord. Belang van verstandhouding (rapport)
Focusgroep
Focusgroep wil je dat de respondenten samen in gesprek gaan en de moderator puur het gesprek bijstuurt, dus geen groep interview. Ze praten met elkaar. De data wordt gegenereerd door interactie, daar ben je geïnteresseerd naar. De mensen kunnen elkaar uitdagen en aanvullen. De participanten luisteren naar elkaar en denken na over hun eigen standpunt
Samenstelling van focusgroep
Heterogeen; andere kenmerken vs homogeen; dezelfde kenmerken -> kunnen plaatsvinden op verschillende niveau. Je kan voor vreemden, bekenden of bestaande groepen kiezen. Groepsgrootte: tussen 4-10 afhankelijk van het onderwerp, sensitiviteit en complexiteit, breedte en diepte discussie en populatie van betrokken onderzoek.
Fasen van samenwerking
- Forming: bij elkaar komen en schijnbaar zitten we samen in een groep met een doel; samen een project maken.
- Storming: er vormen conflicten
- Norming: de groep werkt niet optimaal en is op zoek naar regels en worden impliciet of expliciet opgesteld. (steek je je hand op, wie is de baas).
- Performing: aan de slag met de vragen, het onderzoek. Soms loopt deze fase weer tot conflicten.
- Adjourning: de deadline is gehaald, alles is besproken, en de groep stopt.
Fasen van focusgroep
1. Introductie en basisregels; vaststellen zit bij fase storming en norming.
2. Individuele introducties
3. Openingstopic -> kijken of de groep al klaar is voor de performingsface en kan je doorgaan naar
4. De discussie
5. Afronging en discussie
Two way focusgroep
De groep in 2 delen, de helft is groep a en de andere helft groep b. eerst mag groep a discusseren en daarna mag groep b. het geeft men tijd om na te denken, ook stillere mensen kunnen aan woord komen door het maken van aantekeningen.
Dual moderator focusgroep
Twee moderatoren met verschillende functies
Dueling moderator focusgroep
2 moderatoren die het voortouw kunnen nemen in discussie door zelf de norming te laten zien door te performen, maar niet te veel inhoudelijk discussiëren.
Respondent moderator focusgroep
Respondenten krijgen zelf de opdracht om de discussie te laten verlopen.
Online focusgroep
1. Chat room; tegelijkertijd in een chat (gebrekkige verbinding, afleiding).
2. Bulletin board; een soort forum/discussie board over de dagen/weken de discussie kunnen plaatsen (verschillende tijdzones).
Doel van focusgroep
Welke rol speelt een onderwerp in de levens van de respondenten. Onderling weten ze wat waar is en elkaar daardoor uitdagen. Ze kijken vanuit verschillende hoeken naar het onderwerp.
Kwaliteit van focusgroep
- Betrouwbaarheid (reliability): Verloop van gesprek hangt af van de moderator en de deelnemers. Moderator moet zich hier bewust van zijn.
- Validiteit (validity): Moderator kan doorvragen om er achter te komen wat de respondenten echt bedoelen. Moderator moet zich bewust zijn van non-verbale signalen van de respondenten. Belang van verstandhouding!
Eliciteren
Antwoorden kunnen uitlokken om te zorgen dat het interview goed verloopt.
Probes
(elicitatiemethode) Manier om resprondent duidelijk te maken dat je meer wil weten: stiltes; mensen gaan daardoor meer informatie geven. Of een ongerichte aanmoediging: eheuh, yes, ok. Je kunt ook expliciet vragen 'kun je me er iets meer over vertellen'. Vragen naar uitleg. Reflecteren, interpreteren en samenvatten. Een probe gaat door op het onderwerp.
Prompt
Een prompt gaat door op een nieuw onderwerp. Als het voor jou oke is, wil ik graag praten over Y.
