Neuropsychologie – Hoofdstuk 8: Taal

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/49

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Een set Nederlandstalige vocabulaire-flashcards met de belangrijkste begrippen uit Hoofdstuk 8 (Taal) van de cursus Neuropsychologie en Psychofarmacologie.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

50 Terms

1
New cards

Structuralisme

20e-eeuwse stroming in de taalkunde waarin de combinatie van linguïstiek en psychologie centraal stond; maakte onderscheid tussen taal en spraak.

2
New cards

Ferdinand de Saussure

Taalkundige die als eerste onderscheid maakte tussen ‘la langue’, ‘la parole’ en ‘la langage’.

3
New cards

La langue

Het taalsysteem met concepten (signifié) en klanken (signifiant) die samen het talige symbool (‘signe’) vormen.

4
New cards

La parole

Het fysiologische proces van het articuleren van concepten via klankeenheden in het spraakkanaal.

5
New cards

La langage

Het algemene, menselijke taalvermogen.

6
New cards

Generatieve linguïstiek

Door Noam Chomsky ontwikkelde theorie die taal beschrijft via diepte- en oppervlaktestructuren en uitgaat van een aangeboren universele grammatica.

7
New cards

Dieptestructuur

Onderliggende syntactische vorm waarin de betekenis van een zin gecodeerd ligt.

8
New cards

Oppervlaktestructuur

De uiteindelijke vorm waarin een zin wordt uitgesproken of opgeschreven.

9
New cards

Universele grammatica (UG)

Aangeboren set grammaticale principes; input bepaalt welke regels voor een specifieke taal geactiveerd worden.

10
New cards

1-woordfase

Ontwikkelingsfase (±10–14 mnd) waarin kinderen enkel losse woorden produceren.

11
New cards

Telegramstijlfase

Fase (±1,5–2 jr) waarin kinderen korte, functiewoorden­arme zinnetjes gebruiken.

12
New cards

Differentiatiefase

Periode waarin kindertaal steeds complexer wordt en richting volwassentaal evolueert.

13
New cards

Linguïstische modaliteiten

De manieren waarop taal gebruikt wordt: spreken, begrijpen, lezen en schrijven.

14
New cards

Psycholinguistische blauwdruk van Levelt

Model dat taalverwerking opdeelt in niveaus: semantiek, fonologie, morfologie, syntaxis en pragmatiek.

15
New cards

Semantiek

Betekenisleer; beschrijft hoe woorden en zinnen concepten uitdrukken.

16
New cards

Fonologie

Klankleer; bestudeert de abstracte klankeenheden (fonemen) van een taal.

17
New cards

Morfologie

Leer van woordstructuur; onderzoekt morfemen en woordvorming.

18
New cards

Syntaxis

Zinsleer; regels voor het combineren van woorden tot zinnen.

19
New cards

Pragmatiek

Relatie tussen taaluitingen en de communicatieve context waarin ze voorkomen.

20
New cards

Mentaal lexicon

Interne ‘woordenbibliotheek’ waarin kennis over woorden (vorm, betekenis, grammatica) is opgeslagen.

21
New cards

Lexicale eenheid (lemma)

Item in het mentale lexicon met grammaticale en semantische informatie over een woord.

22
New cards

Spoonerisme

Verspreking waarbij beginfonemen of lettergrepen van woorden omgewisseld worden (bv. ‘doden aan de zijk’).

23
New cards

Conceptualisator

Eerste component in spraakproductie die de preverbale boodschap voorbereidt.

24
New cards

Formulator

Component die grammaticale en fonologische informatie selecteert en interne spraak opbouwt.

25
New cards

Articulator

Motorisch systeem dat interne spraak uitspreekt; snelste discrete motorische activiteit van de mens.

26
New cards

Afasie

Verworven taalstoornis door hersenletsel die spreken, begrijpen, lezen en/of schrijven aantast.

27
New cards

Afasie van Broca

Niet-vloeiende, agrammaticale spraak (‘telegramstijl’) met relatief behoud van begrip voor korte zinnen.

28
New cards

Afasie van Wernicke

Vloeiende maar semantisch verstoorde spraak met neologismen en ernstig begrip­sverlies.

29
New cards

Conductieafasie

Vloeiende spraak met fonologische fouten; nazeggen ernstig gestoord, begrip redelijk intact.

30
New cards

Transcorticale sensorische afasie

Vloeiende spraak met slecht begrip; nazeggen opvallend intact.

31
New cards

Transcorticale motorische afasie

Niet-vloeiende spraak met goed begrip; nazeggen intact, spontaan spreken moeilijk.

32
New cards

Amnestische afasie

Vloeiende spraak met woordvindproblemen, circumlocuties en intact begrip.

33
New cards

Globale afasie

Ernstige stoornis waarbij zowel spraakproductie als begrip zwaar aangedaan zijn.

34
New cards

Dysartrie

Motorische spraakstoornis door uitval van articulatiespieren; leidt tot onduidelijke uitspraak.

35
New cards

Spraakapraxie

Stoornis in programmering van articulatiebewegingen bij intacte spieren; problemen vooral bij wisselende patronen.

36
New cards

Transparante spelling

Spelling waarin één grafeem vrijwel altijd één uitspraak heeft (bv. Italiaans).

37
New cards

Niet-transparante spelling

Spelling met veel variaties in uitspraak per grafeem (bv. Engels).

38
New cards

Dyslexie

Leesstoornis die verschillende vormen kan aannemen (oppervlakte, fonologisch, diep, perifeer, neglect, aandacht).

39
New cards

Agrafie

Schrijfstoornis analoog aan de typen dyslexie, maar dan voor schrijven.

40
New cards

Oppervlaktedyslexie

Leesstoornis waarbij onregelmatig gespelde woorden fout worden uitgesproken door regularisatie.

41
New cards

Fonologische dyslexie

Probleem met het lezen van pseudowoorden door gestoorde grafeem-foneem­omzetting.

42
New cards

Diepe dyslexie

Stoornis met semantische leesfouten (bv. ‘hond’ lezen als ‘kat’).

43
New cards

Perifere dyslexie

Leesmoeilijkheden op letter- of klankniveau, vaak evident bij lange woorden (lengte-effect).

44
New cards

Neglect dyslexie

Onvermogen om grafemen aan begin of einde van een woord te identificeren.

45
New cards

Aandachtdyslexie

Moeite om letters te benoemen wanneer meerdere tegelijk worden aangeboden.

46
New cards

Fasciculus arcuatus

Wittestofbaan die frontale en temporale taalgebieden verbindt; letsel leidt vaak tot conductieafasie.

47
New cards

Wernicke-Lichtheim model

Klassiek model met drie kerngebieden (Broca, Wernicke, fasciculus arcuatus) en hun rol in productie, begrip en nazeggen.

48
New cards

Directe route (visueel inputlexicon)

Leesmethode waarbij geschreven woorden direct via een visuele woordvorm toegang krijgen tot betekenis.

49
New cards

Indirecte route (foneem-grafeemomzetting)

Leesmethode waarbij letters naar fonemen worden omgezet; essentieel voor het lezen van onbekende of pseudowoorden.

50
New cards

Dynamische afasie

Stoornis gekenmerkt door moeite met initiëren van spraak terwijl begrip en nazeggen intact zijn; defect in overgang van innerlijke naar lineaire spraak.