Eliciterende materialen
- Vignetten; kort verhaal -> verplaats je eens, wat zou jij doen
- Bestaande data; bv anzichtkaarten en daar tussen kiezen, koppelen van verhaal aan data
- Gemaakte data
- Foto eliciratatie
Topic list
Outline van hoofdvragen, subonderwerpen en prompts. Biedt mate van consistentie in data-verzameling. Flexibiliteit om in te gaan op individuele details.
Scope creep
Ongewild verleggen van focus in een interview.
Observaties
- Participerend (klassiek etnografisch) vs. niet-participerend: bestudeerd de onderzoeken mensen van buitenaf (niet-participerend) of wordt die zelf deel (participerend)?
- Verhuld vs. onverhuld: weten de mensen dat ze geobserveerd worden (onverhuld) op niet (verhuld)?
- Systematisch vs. niet-systematisch: zijn de fenomenen waar naar gekeken wordt van te voren vastgesteld (systematisch), of niet (niet-systematisch)?
4 typen observers
1. Complete participant
2. Participant observer
3. Observer
4. Covert observer
Complete participant
Hierbij gaat onderzoeker undercover en houdt zijn identiteit geheim. Dit zorgt voor fear of going native en cognitive dissonance; onderzoeker krijgt twee tegenstrijdige overtuigingen.
Participant observer
De onderzoeker verteld enkelen over zijn ware identiteit, kan zorgen voor reactiviteit.
Observer
Stelt mensen op de hoogte van observatie maar doet zelf niet mee, kan leiden tot misinterpretaties.
Covert observer
Onderzoeker vertelt niet aan mensen dat ze geobserveerd worden, hij kan opgaan in de menigte.
Reactiviteit
Gevaar van observatie waarbij mensen zich anders gedragen en reageren omdat er een onderzoeker is. Is een overkoepelend concept dat elke gedragsverandering door observatie omvat.
Hawthorne effect
Een specifiek soort reactiviteit waarbij mensen beter presteren omdat ze zich geobserveerd voelen.
Naturalisatie
Mensen vergeten dat er een onderzoeker is en vallen weer in normale praktijken.
Going native
Je wordt zo deel van de samenleving en je kan niet meer losstaan van de groep en dus niet met helicopter view kan kijken.
Fixed positions
Eigenschappen van een onderzoeker zoals een bepaalde lengte, leeftijd en mensen dus een oordeel hebben. Je kan niet in elke groep worden opgenomen als een van hen.
Subjective positions
Zijn veranderbaarder, je kijkt op een bepaalde manier. De manier waarop je naar een onderwerp kijkt kan gekleurd zijn.
Primary observations
Dag, tijd, locatie, actoren en gebeurtenissen
Secundary observations
Opmerkingen over gedane observaties door anderen. Andere onderzoekers observeren dingen op basis van jouw observaties
Experiental data
Over eigen gevoelens, emoties en reflecties
Circumstancial & background data
Over de organisatie en (niet direct observeerbare) normen.
Doel van observaties
Onderzoek naar gewoontes en gedrag in een populaties.
Bestaande data
Data die is ontwikkeld zonder de interventie van de onderzoekers.
Publieke data
Jaarraporten, websites, social media, magazines, tv, met toestemming: archieven, notulen van vergaderingen
Privé data
Dagboeken, fotoboeken
Manifeste inhoud van bestaande data
Beschrijvende zichtbare inhoud bv. Aantal maal woord X in de krant.
Latente inhoud van bestaande data
Onderliggende betekenissen, thema's of structuren in de data. Interpretatie van inhoud.
Doel van bestaande data
Je kan macro-sociale fenomenen onderzoeken. (zwarte pieten discussie die door iemand van VN is bekritiseerd) meer overkoepelend idee over vormen.je kan historisch onderzoek doen wat nu niet meer mogelijk is. Ook societal blind spots onderzoeken die personen en samenlevingen zelf niet kunnen zien.
Kwaliteit van bestaande data
- Betrouwbaarheid (reliability): Vinden twee verschillende onderzoekers wel dezelfde bestaande gegevens?
- Validiteit (validity): Is het materiaal wel geschikt voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag? Komen gehanteerde definities overeen? Is het materiaal wel volledig? Reactiviteit is nu geen probleem!
Motief voor triangulatie
Je krijgt bijvoorbeeld een sociaal wenselijk antwoord dus je wil misschien ook observeren
Datatriangulatie
Wel dezelfde methode maar andere manier, dus twee keer een interview maar met verschillende steekproeven.
Methodetriangulatie
Twee verschillende soorten kwalitatieve data methoden
Onderzoekertriangulatie
Meerdere onderzoekers betrekken bij hetzelfde aspect van een onderzoek, dus meerdere onderzoekers doen bijvoorbeeld data verkrijgen of data analyse.
Theorietriangulatie
Verschillende theoretische kaders tegen elkaar wegzetten, dus verschillende theoretische verklaringen en kijken of de resultaten zich kunnen verhouden binnen de kaders.
Mixed methods
Combinatie van kwalitatief en kwantitatieve onderzoeksmethode.
Inductieve data-analyse
vanuit data, opvattingen en observaties ga je theorieën maken, de data moet nog codes leveren.
Deductieve data-analyse
Je leest over een theorie en je gaat die testen.
Bij deductief heb je al codes gegenereerd uit een theoretisch kader, je geeft aan klopt dat?
Decoding
Een stap van coderen waarbij er wordt ontdekt wat er bedoelt wordt, wat is er aan de hand.
Encoding
De stap van coderen waarbij er een label wordt gegeven.
Attribute codes
Markeren achtergrond of demografische informatie.
Analytic codes
Betekenis van specifieke stukken tekst, deels op basis van literatuur, deels vanuit verzamelde data.
Index codes
Beslaan grote delen data en noteren brede topics.
Abductief proces
Je duikt het veld in, verkenning data -> verzoeken daar naar een logische verklaring -> verifiëren met nieuwe data, klopt het? -> nieuwe theorie opstellen Dus een iteratief proces; het herhaald zichzelf. Het is deels inductief; verkenning data en daarna deductief; verifiëren met nieuwe data. Uiteindelijk is de hele werkwijze inductief maar volgt wel een deductief proces.
Grounded theory
Glaser en Strauss wouden een manier opschrijven hoe je goed kwalitatief onderzoek doet -> een theorie moet volledig ondersteund worden met data. Glaser benadrukte daarna dat je inductief bezig moet zijn want dan ga je er zonder mening in. Strauss legde juist de nadruk op dat je juist literatuur moet gebruiken en niet onbeschreven het veld in gaan en dus je voorkennis gebruiken. Wij volgen vooral het abductieve van Strauss.
Sensitizing concepts
Je gaat de literatuur in om je te verkennen naar mogelijke antwoorden, de concepten die daar naar voren komen vormen sensitizing concepts. Tijdens je data verzameling of analyse kan je opletten als iemand die concepten gebruikt. Je kan zo dingen met elkaar verbinden. Ze zijn erg breed en abstract bv bij vluchtelingen; isolement. Daardoor ook lastig om te gebruiken. Om ze bruikbaarder te maken kan je priori codes maken; concrete specifieke uitingen van zon sensitizing concept. Isolement -> heimwee, alleen voelen
Fasen van inductieve analyse via GT
1. Open coderen, een overzicht creëren.
2. Axiaal coderen, bouwstenen maken.
3. Selectief coderen, een theoretisch model opbouwen
Open coderen
Doelen zijn data reductie, overzicht creëren en topics identificeren in de tekst. Werkzijze: open codes creëren, structuur vermijden. Je gaat al ideeën hebben over hoe het model eruit moet zien maar dat ga je actief vermijden, om zo open mogelijk te blijven -> dat is grounded theory. Werkwijze van open codes creëren: 1. Data doornemen 2. Fragmenten identificeren; a. inhoudelijke betekenis, b. relevant bij onderzoeksvraag 3. Fragmenten afbakenen a. betekenisvol geheel 4. Naam geven aan fragment a. op basis van literatuur b. eerder gemaakte labels 5. Kwaliteit codeboom waarborgen a. hernoemen codes; misschien andere betekenis b. samenvoegen synoniemen c. eventueel herindelen fragmenten. Je kan hier gebruik maken van onderzoeker triangulatie: vanuit twee verschillende invalshoeken, onderzoekers kijk je naar dezelfde data en dezelfde codes maken. Als je dezelfde betekenissen en opvattingen krijgt heb je inter-rater betrouwbaarheid. De drie C's: 1. Context: bepalen of het fragment een betekenisvolg geheel is. 2. Content: vang de inhoud, zorg dat de open code dekt wat de respondent bedoelt (en niet vertelt wat het algemene onderwerp is). 3. Coverage: zorg dat elk aspect van een fragment gedekt is met de code, creëern meerdere codes voor een fragment als dat nodig is.
Axiaal coderen
Nu wordt constant comparison belangrijk, je moet constant vergelijken waardoor je de laatste data bepalend laat zijn. Je vergelijkt; codes met oude data, defenities met codes, definities met oude data, codes met memo's, definities met memo's, thema's met literatuur, thema's met memo's, en memo's met ruwe data. Valkuil: laatste data is bepalend; stel je kiest er voor om nog 2 focusgroepen te doen dat je bepaald op wat daar uit komt. Je moet dus blijven vergelijken. Bij axiaal coderen is het doel structureren, overkoepelende thema's identificeren en thema's definiëren. De werkwijze: hoofd- en subcodes maken en structuur aanbrengen aan codeboom: 1. Structuur aanbrengena. Lagen van hoods- en subcodes identificeren 2. Definitie formuleren bij elke overkoepelende code. -> thema's -> axiale hoofd-codes, subthema -> axiale sub-code.
Selectief coderen
Het doel is om een model te bouwen en de onderzoeksvraag te beantwoorden, werkwijze: data vanuit veel invalshoeken benaderen om zo de puzzel op te lossen. 1. Overkoepelend verhaal vinden a. hoofdthema's identificeren b. kernboodschap formuleren c. thema's linken aan elkaar en een patroon ontdekken d. perspectief respondenten representeren. 2. Verklarend theoretisch model bouwen a. onderzoeksvraag beantwoorden staat centraal.
Theoretische saturatie
Wanneer nieuwe toegevoegde data geen nieuwe informatie meer geeft.
- Bij open coderen -> nieuwe data -> geen nieuwe codes nodig.
- Bij axiaal coderen -> nieuwe data -> geen aanscherping in definities.
- Bij selectief coderen -> nieuwe data -> geen gevolgen voor beschreven relaties.idealiter in elk onderdeel saturatie bereiken
Theoretical sampling
Onderzoekers bedenken vooraf niet een steekproef maar op basis van voorlopige bevindingen selecteren ze nieuwe cases. Vaak doelgericht. Iteratief proces, meerdere fases van data-verzameling, daarbij theoretical sampling.
Negative cases
Gevallen die niet overeenkomen met verwachte patronen binnen een onderzoek. Hopelijk kun je een goede verklaring vinden voor de uitschieter.
categoriesatiematrix
Een manier van deductieve data-analyse. Fasen:
1. Creëer categorisatiematrix
2. Verzamelen data
3. Codeer
Pas matrix toe op data
Label niet passende data -> wat te doen met de niet passende data? Optie 1: inductief; creëer nieuwe thema's.
4. Bepaal fit van data-matrix
5. Verken onderliggende (latente) bevindingen: op zoek naar diepere betekenis of verbindingen, verder dan enkel tellen.
Rigor
De kwaliteit van het onderzoek
Credibility (interne validiteit)
De resultaten zijn een logische verklaring voor wat we aan het onderzoeken zijn, het is aannemelijk/plausibel.
Dependability (betrouwbaarheid)
Resultaten zijn stabiel tussen onderzoekers, dagen tijd, of plek. Ze zijn stabiel door dat soort veranderingen heen -> Niet te hoge afhankelijkheid van bepaalde factoren.
Confirmability (objectiviteit)
Niet beïnvloed door de onderzoeker: onderzoeker mag niet sturen naar antwoorden die ze al vermoedden, niet naar bevestiging zoeken in het onderzoek.
Transferability (externe validiteit)
Geen onderzoek naar een klein onderwerp in een klein plaatsje, dus in een bredere context, populatie toepasbaar zijn.
Credibility verzekeren
- Veel data te verzamelen
- Data triangulatie
- Prolonged engagement
- Persistent observation
- Member check
- Inbedden in de literatuur: meer support voor je eigen theoretische kader
Prolonged engagement
Meer tijd doorbrengen met een respondent, verder vragen om een verbeterd beeld te krijgen.
Member check
Terug naar leden van steekproef/onderzoekspopulatie -> heb je nog opmerkingen?
Dependability verzekeren
- Audit trail
- Overlappende methoden - methode triangulatie/Onderzoeker triangulatie
Audit trail
Het vastleggen van elke stap/keuze in het onderzoeksproces, je maakt inzichtelijk welke afwegingen je hebt gemaakt. want kwalitatief onderzoek vereist veel tijd en keuzes. Belangrijk om goede memo's op te stellen. Je legt er geen data vast
Confirmability verzekeren
- Audit trail
- Reflexiviteit
Transferability verzekeren
- Thick description
Thick description
Veel details te vragen aan respondenten, holistisch onderzoek doen. Cruciale kenmerken van respondenten, wat maakt dat zij het proces doorlopen.
empirische transferability
Kan je de resultaten naar een andere situatie vertalen.
Theoretische transferability
Passen de resultaten bij de bestaande literatuur en theorieën.
Kenmerken van etnografisch onderzoek
- Past bij culturele antropologie
- Onderzoek in levenswereld van de onderwerpen; zo een emic (insider) point of view -> going native. Je dompelt jezelf weken lang onder in een samenleving
- Per definitie methode triangulatie; participerende observatie, interviews, focus groep/bestaande data.
Gate keepers
Ze kunnen toegang ontzeggen of verlenen voor bepaalde onderdelen van je studie. Bv een kerkhouder die zegt; ik wil je niet meer langer bij de kerkdiensten hebben.
Key informants
Sleutelrol vervullen in je studie, zoals iemand met veel aanzien of veel rollen heeft, ze kunnen je veel vertellen omdat ze veel inzicht hebben in wat er allemaal gebeurd, bv breed netwerk. Ze hebben geen verdere macht dan zeggen ik ga je geen informatie geven en je dus niet perse kan uitsluiten van het onderzoek.
'kwalitatief onderzoek is niet betrouwbaar'
- Betrouwbaarheid betref consisstentie -> data niveau; antwoorden van respondenten stabiel of onderzoeksniveau; data stabiel over verschillende onderzoeken
- Kwalitatieve dataverzameling is onderzoeker-afhankelijk
- Lastig hard te maken in kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek betrouwbaar maken
- Topic list
- Database; uitgewerkte data, data analyse en memo's -> je kan zien dat het onderzoek consistent is.
'Kwalitatief onderzoek is niet valide'
Praten met mensen is niet de juiste manier.
- Validiteit betreft juistheid
- Kritiek op data-verzameling in kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek valide maken
- Methode-triangulatie
- Thick description -> we hebben wel gemeten wat we willen meten
Checklist voor rigor
- Zorgt ervoor dat het voeldoet aan validiteit en betrouwbaarheid
- Bevat punten nodig voor 'goed' onderzoek
- Expliciete beoordeling
- Gewogen beoordeling
Gevaren van rigor checklist
- Ok stempel
- Procedueel afdoende betekent niet perse niet relevant. Niet alles van de checklist is van toepassing op jouw onderzoek
- Elementen forceren op onderzoek
- Niet altijd gelijk aan beoordeling expert/peer
Reflexiviteit
Het idee dat je kijkt naar waar komen resultaten vandaan, Waar komen resultaten vandaan?